RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/950521-12
Uitspraak d.d.: 5 februari 2013
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1971],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg te Arnhem.
Raadslieden: mrs. Zeegers, advocaat te Doetinchem, en Kloppenberg, advocaat te Drempt.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 12 oktober 2012 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van in totaal ongeveer 9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2012 tot en met 12 oktober 2012 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op of omstreeks 12 oktober 2012 te Winterswijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 522 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
hij op of omstreeks 1 oktober 2011 tot en met 12 oktober 2012, te Winterswijk, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedrag(en) en/of een personenauto
(merk BMW, kenteken [kenteken]), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten die/dat geldbedrag(en) en/of die personenauto, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Sinds 2006 heeft de politie Winterswijk jaarlijks één of meerdere processen-verbaal van de regionale criminele inlichtingeneenheid, dan wel MM-meldingen, ontvangen met betrekking tot het dealen van harddrugs door verdachte. Naar aanleiding hiervan werd op 4 juli 2012 een opsporingsonderzoek gestart onder de naam "Murik". Verdachte is vervolgens geobserveerd, er is een telefoontap aangesloten op de handelstelefoon van verdachte en enkele mogelijke afnemers van verdachte zijn aangehouden. Op 12 oktober 2012 is verdachte aangehouden en is zijn woning doorzocht.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het aan de verdachte onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft deze feiten bekend.
Voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de te bewijzen periode korter is dan tenlastegelegd.
Met betrekking tot het onder 5 tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de eigendom van de BMW-personenauto toebehoort aan de zoon van verdachte en ook volledig is betaald door de zoon. Ook het geldbedrag van € 1.315,00, welk bedrag is aangetroffen in een tupperware bakje in de keuken van de woning van verdachte en in een oude portemonnee, behoort toe aan de zoon van verdachte. Van deze twee onderdelen van het onder 5 ten laste gelegde feit dient verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is in die zin een bekennende verdachte dat hij ter terechtzitting heeft bekend dat hij cocaïne heeft gedeald, echter is de periode van dealen aanzienlijk korter dan tenlastegelegd, aldus verdachte.
Getuige [getuige 1]2 heeft verklaard dat hij sinds twee à drie jaar onregelmatig harddrugs, cocaïne, bij verdachte koopt. De ene keer is dit een gram in de week, de andere keer een gram in de maand. Dit ligt aan zijn uitgaanspatroon en aan zijn financiële omstandigheden. Hij heeft verklaard dat hij gemiddeld twee keer in de maand een gram cocaïne van verdachte koopt sinds twee à drie jaar.
Getuige [getuige 2]3 heeft verklaard dat hij al ongeveer drie jaar cocaïne haalt bij verdachte.
Getuige [getuige 3]4 heeft verklaard dat hij sinds ruim een jaar (de rechtbank begrijpt: ruim een jaar voor 24 oktober 2011) cocaïne ontvangt van verdachte. Hij kocht gemiddeld een keer in de twee maanden een gram cocaïne bij verdachte.
Ook getuige [getuige 4]5 heeft verklaard dat hij elke drie tot vier weken cocaïne bij verdachte heeft gekocht. Hij heeft verdachte ongeveer een jaar geleden leren kennen.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs. Voor wat betreft de periode daarvan merkt de rechtbank op dat uit het dossier kan worden afgeleid dat de door de verdachte gepleegde handelingen in de gehele tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden. Uit de diverse getuigenverklaringen komt naar voren dat er afnemers zijn gehoord die voor een kortere periode harddrugs hebben afgenomen bij verdachte, maar dat anderen dit voor een langere periode hebben gedaan. Dat ook afnemers zijn gehoord die kortere tijd klant van verdachte zijn geweest, doet - anders dan door de raadsman betoogd - niets af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de hierboven bij naam genoemde getuigen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van bevindingen inzake fouillering6;
- een proces-verbaal opiumwet7.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- een proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5]8;
- een proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6]9.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- een proces-verbaal van bevindingen10.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het geld dat hij bij zijn aanhouding voorhanden had11 van misdrijf afkomstig was. De officier van justitie heeft alleen ten aanzien van dit bedrag een veroordeling voor witwassen geëist. De rechtbank overweegt echter dat het enkel voorhanden hebben door verdachte van geld dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf, onvoldoende is om de kwalificatie van (schuld)witwassen te rechtvaardigen. Daarvoor moet sprake zijn van (een) gedraging(en) die (kennelijk) gericht is/zijn geweest op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat geld. De rechtbank wijst in dit verband op HR 8 januari 2013, LJN BX6909. In het geval van verdachte heeft de officier van justitie niet geduid waaruit zou moeten blijken dat ten aanzien van dit geld sprake was van gedragingen die waren gericht op dergelijk verbergen of verhullen. Bovendien kan naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat sprake is van meer dan het enkel voorhanden hebben van specifiek dit geld in de tenlastegelegde periode. Dit leidt tot de conclusie dat het voorhanden hebben van een geldbedrag weliswaar bewezen kan worden verklaard, maar dat dit voorhanden hebben niet kan worden gekwalificeerd als het strafbare feit 'witwassen'. Verdachte dient derhalve op dit punt te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Van het overige in de woning inbeslaggenomen geld is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte dit voorhanden heeft gehad en dat dit afkomstig was van enig misdrijf. Er wonen immers meerdere mensen in de woning van verdachte en zij hebben verklaard dat het geld van hen is. Ten aanzien van de personenauto moet op basis van de stukken worden aangenomen dat deze het eigendom is van de zoon van verdachte. Niet is aangetoond dat deze auto (vast) in bezit van verdachte is geweest of met diens vermogen is aangeschaft.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 12 oktober 2012 te Winterswijk, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op 12 oktober 2012 te Winterswijk, opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere hoeveelheden van in totaal ongeveer 9 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 april 2012 tot en met 12 oktober 2012 te Winterswijk, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op 12 oktober 2012 te Winterswijk opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 522 gram zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 1 oktober 2011 tot en met 12 oktober 2012, te Winterswijk, een voorwerp, te weten een geldbedrag heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 3
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Het onder 5 bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op.
De verdachte moet wat dat betreft dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is voor de feiten 1 tot en met 4 strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden als omschreven in het reclasseringsadvies van 23 november 2012.
De raadsman heeft aangevoerd dat een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies, passend is. Het belangrijkste is dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek, anders gaat het binnen de kortste keren weer mis. Nu is verdachte zeer gemotiveerd en er zijn al concreet intakegesprekken gepland.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich gedurende ruim tweeënhalf jaar bezig heeft gehouden met de verkoop van cocaïne en hennep in Winterswijk. Verdachte heeft in die periode met regelmaat, en gedurende de laatste periode nagenoeg dagelijks cocaïne en hennep gedeald. Verdachte heeft ten minste ongeveer 30 afnemers gehad, gekeken naar zijn handelstelefoon. Door zijn handelwijze heeft verdachte een belangrijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van het harddrugscircuit in Winterswijk en omgeving. Door aldus te handelen heeft de verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd en daarmee inbreuk op de rechtsorde gemaakt, met veronachtzaming van de ernstige risico's die dergelijke delicten voor de volksgezondheid opleveren.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 23 november 2012 en het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 december 2012 van verdachte.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met na te noemen bijzondere voorwaarden een passende en geboden reactie vormt. De straf als door de officier van justitie geëist komt de rechtbank bovenmatig voor.
In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte is een personenauto, merk BMW 535d, kenteken [kenteken], een geldbedrag van € 804,30 en een geldbedrag van € 1.565,00 in beslag genomen, welke niet aan hem zijn teruggegeven.
De officier van justitie heeft gevorderd dat deze auto en de geldbedragen verbeurd zullen worden verklaard.
Op basis van de stukken is aannemelijk geworden dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven vorengenoemde personenauto toebehoort aan de zoon van verdachte. Op basis van het dossier is niet aannemelijk geworden dat de zoon van verdachte wist van de cocaïne handel van vader. Nu zich geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van deze personenauto.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 804,30, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit geldbedrag geheel door middel de bewezen verklaarde drugshandel is verkregen.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van het andere in beslag genomen geldbedrag is niet aangetoond dat dit aan verdachte toebehoort en is niet komen vast te staat dat de rechthebbende van dit geld wist of moest weten dat het van criminele activiteiten afkomstig is. Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van een geldbedrag van €1.565,00 aan de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 27, 33, 33a, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals dezen golden ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het onder 5 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 3
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende algemene, dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich binnen 3 werkdagen na afloop van zijn detentie meldt bij de reclassering van Tactus Verslavingszorg en zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die hem door Tactus reclassering worden gegeven;
- zich ambulant laat behandelen voor zijn drugsverslaving, alcoholverslaving en/of gokverslaving bij een forensisch poliklinische verslavingsbehandelinstelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven door of namens de instelling/behandelaar, ook als dat in zal houden dat veroordeelde medewerking dient te verlenen aan urinecontrole's, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
• beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 804,30;
* gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten:
- een personenauto van het merk BMW 535d, kenteken [kenteken];
- een geldbedrag van € 1.565,00.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, Vos en Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 februari 2013.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0646 2012100314, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team Winterswijk, gesloten en ondertekend op 7 december 2012
2 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], p. 302-303
3 Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 2] p. 64-66
4 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], p. 322-323
5 Proces-verbaal verhoor verdachte [getuige 4], p. 347-348
6 Proces-verbaal van bevindingen, p. 263-264
7 Proces-verbaal opiumwet, p. 285-287
8 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], p. 296-297
9 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 6], p. 335-336
10 Proces-verbaal van bevindingen, p. 258
11 Proces-verbaal van bevindingen, p. 263