ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0632

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
5 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/1850 en 1851
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor logiesgebouwen voor arbeidsmigranten op Bosruiterweg 16 te Zeewolde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Nederland op 5 februari 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning. De vergunning was verleend aan Epe Vastgoed BV voor de bouw van 15 logiesgebouwen op het perceel Bosruiterweg 16 te Zeewolde, bestemd voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Verzoekers, verenigd in de Vereniging van Eigenaren Park Horsterwold, stelden dat de vergunning leidde tot een intensivering van het gebruik van het terrein, dat voorheen als natuurkampeerterrein was geëxploiteerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van intensivering, maar van een andere vorm van gebruik, en dat de verkeersgeneratie correct was berekend. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vergunning terecht was verleend, mede gezien de noodzaak voor huisvesting van arbeidsmigranten in de regio. De beroepsgronden van de verzoekers werden ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de motivering van het bestreden besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevatte en dat de belangen van de verzoekers niet opwogen tegen de noodzaak van de vergunning.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummers: Awb 12/1850 en 12/1851
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
Vereniging van Eigenaren park Horsterwold en haar leden,
gevestigd te Zeewolde, verzoekers,
gemachtigde: mr. M.H.R. Bullens,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde, verweerder,
alsmede
Epe vastgoed BV, gevestigd te Harderwijk, derde partij.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2012 heeft verweerder aan de derde partij een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het bouwen van logiesgebouwen voor de huisvesting van arbeidsmigranten op het perceel Bosruiterweg 16 te Zeewolde.
Verzoekers hebben daartegen beroep ingesteld. Op 4 september 2012 hebben verzoekers de rechtbank gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting van 15 oktober 2012 behandeld. De voorzieningenrechter heeft nadien het onderzoek heropend en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (Stab) verzocht advies uit te brengen. Op 14 december 2012 heeft de Stab een rapport ingezonden.
Het verzoek is op 22 januari 2013 nogmaals ter zitting behandeld.
Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door H. Kuiper, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.T. Vos en J.M. Hengeveld. Voor de derde partij zijn verschenen G.P. Maat en P. Epe.
De opstellers van het Stab rapport, dr. J.F. Voerman en ing. drs. J.E. Leeffers, zijn op verzoek van de voorzieningenrechter eveneens verschenen en hebben een toelichting gegeven op het rapport.
Overwegingen
1. Deze zaak is op 15 oktober 2012 ter zitting behandeld door de rechtbank Zwolle-Lelystad. Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) in werking getreden. Als gevolg hiervan wordt deze uitspraak gedaan door de rechtbank Oost-Nederland.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. In het bestreden besluit is bepaald dat de vergunning in werking treedt een dag na afloop van de beroepstermijn, tenzij binnen deze termijn beroep is ingesteld en is verzocht om een voorlopige voorziening. De vergunning treedt dan niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. Gelet op deze omstandigheid kan verzoekers een spoedeisend belang niet worden ontzegd.
3. Op grond van artikel 8:86 van de Awb is de voorzieningenrechter bevoegd onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Van die bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.
4. Op 27 januari 2012 heeft de derde partij een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van 15 logiesgebouwen met bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten op het perceel Bosruiterlaan 16.
Op 17 april 2012 heeft verweerder een ontwerpbesluit genomen. Het besluit strekt tot verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en voor het gebruiken van gronden in afwijking van het bestemmingsplan. Verweerder heeft dit ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Verzoekers hebben een zienswijze ingediend.
Hierna heeft verweerder het door verzoekers bestreden besluit genomen.
5. Het bouwplan voorziet in het oprichten van 15 logiesgebouwen met daarin in totaal 114 logieseenheden, die ruimte biedt aan 570 personen. Verder voorziet het bouwplan in de bouw van drie gebouwen voor centrale voorzieningen als een receptie, kantoren, winkelruimte, sportruimte en dergelijke.
Het perceel Bosruiterweg 16 ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Buitengebied” en heeft daarin de bestemming “Verblijfsrecreatie”. Grond met deze bestemming is uitsluitend bestemd voor (samengevat) het bedrijfsmatig exploiteren van verblijfsrecreatie met de daarbij behorende bebouwing en beheersvoorzieningen. Het perceel in kwestie is verder voorzien van de nadere aanduiding “Natuurkampeerterrein”. Dit is terrein ten behoeve van mobiele kampeermiddelen (exclusief stacaravans) en voorzieningen voor onderhoud en beheer. Kamperen is hier, zo blijkt uit het op de plankaart aangegeven symbool, het hele jaar toegestaan.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat het bouwplan niet past binnen de voorschriften van dit bestemmingsplan.
6. Ingevolge het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen dan wel gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten 3º, van de Wabo bepaalt dat de omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan slechts kan worden verleend,
indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
7. De beoogde bouwlocatie grenst aan het recreatiepark Horsterwold. Dit is een recreatiepark met 205 kavels en ca. 153 recreatiewoningen. Verzoekers zijn eigenaar van een of meer kavels. Zij zijn verenigd in de Vereniging van Eigenaren Park Horsterwold. Gelet op de nabijheid van het bouwplan en de statutaire doelstelling van de vereniging kunnen verzoekers als belanghebbende bij het bestreden besluit worden aangemerkt.
8. De aan het project ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing wordt gevormd door het ontwerpbestemmingsplan “De Bosruiter”, dat in juli 2012 door verweerder is vastgesteld. Op 13 december 2012 is het bestemmingsplan vastgesteld door de gemeenteraad.
Op het perceel Bosruiterweg 16 werd een natuurkampeerterrein van ca. 20 hectare geëxploiteerd. Het terrein is nooit goed tot ontwikkeling gekomen en in 2008 is de exploitatie ervan gestaakt. Volgens de gemeente zijn in Zeewolde honderden buitenlandse werknemers actief. Er is echter een tekort aan goede huisvestingsmogelijkheden. Om aan dit probleem het hoofd te bieden heeft verweerder besloten medewerking te verlenen aan het plan van de derde partij om op deze locatie huisvesting voor arbeidsmigranten te realiseren. Op een oppervlakte van ca. 5 hectare wil de derde partij logiesgebouwen met bijbehorende centrale voorzieningen realiseren.
Verzoekers hebben daartegen diverse bezwaren, maar het kernbezwaar is dat het bestreden besluit leidt tot een intensivering van het gebruik van het terrein. Het kampeerterrein werd voorheen extensief gebruikt en was niet geschikt voor jaarrond gebruik als gevolg van het ontbreken van voorzieningen en het feit dat vaste kampeermiddelen niet waren toegestaan. Een logiesgebouw heeft een heel andere uitstraling: de bewoners zijn geen recreanten en het is geschikt voor langdurig verblijf.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat van gebruiksintensivering geen sprake is.
De voorzieningenrechter heeft de Stab de vraag voorgelegd of verweerder zich op dit standpunt mocht stellen. De Stab heeft in het rapport van 13 december 2012 berekend dat op het kampeerterrein, uitgaande van de bestemming en de oppervlakte ervan, gedurende het gehele jaar maximaal ongeveer 980 personen kunnen verblijven.
Volgens het nieuwe bestemmingsplan “De Bosruiter” mogen op het terrein maximaal 600 personen verblijven. Getalsmatig is van intensivering geen sprake. Het gebruik wijzigt wel. Maakten voorheen slechts recreanten die kwamen voor rust en natuur gebruik van het terrein, arbeidsmigranten komen om te werken. Een groot deel van de dag werken ze, de resterende uren verblijven ze in en rond de logiesgebouwen. Hierbij wordt opgemerkt dat de spreiding van het gebruik wordt geconcentreerd op het oostelijk deel van het gebied, waar voorheen het gehele terrein kon worden gebruikt. De Stab concludeert dat geen sprake is van intensivering van het gebruik, maar van een andere vorm van verblijfsgebruik, die meer geconcentreerd is. Ook de verschijningsvorm is anders.
Ter zitting is namens verzoekers betoogd dat het niet reëel is uit te gaan van hetgeen planlogisch maximaal mogelijk was, aangezien in de praktijk is gebleken dat dit maximum niet haalbaar was. Het oude bestemmingsplan was ondeugdelijk en niet uitvoerbaar.
De voorzieningenrechter overweegt dat het uitgangspunt van de Stab, dat bij het beantwoorden van de vraag of sprake is van een intensivering van het gebruik moet worden uitgegaan van de vergelijking van wat planologisch maximaal mogelijk is, juist is. Een andere vergelijking is immers niet goed mogelijk, noch realistisch, nu op voorhand niet kan worden voorspeld of het te bouwen logiescomplex wel jaarrond volledig bezet zal zijn.
Deze beroepsgrond kan dus niet slagen.
9. Verzoekers hebben verder aangevoerd dat de uitgangspunten met betrekking tot verkeer die aan de ruimtelijke onderbouwing ten grondslag liggen niet juist zijn.
De voorzieningenrechter heeft de Stab gevraagd om met betrekking tot het punt verkeer in te gaan op het huidige verkeersaanbod op de Bosruiterweg, de capaciteit van de weg, de verwachte toename als gevolg van het project en de door verweerder gehanteerde normen.
De Stab is bij haar advisering de rapporten over de verkeersintensiteit op de Bosruiterweg, opgesteld door DHV van 13 april 2012 en 31 oktober 2012, beoordeeld. DHV verwacht in de toekomst een iets lager verkeersaanbod dan in de huidige situatie. Ook hier is de planologisch maximale invulling als uitgangspunt gekozen. Voor de verkeersgeneratie van recreatiewoningen is uitgegaan van kengetallen zoals die zijn gepubliceerd door CROW. Voor een bungalowpark buiten de bebouwde kom geldt een kengetal van minimaal 2,6 en maximaal 2,8 verkeersbewegingen per bungalow. DHV heeft het kengetal 2,8 gehanteerd.
Voor logiesgebouwen is geen kengetal beschikbaar. Aan de hand van een gemiddelde voertuigbezetting van 2,5 per auto per rit, het gemiddeld aantal verplaatsingen per voertuig per dag, het aantal verplaatsingen ten behoeve van de voorzieningen en van bezoekers is de verkeersgeneratie berekend. De Stab concludeert dat DHV zowel het huidige als het verwachte verkeersaanbod goed heeft berekend.
Verzoekers vinden dat verweerder is uitgegaan van onjuiste kengetallen. De huizen op recreatiepark Horsterwold zijn volgens hen zo groot dat de verkeersgeneratie van het park veel groter is dan DHV heeft berekend. Ook stellen verzoekers dat het logiesverblijf meer verkeer zal opleveren dan berekend omdat ze een bezettingsgraad van 2,5 per auto niet reëel achten. Het vervoer door busjes en het beschikbaar stellen van fietsen ligt niet vast en kan ook niet worden afgedwongen.
De voorzieningenrechter is met de Stab van oordeel dat verweerder mocht uitgaan van het planologisch maximaal haalbare. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat het hanteren van het kengetal 2,8 voor het park Horsterwold niet als onjuist kan worden aangemerkt. Het hanteren van het kengetal 8,6 voor een woonwijk met vrijstaande woningen, zoals verzoekers voorstellen, acht de voorzieningenrechter niet reëel. Het dagelijkse gebruik van een gewone eengezinswoning is immers niet te vergelijken met dat van een recreatiewoning, ook al is het een grote recreatiewoning. Voor DHV is de omvang van de recreatiewoningen dan ook aanleiding geweest om de hoogste norm in deze categorie toe te passen.
De berekening van de verkeersgeneratie van de logiesgebouwen heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter – daarin gesteund door het advies van de Stab – ook op correcte wijze plaatsgevonden. De stelling van verzoekers dat sprake is van aannames die niet kunnen worden gegarandeerd maakt dit niet anders. Aangezien de logiesgebouwen nog niet zijn gerealiseerd kan de hoeveelheid te verwachten verkeer die daarmee samenhangt nooit meer zijn dan een inschatting. Los daarvan hebben verzoekers hun standpunt niet onderbouwd.
10. Verzoekers maken zich zorgen dat de capaciteit van de Bosruiterweg onvoldoende is om alle verkeer te kunnen verwerken. Zij verwijzen naar de toestand van de weg en de bermen, die nu al op veel plaatsen belabberd is.
De Bosruiterweg is 3,6 meter breed en is gecategoriseerd als erftoegangsweg, type II (smalle plattelandsweg). Een dergelijke weg kan een voertuigintensiteit van 1000 per etmaal goed verwerken. Wordt dat meer, dan kan bermschade optreden. De weg is breed genoeg voor 1 auto en 1 fietser. Twee auto’s kunnen elkaar niet passeren. Aldus stellen verzoekers.
Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat het verbreden van de weg leidt tot hogere snelheden en daarmee meer onveiligheid. Daarom heeft verweerder ervoor gekozen om de weg elke 250 meter te voorzien van inhaalvakken. Op vijf plaatsen worden snelheidsremmende plateaus aangelegd. Genoemde maatregelen zorgen er volgens verweerder voor dat de weg geschikt wordt voor een voertuigintensiteit van ca. 1700 per etmaal. In aanvulling op deze maatregelen heeft verweerder op 27 november 2012 een verkeersbesluit genomen, waarbij een snelheidslimiet van 60 km per uur is ingesteld.
De Stab concludeert dat het door verweerder voorgenomen pakket aan maatregelen ertoe leidt dat de Bosruiterweg gaat voldoen aan de aanbevelingen van CROW. De weg kan dan 1600-1700 voertuigen per etmaal verwerken, wat door de Stab als een nog lage intensiteit wordt aangemerkt. Dit laatste aantal geldt voor de Stab als worst-case scenario.
Verzoekers hebben de zorg geuit dat de uitwijkplaatsen niet goed worden aangelegd waardoor ze zullen gaan verzakken en juist extra gevaar opleveren. Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat voor zich spreekt dat deze zo worden uitgevoerd dat er geen problemen mee gaan ontstaan. Gemachtigde van verweerder heeft verder gesteld dat onderhoud van de uitwijkplaatsen en de berm belangrijk is en dat de gemeente daarvoor zal zorgen.
Gezien het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de Bosruiterweg de berekende verkeersintensiteit kan verwerken. De stelling van verzoekers dat dat niet zo is, hetgeen zou blijken uit het feit dat de bermen nu al kapot zijn, kan niet slagen, omdat de voorgeschreven uitwijkplaatsen nu nog niet zijn aangelegd. Als gevolg daarvan zullen gebruikers van de weg elkaar op willekeurige plaatsen passeren, met schade aan de berm tot gevolg.
11. Bij de logiesgebouwen wordt in de visie van verzoekers te weinig parkeerruimte aangelegd.
Volgens verweerder zijn in totaal 240 parkeerplaatsen nodig. Het plan voorziet in de aanleg van 198 parkeerplaatsen op het terrein zelf en 44 parkeerplaatsen op het bestaande parkeerterrein langs de toegangsweg.
De voorzieningenrechter heeft de Stab gevraagd hoeveel parkeerplaatsen naar verwachting nodig zijn en welke norm daarbij dient te worden gehanteerd.
De Stab heeft vastgesteld dat DHV de parkeerbehoefte heeft vastgesteld aan de hand van aannames, omdat voor dit soort projecten geen kengetallen beschikbaar zijn. DHV is uitgegaan van 2,5 personen per voertuig en heeft de norm voor kamerverhuur toegepast. Verder is gekeken naar vergelijkbare projecten in Nederland; vergeleken met het Nederlandse gemiddelde worden hier meer parkeerplaatsen aangelegd. De Stab meent dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd, waarbij nog wordt opgemerkt dat het terrein rondom de logiesgebouwen zo groot is, dat parkeren op de weg niet aan de orde hoeft te zijn.
Verzoekers hebben gesteld dat de gehanteerde norm voor kamerverhuur niet juist is en dat een hogere norm had moeten worden toegepast. Verder zijn verzoekers bang dat de parkeerplaatsen in de praktijk niet zullen worden aangelegd.
Omdat er geen vastgestelde norm is voor projecten als dit, is gemotiveerd beredeneerd welke norm als meest passend dient te worden aangemerkt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder hiervan kon uitgaan. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeente en de derde partij een overeenkomst hebben gesloten waarbij de derde partij zich verplicht tot het integraal ontwikkelen en uitvoeren van het project, overeenkomstig de uitgangspunten en rapportages die ten grondslag hebben gelegen aan het (voorontwerp) bestemmingsplan “De Bosruiter 2012”. Aangezien de aanleg van parkeerruimte deel uitmaakt van het project en de planvorming daarvan is de derde partij gehouden deze daadwerkelijk aan te leggen.
12. Verzoekers hebben de vrees geuit voor geluidsoverlast, met name als gevolg van het toenemende wegverkeer.
De Stab heeft met betrekking tot het aspect geluid opgemerkt dat recreatiewoningen niet vallen onder de categorie geluidgevoelige objecten, hetgeen niet wegneemt dat verweerder in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel dient te beoordelen of sprake is van een goed woon- en leefklimaat op het recreatiepark. De Stab concludeert dat bij de zwaarst belaste recreatiewoning sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB met 1 dB. Bij deze woning is geen sprake van een slecht akoestisch klimaat nu de geluidbelasting slechts 1 dB hoger is dan de voorkeursgrenswaarde die geldt voor geluid-gevoelige objecten, waarvan hier dus geen sprake is.
In rechtsoverweging 9 heeft de voorzieningenrechter reeds geoordeeld dat verweerder zich op het standpunt kon stellen dat van een toename van het wegverkeer geen sprake is, zodat van toename van geluid op de recreatiewoningen geen sprake is. Uit de rapportrage van de Stab blijkt verder dat zich ter plaatse geen situatie voordoet die strijdig is met een goede ruimtelijke ordening.
13. Volgens verzoekers heeft verweerder ten onrechte geen onderzoek laten uitvoeren naar archeologie.
In het ontwerp-bestemmingsplan was in artikel 7 bepaald dat bouwplannen en grondbewer-kingen met een omvang van meer dan 1,5 ha en een diepte van meer dan 80 centimeter alleen kunnen worden gerealiseerd als eerst een archeologisch onderzoek heeft plaats-gevonden. Het overgrote deel van het project valt in de zone archeologievrij gebied, maar een klein deel valt in de zone archeologisch waardevol gebied 4.
Zoals gemachtigde van verweerder tijdens de zitting van 15 oktober 2012 verklaarde, is deze bepaling in het vastgestelde bestemmingsplan gewijzigd opgenomen omdat de redactie vragen opriep en de toelichting een fout bevatte. Voor het project moet worden geheid. Volgens verweerder is de vrijstelling voor archeologisch onderzoek toch van toepassing. In de gewijzigde toelichting bij het bestemmingsplan staat dat de vrijstelling geldt voor gebouwen en werken of werkzaamheden die kleiner zijn dan 1,5 ha. In dit geval bedraagt de oppervlakte van de bebouwing en bodemingrepen ca. 5000m2, en is een onderzoek dus niet nodig.
Gezien voorgaande toelichting van verweerder en de in het bestemmingsplan uitgewerkte gewijzigde toelichting, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat archeologisch onderzoek niet nodig is.
14. Verzoekers vragen zich af of er wel behoefte is aan huisvesting voor arbeidsmigranten.
In de notitie “Tijdelijk werken en wonen in Zeewolde” heeft de gemeente de landelijke en lokale problematiek geschetst en daarin gemeentelijke uitgangspunten neergelegd. Verweerder schat in dat de groep arbeidsmigranten tussen de 300 en 600 personen bedraagt.
De voorzieningenrechter overweegt dat de behoefte aan huisvesting voor arbeidsmigranten niet kan worden ontkend. Verzoekers werpen de vraag op of arbeidsmigranten wel behoefte hebben aan huisvesting in de voorgestelde vorm. Gelet op het door verweerder vastgestelde tekort aan geschikte en legale woonruimte kan deze vraag naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders dan bevestigend worden beantwoord.
15. Volgens verzoekers had verweerder moeten beoordelen wat de gevolgen van de toename van verkeer zijn op de rondom het terrein liggende Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Verweerder heeft een onderzoek laten uitvoeren door Zoon. In het rapport van 22 december 2011 wordt geconcludeerd dat de waarden en kenmerken van de omringende EHS niet significant worden geschaad. Ook leidt het project niet tot overtreding van de Flora- en Faunawet. De voorzieningenrechter overweegt verder dat, nu van een gebruiksintensivering en een toename van verkeer geen sprake is, hiermee samenhangende effecten op de EHS niet te verwachten zijn.
16. Ten aanzien van de vraag van verzoekers of het plan economisch wel uitvoerbaar is, overweegt de voorzieningenrechter dat in de ruimtelijke onderbouwing uitvoerig uiteen is gezet welke afspraken en overeenkomsten tussen verweerder/gemeente en derde partij zijn gemaakt dan wel opgesteld. De exploitant heeft het plan financieel onderbouwd.
De door verzoekers verwachte waardedaling van hun recreatiewoningen wordt blijkens de eveneens opgenomen planschaderisicoanalyse niet aan de orde geacht. Dit acht de voorzieningenrechter voldoende voor de conclusie dat geen sprake zal zijn van een zodanige waardedaling dat verweerder om die reden had moeten afzien van het verlenen van de omgevingsvergunning.
17.Verzoekers hebben tot slot betoogd dat aan het besluit een formeel gebrek kleeft. Verweerder zou zich ten onrechte op het standpunt hebben gesteld dat voor deze omgevingsvergunning geen verklaring van geen bedenkingen behoefde te worden afgegeven door de gemeenteraad.
Op 24 juni 2010 heeft de gemeenteraad besloten om alle aanvragen in het kader van artikel 2.1, eerste lid, onder c, en artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten 3º, van de Wabo aan te wijzen als gevallen waarin een verklaring van bedenkingen niet vereist is. Het besluit is voorzien van een bijlage 1 waarin de kaders en randvoorwaarden zijn vastgelegd.
Nadat is vastgesteld dat de formulering van dit besluit niet juist was, heeft de raad dit besluit op 22 februari 2012 gewijzigd. De nieuwe passage luidt: wijst alle aanvragen in het kader van artikel 2.1, eerste lid, onder c, en artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten 3º, van de Wabo aan als gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet vereist is.
Het besluit van 24 juni 2010 is voor het overige in stand gebleven.
Bijlage 1 schrijft voor binnen welk kader verweerder gebruik mag maken van de gegeven bevoegdheid:
1. toepassing voor niet ingrijpende projecten die niet strijdig zijn met geldend beleid c.q. de structuurvisie. Medewerking zal niet worden verleend als er sprake is van strijd met geldend ruimtelijk beleid, waarbij de door de raad vast te stellen structuurvisie het belangrijkste toetsingsinstrument is.
2. advies raadscommissie ruimte en wonen. Bij afwijking van het geldende beleid dan wel politiek gevoelige kwesties zal het college de raadscommissie vooraf raadplegen. Bij grote projecten moet altijd eerst een afweging worden gemaakt tussen het maken van een (postzegel)bestemmingsplan of het toepassen van het projectbesluit.
3. controle gemeenteraad. Ziet op verslaglegging aan de raad betreffende de gevallen waarin van de bevoegdheid gebruik is gemaakt.
Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat dit project diverse malen in de betrokken raadscommissie is besproken en dat de raad er geen bezwaren tegen heeft. De voorzieningenrechter twijfelt niet aan die verklaring. Bovendien heeft de raad het bestemmingsplan “De Bosruiter” inmiddels vastgesteld.
Dit betoog slaagt niet.
18. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de motivering van het bestreden besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Mede gelet op het advies van de Stab mocht verweerder zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt stellen dat het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
19. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat verweerder aan het belang van huisvesting van arbeidsmigranten groot gewicht mocht toekennen en in redelijkheid de omgevingsvergunning voor de activiteit gebruik in strijd met het bestemmingsplan kon verlenen. Daaruit volgt dat verweerder de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen terecht heeft verleend.
20. De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat het beroep van verzoekers ongegrond is. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat mitsdien geen aanleiding.
21. Voor een veroordeling in de proceskosten is evenmin aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, en door hem en mr. P.A.M. Spreuwenberg als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open voor zover is beslist op het beroep. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep