ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0907
Rechtbank Oost-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ambtshalve splitsing van procedure tussen ex-werknemers en ex-werkgever
In deze zaak hebben drie ex-werknemers, aangeduid als [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], hun voormalige werkgever, aangeduid als [gedaagde], aangeklaagd in verband met vorderingen tot betaling van achterstallig salaris, toeslagen, wettelijke verhogingen, wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft op 8 januari 2013, in de openbare terechtzitting, geoordeeld dat de procedure ambtshalve gesplitst dient te worden. Dit besluit is genomen omdat de partijen bij de inrichting van hun stellingen onvoldoende rekening hebben gehouden met de eisen van een goede procesorde, met name op het gebied van overzichtelijkheid en het beginsel van hoor en wederhoor.
De kantonrechter heeft bepaald dat de zaken tussen de eisers en de gedaagde afzonderlijk zullen worden behandeld. De zaak van [eiser 1] blijft geregistreerd onder zaaknummer 607736 CV 12-2848, terwijl de zaken van [eiser 2] en [eiser 3] respectievelijk geregistreerd worden onder de nummers 639027 CV 12-6849 en 639029 CV 12-6850. De eisers zijn in de gelegenheid gesteld om hun stellingen aan te passen en aan te vullen op de rolzitting van 5 februari 2013.
De beslissing om de procedure te splitsen is gebaseerd op de overweging dat, hoewel de vorderingen gelijksoortig zijn, er geen zodanige samenhang bestaat dat een gezamenlijke behandeling gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft benadrukt dat de individuele vorderingen van de eisers elk hun zelfstandigheid behouden en dat de processtukken en argumenten niet automatisch van toepassing zijn op de andere vorderingen. Dit is in lijn met de jurisprudentie die stelt dat de rechter de bevoegdheid heeft om een procedure te splitsen indien de vorderingen niet voldoende samenhangen. De kantonrechter heeft de verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.