ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0907

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
607736 CV 12-2848
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve splitsing van procedure tussen ex-werknemers en ex-werkgever

In deze zaak hebben drie ex-werknemers, aangeduid als [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], hun voormalige werkgever, aangeduid als [gedaagde], aangeklaagd in verband met vorderingen tot betaling van achterstallig salaris, toeslagen, wettelijke verhogingen, wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft op 8 januari 2013, in de openbare terechtzitting, geoordeeld dat de procedure ambtshalve gesplitst dient te worden. Dit besluit is genomen omdat de partijen bij de inrichting van hun stellingen onvoldoende rekening hebben gehouden met de eisen van een goede procesorde, met name op het gebied van overzichtelijkheid en het beginsel van hoor en wederhoor.

De kantonrechter heeft bepaald dat de zaken tussen de eisers en de gedaagde afzonderlijk zullen worden behandeld. De zaak van [eiser 1] blijft geregistreerd onder zaaknummer 607736 CV 12-2848, terwijl de zaken van [eiser 2] en [eiser 3] respectievelijk geregistreerd worden onder de nummers 639027 CV 12-6849 en 639029 CV 12-6850. De eisers zijn in de gelegenheid gesteld om hun stellingen aan te passen en aan te vullen op de rolzitting van 5 februari 2013.

De beslissing om de procedure te splitsen is gebaseerd op de overweging dat, hoewel de vorderingen gelijksoortig zijn, er geen zodanige samenhang bestaat dat een gezamenlijke behandeling gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft benadrukt dat de individuele vorderingen van de eisers elk hun zelfstandigheid behouden en dat de processtukken en argumenten niet automatisch van toepassing zijn op de andere vorderingen. Dit is in lijn met de jurisprudentie die stelt dat de rechter de bevoegdheid heeft om een procedure te splitsen indien de vorderingen niet voldoende samenhangen. De kantonrechter heeft de verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : 607736 CV 12-2848
datum : 8 januari 2013
Vonnis in de zaak van:
1. [EISER 1],
wonende te [woonplaats],
2. [EISER 2],
wonende te [woonplaats],
3. [EISER 3],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde mw. mr. M.A. van Zeist, verbonden aan CNV Vakmensen te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap [GEDAAGDE],
gevestigd te [plaats],
gedaagde partij,
gemachtigde mr. K. Tunç, advocaat te Hengelo.
Eisers zullen gezamenlijk worden aangeduid als ‘[eisers]’ dan wel individueel als ‘[eiser 1]’, ‘[eiser 2]’ respectievelijk ‘[eiser 3]’. Gedaagde zal worden aangeduid als ‘[gedaagde]’.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding d.d. 2 mei 2012
- het antwoord van [gedaagde]
- de repliek van eisers
- de dupliek van [gedaagde].
Het geschil
De vordering van [eisers] strekt ertoe dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van achterstallig salaris, toeslagen, wettelijke verhoging, wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten en tot verstrekking van een bruto-netto-specificatie, onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
[Gedaagde] heeft primair de vordering bestreden en de afwijzing daarvan bepleit en subsidiair aangevoerd dat de vordering van [eiser 1] tot een bedrag van € 623,12 bruto zal worden toegewezen onder afwijzing van het overige gevorderde, een en ander met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure.
De beoordeling
1.
In deze zaak hebben [eisers] ieder voor zich een vordering gericht tot hun voormalige werkgever [gedaagde]. Die vorderingen zijn gegrond op iedere eigen arbeidsovereenkomst met [gedaagde] en de daarop telkens van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst Beroepsgoederen-vervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen. Het gaat daardoor om individuele vorderingen die in deze procedure subjectief zijn gecumuleerd.
2.1
Er is geen wettelijk voorschrift die zo’n cumulatie verbiedt doch ingevolge de jurisprudentie (vgl. o.m. HR 27 oktober 1978, NJ 1980, 102) is het de rechter toegestaan een aldus aanhangig gemaakte procedure - op verlangen van een partij of ambtshalve - te splitsen op de grond dat tussen de vorderingen geen zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Daarbij dient in de regel er vanuit te worden gegaan dat een goede procesorde - uit oogpunt van procesrechtelijke economie, overzichtelijkheid en fair play - afzonderlijke berechting eist.
2.2
Bij het voorgaande dient voorts in acht te worden genomen dat de omstandigheid dat meer personen gezamenlijk vorderen in één procedure hen nog niet tot één partij maakt (vgl. HR 21 november 2008, NJ 2009, 477). Ieders vordering behoudt haar zelfstandigheid zodat ook iedere proceshandeling slechts relatieve - de betrokken partij betreffende - werking hebben. Conclusies en akten die worden gewisseld in de ene zaak gelden daardoor niet van rechtswege als genomen in de andere zaak. De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen immers mee dat voor de rechter en partijen in elke zaak geen onduidelijkheid dient te bestaan omtrent de vraag welke stukken behoren tot de gedingstukken in de betreffende zaak.
2.3
In dit geval is telkens sprake van één processtuk van eisers en één processtuk van gedaagde doch het voorgaande laat onverlet dat een stelling of bewijsmiddel dat door één eiser of één gedaagde wordt gebezigd, niet geacht kan worden te zijn ingenomen of overgelegd ten behoeve van de andere eiser(s) of gedaagde(n). Op dezelfde voet kan een argument dat aan één van eisers of aan één van de gedaagden wordt tegengeworpen, niet geacht worden te strekken tot de andere eiser(s) of gedaagde(n). Dit is slechts anders indien in de stukken voldoende kenbaar is gemaakt op welke zaak de stelling, het argument of het bewijsmiddel (ook) betrekking heeft.
2.4
Het voorgaande in acht nemend, geldt het volgende.
3.
Hoewel de vorderingen gelijksoortig zijn - iedere vordering betreft achterstallig salaris met bijkomende vorderingen en zijn steeds gegrond op de stelling dat [gedaagde] de CAO niet correct heeft nageleefd - hebben de vordering onderling geen samenhang in die zin dat de beslissing op een vordering enige betekenis zou kunnen hebben op een andere vordering of daarvan afhankelijk zou zijn. Daarin schuilt dan ook geen reden om de vorderingen van Eisers niet afzonderlijk te beoordelen.
4.
Vast moet worden gesteld dat [eisers] bij de dagvaarding hun individuele vorderingen
nog afzonderlijk hebben toegelicht en voorts dat per eiser is verwezen naar ieders, individueel betreffende producties. Bij hun conclusie van repliek hebben [eisers] dat onderscheid nagelaten en slechts gezamenlijk verwoorde stellingen ingenomen, zonder te verduidelijken of de betreffende stelling hen allen dan wel slechts één of twee zou aangaan.
Voorts moet worden vastgesteld dat [gedaagde] - wellicht daartoe verleid door samenvoeging door eisers van hun vorderingen in één processtuk - bij conclusie van antwoord noch bij conclusie van dupliek enig onderscheid maakt naar de individuele vordering van de betreffende ex-werknemer. Zij heeft evenmin in enigerlei zin kenbaar gemaakt dat al haar argumenten gelijk gelden tegen de vorderingen van alle eisers.
5.
Voormelde handelwijze van partijen beantwoordt in onvoldoende mate aan wat van hen uit oogpunt van goede procesorde - meer in het bijzonder overzichtelijkheid en het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor, als neergelegd in artikel 19 Rv - mocht worden verwacht, zodat de kantonrechter het ambtshalve passend en geboden acht om de procedure te splitsen in drie afzonderlijke procedures.
6.
Gelet op al het voorgaande zal partijen voorts de gelegenheid worden geboden om desgewenst de eigen stellingen aan te passen en aan te vullen als nader te melden.
7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
- bepaalt dat de zaak tussen [eisers] en [gedaagde] zal worden gesplitst, in die zin dat de zaken tussen [eiser 1] en [gedaagde], [eiser 2] en [gedaagde] en [eiser 3] en [gedaagde] afzonderlijk zullen worden behandeld;
- bepaalt voorts dat de zaak tussen [eiser 1] en [gedaagde] geregistreerd zal blijven onder zaaknummer 607736 CV 12-2848; dat de zaak tussen [eiser 2] en [gedaagde] geregistreerd wordt onder zaaknummer 639027 CV 12-6849 en de zaak tussen [eiser 3] en [gedaagde] geregistreerd wordt onder zaaknummer 639029 CV 12-6850;
aldus in de zaken 607736 CV 12-2848, 639027 CV 12-6849 en 639029 CV 12-6850:
- bepaalt dat [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3] in verband met de afzonderlijke behandeling van zaken op de rolzitting van dinsdag 5 februari 2013 te 10.30 uur ieder voor zich bij akte hun stellingen mogen aanpassen en aanvullen;
- bepaalt dat [gedaagde] op de akte van iedere wederpartij mag antwoorden op een nader te bepalen rolzitting;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 8 januari 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.