ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0931

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133530 / KG ZA 12-251
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van boedelzaken en betaling van woonlasten na echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Nederland, is op 30 januari 2013 een kort geding uitgesproken. De eiser, de man, heeft vorderingen ingediend tegen de gedaagde, de vrouw, met betrekking tot de afgifte van boedelzaken en de betaling van woonlasten van de voormalige echtelijke woning. De partijen zijn op 14 februari 2006 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en hebben samen een kind, geboren op 19 oktober 2005. De echtscheiding is uitgesproken op 5 december 2012 en ingeschreven op 21 december 2012. De man vordert onder andere dat de vrouw de boedelzaken afstaat en de woning verlaat binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 december 2012 is gebleken dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de afgifte van de boedelzaken, waardoor de man geen spoedeisend belang meer heeft bij deze vordering. Tevens is vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de betaling van de woonlasten van de voormalige echtelijke woning, wat ook het spoedeisend belang van de man bij deze vordering doet vervallen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de man afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter T.M. Blankestijn en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2013.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
Kort Geding
zaaknummer: 133530 / KG ZA 12-251 (sve)
vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo rechtdoende in kort geding d.d. 28 januari 2013
inzake
[eiser],
verder ook de man of de vader te noemen,
wonende te [plaats], [adres],
eiser,
advocaat: mr. J.F. Sabaroedin,
tegen
[gedaagde],
verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
wonende te [plaats], [adres],
gedaagde,
advocaat: mr. B.A.M. Oude Breuil.
1. Het procesverloop
1.1 Dit verloop blijkt uit de dagvaarding van 7 december 2012.
1.2 Ter griffie van de voorzieningenrechter is 14 december 2012 binnengekomen een brief
van mr. Sabaroedin van 13 december 2012 met bijlagen.
1.3 De zaak is behandeld ter zitting van 17 december 2012. Ter zitting zijn verschenen:
de man en de vrouw, beiden bijgestaan door hun advocaat. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.4 Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van de voorzieningenrechter
binnengekomen:
- op 20 december 2012 een brief van mr. Sabaroedin van diezelfde datum;
- op 7 januari 2013 een brief van mr. Sabaroedin van diezelfde datum;
- op 18 januari 2013 een brief van mr. Sabaroedin van 17 januari 2013.
2. De vaststaande feiten
2.1 De man en de vrouw zijn op 14 februari 2006 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit de voorhuwelijkse relatie van partijen is op 19 oktober 2005 [naam kind] geboren. De man heeft dit kind erkend.
2.2 Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 7 november 2012 heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze niet verder mag betreden.
2.3 Bij beschikking van deze rechtbank van 5 december 2012 is tussen de man en de vrouw de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 21 december 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4 In voormelde echtscheidingsbeschikking heeft deze rechtbank voorts, voor zover thans van belang:
- bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij de vrouw zal zijn;
- bepaald dat de vrouw bevoegd is de bewoning van de woning aan de [adres] te [plaats] en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende
zaken gedurende zes maanden nadat de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de
burgerlijke stand voort te zetten;
- partijen bevolen om, zodra de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de
burgerlijke stand, met elkaar over te gaan tot verdeling van de gemeenschap waarin zij zijn
gehuwd, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon.
3. De vordering
3.1 De man vordert de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de vrouw te veroordelen tot afgifte van de op de lijst genoemde boedelzaken;
b. de vrouw te veroordelen tot het verlaten van de woning gelegen aan de
[adres] te [plaats] binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter als redelijke termijn te beschouwen periode;
c. de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 Hij baseert zijn vordering op de vaststaande feiten. Hij stelt dat partijen met behulp van hun raadslieden overleg hebben gehad omtrent de verdeling van de inboedelzaken. De man heeft in de echtscheidingsprocedure een boedellijst overgelegd ter zake van de verdeling van de inboedel. Hoewel de vrouw met dit voorstel heeft ingestemd, is zij niet bereid, ondanks herhaald verzoek daartoe van de zijde van de man en zijn advocaat, tot afgifte van bedoelde inboedelzaken over te gaan. Hij heeft een spoedeisend belang, zodat hij deze zaken niet hoeft aan te schaffen. Omdat de vrouw weigert de hypotheekrente van de voormalige echtelijke woning te voldoen en de man onvoldoende middelen heeft om zowel de lasten van de voormalige echtelijke woning als zijn huidige huurlasten te voldoen, heeft de man recht en belang bij toewijzing van de echtelijke woning aan hem. De betaling van de hypotheekrente kan dan plaatsvinden.
4. Het verweer
Op het verweer van de vrouw zal voor zover van belang hierna nader worden ingegaan.
5. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Ten aanzien van de inboedelzaken
5.1 Ter mondelinge behandeling is gebleken dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de afgifte van de hiervoor onder 3.1 onder a verzochte boedelzaken, in die zin dat de vrouw deze goederen op 29 december 2012 op het moment dat de man [naam kind] aan het eind van de zorgregeling bij haar terugbrengt aan de man zal meegeven. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de man geen spoedeisend belang meer heeft bij het door hem op dit punt gevorderde. Daarbij komt dat de man ook anderszins onvoldoende heeft aangetoond een spoedeisend belang te hebben bij de afgifte van bedoelde boedelzaken, nu onweersproken is gesteld dat hij momenteel een compleet ingericht huis bewoont, terwijl door hem, tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw, onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat hij zonder de op de lijst van boedelzaken voorkomende goederen zichzelf voorlopig niet zou kunnen redden en dat daar een voorziening in kort-geding voor nodig zou zijn. Ook om die reden wijst de voorzieningenrechter dit onderdeel van de vordering van de man af. De voorzieningenrechter gaat er hierbij vanuit dat de vrouw haar eerder gedane toezegging om de op de lijst van de man bedoelde boedelzaken op 29 december 2012 in goede staat aan hem te overhandigen, gestand doet.
Ten aanzien van de echtelijke woning
5.2 Uit de brief van mr. Sabaroedin van 17 januari 2013 blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de betaling van de woonlasten van de voormalige echtelijke woning. Partijen zijn overeengekomen dat, onder de voorwaarde dat de maandelijkse hypotheekrente wordt betaald, de premie voor de spaarpolis kan worden opgeschort. De vrouw neemt tweederde van de hypotheekrente voor haar rekening en de man eenderde. Concreet betekent dit dat de vrouw € 403,33 per maand aan hypotheekrente voldoet aan de RABO-bank en de man € 201,66 per maand en degene die de voorlopige teruggave ontvangt het resterende deel.
5.3 Gelet op de bereikte overeenstemming heeft de man geen spoedeisend belang meer bij de door hem onder 3.1 onder b. gedane vordering. De voorzieningenrechter zal daarom ook dit onderdeel afwijzen.
Ten aanzien van de proceskosten
5.4 In de door de man aangevoerde omstandigheden wordt onvoldoende aanleiding gevonden om de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure. De voorzieningenrechter zal, gelet op het feit dat partijen voormalige echtelieden zijn, de proceskosten tussen hen compenseren.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen van de man af.
II. Compenseert de kosten van de procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. T.M. Blankestijn, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013, in tegenwoordigheid van S. van Eijk, griffier.