RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/950422-12, 06/850523-12 en 06/851140-11 (gevoegd ttz)
Uitspraak d.d.: 7 februari 2013
Tegenspraak
[verdachte],
geboren te [plaats, 1982],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zwolle.
Raadsman: mr. W.L.M. Fleuren, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2013.
Nadat de tenlastelegging van parketnummer 06/950422-12 op de terechtzitting is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Parketnummer 06/950422-12
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2012 te Klarenbeek, althans in de gemeente
Voorst en/of Apeldoorn, met
[slachtoffer A] (geboren op [2002]), die toen de leeftijd van twaalf jaren
nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer A], hebbende verdachte
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer A] gebracht/geduwd en/of
- zich door die [slachtoffer A] laten pijpen, althans zijn penis in de mond van die
[slachtoffer A] gebracht/geduwd, en/of zijn penis door die [slachtoffer A] laten likken
en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer A] gebracht/geduwd en/of die [slachtoffer A]
gezoend en/of
- zich door die [slachtoffer A] laten aftrekken, althans zijn penis door die
[slachtoffer A] laten betasten, en/of
- die [slachtoffer A] gepijpt, althans de penis van die [slachtoffer A] in de mond
genomen, en/of aan de penis van die [slachtoffer A] gelikt en/of
- die [slachtoffer A] afgetrokken, althans de penis van die [slachtoffer A] betast;
art 244 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2012 te Klarenbeek, althans in de gemeente Voorst
en/of Apeldoorn, opzettelijk [slachtoffer A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft
beroofd en/of beroofd gehouden, door opzettelijk wederrechtelijk
deze [slachtoffer A]
- vast te pakken en/of vast te houden en/of
- een hand voor diens mond te houden en/of
- diens handen/polsen met tierips, althans kabelbinders, aan elkaar te
verbinden en/of
- naar een andere (afgelegen) plaats mee te nemen en/of
- een voorwerp (sok) in diens mond te stoppen/duwen;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 12 juni 2012 te Klarenbeek, althans in de gemeente
Voorst en/of Apeldoorn,
[slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes
aan die [slachtoffer A] getoond, in elk geval een mes op een voor die [slachtoffer A]
duidelijk zichtbare wijze vastgehouden, en/of (daarbij) die [slachtoffer A] dreigend
de woorden toegevoegd : "niet huilen, anders steek ik je neer" en/of "je mag
niets vertellen, anders maak ik je dood", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 06 juni 2012 te Apeldoorn met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Target,
Washington De Luxe), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/850523-12
hij op of omstreeks 10 mei 2012 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk
mishandelend [slachtoffer C] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)
op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt
en/of aan de haren (naar beneden) heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 06/851140-11
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2010 tot en met 9 maart 2011 te Hall, althans in de gemeente Brummen,
(telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten
[slachtoffer D] (geboren op [2010]), heeft geslagen en/of
gestompt en/of geknepen en/of (met kracht) heeft vastgepakt en/of door
elkaar/heen en weer heeft geschud, waardoor deze (telkens) letsel heeft
bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 18 mei 2011 te
Hall, althans in de gemeente Brummen, in elk geval in Nederland, één of
meerma(a)l(en) (telkens) (een) gegevensdrager(s), bevattende (een)
afbeelding(en), te weten een of meer computer(s) en/of een of meer harddisk(s)
heeft
verspreid en/of
aangeboden en/of
openlijk tentoongesteld en/of
vervaardigd en/of
ingevoerd en/of
doorgevoerd en/of
uitgevoerd en/of
verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking
van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (te weten in totaal 67 multimediafiles) (een)
seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die
kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of
schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
- het (laten) vasthouden en/of in de mond (laten) nemen van de stijve penis
van een volwassen man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar
nog niet heeft bereikt (onder meer [bestandsnaam].jpg en/of
[bestandsnaam].jpg) en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en)
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij
door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van
kleden van die/de perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in
beeld gebracht worden (ondermeer [bestandsnaam].jpg en/of [bestandsnaam].jpg
en/of [bestandsnaam].jpg),
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 18 mei 2011 te
Hall, althans in de gemeente Brummen, in elk geval in Nederland, één of
meerma(a)l(en) een afbeelding en/of (een) gegevensdrager(s), te weten (een)
computer(s) en/of (een) harddisk(s) in bezit heeft gehad, bevattende (een)
afbeelding(en) (te weten 5 multimediafiles), terwijl op die afbeelding(en)
(een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn waarbij een mens en een dier
is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, welke ontuchtige
handeling(en) bestond(en) uit (ondermeer) het door volwassen personen
verrichten van seksuele handelingen met dieren zoals penetratie en pijpen;
art 254a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Parketnummer 06/950422-12
Aanleiding van het onderzoek1
Op 12 juni 2012 kreeg de politie om 19:33 uur de melding van een zedenmisdrijf2. Verbalisanten zijn naar de woning van het slachtoffer gegaan. Zij troffen daar het slachtoffer [slachtoffer A] (verder: het slachtoffer) met zijn ouders aan. Het slachtoffer verklaarde dat hij met de trein had gereisd en was uitgestapt bij station Klarenbeek. Daar zag hij een man die hem bij een huisje heeft uitgekleed en misbruikt. De man is gestopt toen het slachtoffer zei dat hij een politieauto zag rijden.
Verbalisanten zagen op de linkerpols van het slachtoffer rode striemen. Zij hebben de kleding van het slachtoffer in beslag genomen en zagen toen dat zijn knieën en ellebogen vies waren.
Naar aanleiding van de verklaring van het slachtoffer zijn diverse opsporingsmiddelen ingezet. Er heeft onder meer een sporenonderzoek plaatsgevonden bij station Klarenbeek en op het lichaam van het slachtoffer. Ook is een SMS-bom verspreid, heeft een buurt- en een passantenonderzoek plaatsgevonden, zijn getuigen gehoord en zijn camerabeelden van diverse locaties bekeken. Verder is in het televisieprogramma “Opsporing verzocht” aandacht besteed aan het incident. Uiteindelijk heeft het onderzoek geleid tot de aanhouding van verdachte op 17 juli 2012.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte betwist dat hij een sok in de mond van het slachtoffer heeft gestopt of geduwd en dat hij het slachtoffer heeft bedreigd. Verdachte heeft ter terechtzitting met betrekking tot feit 1 ontkend dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3
(seksueel binnendringen, vrijheidsberoving en bedreiging jongen Klarenbeek)
De rechtbank zal de feiten 1, 2 en 3 gelet op hun onderlinge samenhang tegelijk beoordelen, waarbij elk bewijsmiddel is gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De rechtbank zal eerst vaststellen of sprake is geweest van seksueel binnendringen. Als het gaat om de ten laste gelegde seksuele handelingen is verdachte immers uitsluitend artikel 244 Wetboek van Strafrecht ten laste gelegd.
Het slachtoffer, geboren op [2002]3, heeft verklaard4 dat hij op 12 juni 2012 naar het station De Maten in Apeldoorn is gegaan en in de trein is gestapt. Op het station Klarenbeek is hij uitgestapt. Hij zag een man aan wie hij heeft gevraagd hoe laat de volgende trein naar Apeldoorn ging. Het slachtoffer liep naar het eind van het perron en werd opeens vastgepakt door de man (verdachte). Verdachte hield zijn hand voor de mond van het slachtoffer, nam hem mee het perron af en leidde hem achter een huisje. Verdachte deed een sok in de mond van het slachtoffer en dreigde met een mes in zijn hand. Verdachte zei tegen het slachtoffer dat hij niet mocht huilen omdat hij anders zou steken. Verdachte deed de broek van het slachtoffer en die van zichzelf uit. Verdachte heeft de polsen van het slachtoffer vastgemaakt met tiewraps. Verdachte likte aan de penis van het slachtoffer en nam de penis in zijn mond5. Dit heeft volgens het slachtoffer twee keer plaatsgevonden. Verdachte deed vervolgens zijn penis in de anus van het slachtoffer. Verdachte zei eerst dat het niet lukte. Verdachte drukte toen heel hard. Toen lukte het wel, zei de man. Toen de penis in zijn anus ging, voelde het slachtoffer pijn. Verdachte ging met zijn penis twee keer heen en weer. Het slachtoffer heeft verder verklaard dat hij aan de penis van verdachte moest likken6. Hij voelde toen “misselijkheid bij zijn hangertje”. Hij bedoelt daarmee zijn adamsappel. Verdachte heeft hem ook getongzoend. Het slachtoffer proefde toen speeksel en voelde de tong van verdachte. Hij rook de geur van tabaksrook. Verdachte heeft tegen het slachtoffer gezegd dat hij niets mocht zeggen omdat hij, verdachte, anders zou worden opgepakt7. Als hij wat zou vertellen, zou verdachte hem doodmaken.
Verdachte heeft een deels bekennende verklaring afgelegd. Zijn verklaring komt op diverse punten overeen met de verklaring van het slachtoffer. Verdachte heeft verklaard dat hij op station Klarenbeek was8. Hij was daar om een fiets te stelen9. Op het perron zag hij opeens een jongetje naar zich toe komen10. Hij heeft het jongentje gevraagd of hij hem mocht aanraken en kreeg volgens verdachte als antwoord van het jongetje “als ik dat ook mag bij jou”. Aan het eind van het perron zijn ze over het spoor naar de overkant gelopen. Achter een gebouwtje heeft hij de broek van het jongetje losgemaakt en zijn t-shirt uitgedaan. Vervolgens is hij met zijn handen tussen de benen van het jongetje gegaan en heeft hij het jongetje gemasturbeerd. Hij heeft het geslachtsdeel van het jongetje in zijn mond gedaan en een heen en weer gaande beweging gemaakt. Hij heeft het jongetje daarna nog een keer afgetrokken. Toen het jongetje hem vroeg of hij dat ook mocht doen heeft hij daarin toegestemd. Het jongetje heeft hem toen afgetrokken. Verdachte, die rookt, heeft het jongetje gezoend. De tweede keer heeft verdachte wel geprobeerd om met de mond los te zoenen maar begreep de jongen dit niet, aldus verdachte11. Verdachte is niet met zijn tong in de mond van het jongetje geweest.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn hand op de rug/schouder van de jongen heeft gelegd en dat ze zo naar het huisje zijn gelopen. Achter het huisje heeft hij tiewraps bij de jongen om diens handen of polsen gedaan. Hij heeft de tiewraps doorgesneden met zijn mes omdat de jongen zei dat ze te strak zaten. De jongen is niet voor 100 procent vrijwillig met hem meegegaan, aldus verdachte. Hij zal zijn meegegaan omdat hij, verdachte, twee keer zo groot was als de jongen. Hij heeft de jongen afgetrokken en gepijpt. De jongen heeft hem ook afgetrokken. De jongen heeft hem niet gepijpt aldus verdachte. Volgens verdachte heeft hij geprobeerd met zijn penis anaal bij de jongen binnen te dringen. Dat is niet gelukt. Toen de jongen zei dat hij de politie hoorde, is hij, verdachte, gestopt met de seksuele handelingen.
De rechtbank stelt derhalve vast dat verdachte díe handelingen ontkent, die in juridisch opzicht seksueel binnendringen opleveren (tongzoenen, pijpen van verdachte door het slachtoffer en anaal binnendringen bij het slachtoffer).
Voor beoordeling van de vraag of het seksueel binnendringen wettig en overtuigend bewezen kan worden is van belang in hoeverre de verklaringen van het jonge slachtoffer betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van het slachtoffer authentiek overkomen. Die verklaringen bevatten details op het niveau van de relevante bijzonderheden, ook waar het betreft informatie die tot opsporing van de dader kon leiden. Zijn verklaring vindt bovendien op meerdere punten bevestiging in de verklaring van verdachte. Zo hebben beiden verklaard over het feit dat ze naar het einde van het perron zijn gelopen, van het perron zijn afgesprongen en dat ze achter een huisje zijn gegaan. Ook hebben zowel het slachtoffer als verdachte verklaard dat verdachte het slachtoffer achter het huisje van zijn kleren heeft ontdaan, dat er seksuele handelingen zijn verricht (waarbij verdachte alleen anders heeft verklaard voor zover dit betreft het seksueel binnendringen) en dat dit stopte toen het slachtoffer zei dat hij een politieauto hoorde. Bovendien hebben beiden verklaard over de tiewraps die verdachte bij het slachtoffer heeft omgedaan.
Ten aanzien van de handelingen die verdachte ontkent, overweegt de rechtbank verder het volgende.
Over het tongzoenen heeft het slachtoffer verklaard dat hij speeksel proefde en de tong van verdachte voelde12. Tijdens het informatief gesprek heeft het slachtoffer verklaard dat de tong in zijn mond vies was13. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gezoend14, naar de rechtbank begrijpt “alleen” op de mond. De verklaringen van het slachtoffer zijn echter zo specifiek dat de rechtbank die verklaringen betrouwbaar vindt. De rechtbank leidt uit deze verklaringen derhalve af dat verdachte ook met zijn tong is binnengedrongen in de mond van het slachtoffer.
Ten aanzien van het pijpen overweegt de rechtbank dat het slachtoffer heeft verklaard dat hij misselijkheid voelde bij zijn hangertje. De rechtbank neemt in dit verband aan dat het slachtoffer met “het hangertje” heeft bedoeld de huig achter in de keel dat er in zijn ogen mogelijk uitziet als een hangertje. Aannemelijk is dat het slachtoffer door de aanraking daarvan misselijk is geworden, op grond waarvan het niet anders kan zijn dan dat verdachte zijn penis in de mond van het slachtoffer heeft gebracht. Ook hier zijn de verklaringen van het slachtoffer zo specifiek dat de rechtbank die verklaringen betrouwbaar vindt. De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van het slachtoffer heeft gebracht.
Met betrekking tot het anaal binnendringen overweegt de rechtbank dat het slachtoffer tijdens het informatief gesprek op 12 juni 2012 heeft voorgedaan dat hij op zijn knieën voorovergebogen zat en heeft verklaard15 dat verdachte met zijn penis hard drukte. De penis paste niet in de anus van het slachtoffer. Volgens het slachtoffer zei verdachte toen: “ik krijg hem er niet in”. En daarna: “het lukt” en “ik heb hem erin”. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij pijn voelde. Verdachte ging vervolgens met zijn penis een paar keer heen en weer. Volgens het slachtoffer zag hij dat toen hij naar achteren keek. De rechtbank acht bovendien van belang dat GGD-arts Van Douveren heeft verklaard dat zij bij het lichamelijk onderzoek van het slachtoffer op de bewuste avond waarnam dat het in de anus en rondom de anus van het slachtoffer iets rood was.16
De verklaringen van het slachtoffer vinden ook bevestiging in de resultaten die uit de onderzoeken naar voren komen. Zo is op 12 juni 2012 een onderzoeksset zedendelicten afgenomen bij het slachtoffer17. Hierbij werd de huid rondom zijn mond, zijn penis en anus bemonsterd op de aanwezigheid van biologisch materiaal. Verder is een referentiemonster wangslijmvlies afgenomen.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (verder te noemen: NFI) komt naar voren dat er aanwijzingen zijn dat sprake was van spermavloeistof in de bemonsteringen die in het NFI –rapport “rondom anus”, “anus diep” en “anus ingang” zijn genoemd18.
DNA-onderzoek naar de bemonstering ZAAC1637NL #01 (penis slachtoffer) wijst uit dat dat spoor celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van verdachte waarbij de berekende frequentie of matchkans kleiner is dan één op één miljard. Ook de bemonstering ZAAC1637NL #02 bevat volgens het NFI celmateriaal dat van verdachte kan zijn (betreft een afgeleid mengprofiel) waarbij de berekende frequentie of matchkans kleiner is dan één op één miljard 19.
Ten aanzien van de bemonsteringen van de anus (“anus” en “anus diep”) heeft het NFI in een aanvullend rapport geconcludeerd20 dat daarin een mengprofiel van minimaal twee personen is aangetroffen, waarbij het hoofdprofiel van het slachtoffer kan zijn en de nevenkenmerken van verdachte kunnen zijn; een frequentie is daarbij niet berekend. Er zijn aldus het NFI geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van celmateriaal/sperma van een derde, zodat deze resultaten een aanwijzing opleveren van de aanwezigheid van een relatief geringe hoeveelheid sperma die van verdachte kan zijn.
Gelet op verdachtes in zoverre bekennende verklaringen dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij het slachtoffer en de bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde van de met het DNA-profiel van verdachte overeenkomende DNA-kenmerken in de bemonsteringen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de donor is van het celmateriaal dat in de - delictgerelateerde - bemonsteringen is aangetroffen.
De rechtbank heeft zich ambtshalve de vraag gesteld welke betekenis moet worden toegekend aan de naam van de bemonstering “anus-diep” in het NFI-rapport in het licht van de verklaring van GGD-arts Van Douveren dat ze bij de bemonstering van de anus niet geheel door de kringspier heen is geweest. Hoewel de naam van de bemonstering anders doet vermoeden, kan de rechtbank op basis van alleen deze bevindingen niet vaststellen of verdachte voorbij de sluitspier is binnengedrongen. De verklaring van Van Douveren als zou er zonder penetratie sperma kunnen zitten rondom de anus maar niet in of voorbij de kringspier zelf, acht de rechtbank niet zonder meer begrijpelijk. Overigens vormt de sluitspier zelf naar het oordeel van de rechtbank reeds een lichaamsholte, waarvan de seksuele binnendringing strafbaar is. De rechtbank overweegt in dit verband verder dat informatie omtrent de exacte wijze van bemonstering ten aanzien van dit spoor in het dossier ontbreekt.
De rechtbank acht het antwoord op deze ambtshalve vraag echter uiteindelijk niet van belang voor de te nemen bewijsbeslissing omdat zij de bewezenverklaring van het seksueel binnendringen in de anus van het slachtoffer met name baseert op de specifieke en gedetailleerde verklaring van het slachtoffer in combinatie met voormelde bevindingen van Van Douveren bij het lichamelijk onderzoek van het slachtoffer aan de anus (in en rondom iets rood).
De resultaten van het sporen- en DNA-onderzoek geven wel steun aan de verklaringen van het slachtoffer, ook als het gaat om het seksueel binnendringen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van het slachtoffer dan ook consistent en betrouwbaar.
Verdachte is daarentegen heel berekenend geweest bij het afleggen van zijn verklaringen. Hij heeft aanvankelijk het seksueel misbruik volledig ontkend. Daarna heeft hij, geconfronteerd met belastende feiten en omstandigheden, steeds iets meer van het seksueel misbruik prijs gegeven waarbij zijn verklaringen overeenkomen met de verklaringen van het slachtoffer met uitzondering van de ontuchtige handelingen betreffende het binnendringen bij het slachtoffer. Verdachte geeft hierover niet meer prijs dan dat hij heeft geprobeerd anaal binnen te dringen, hetgeen in zijn beleving niet is gelukt.
Al het vorenoverwogene in aanmerking nemend acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten het plegen van ontuchtige handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het 10-jarige slachtoffer, wettig en overtuigend bewezen.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte het slachtoffer wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. Zij grondt haar overtuiging op de hiervoor weergegeven verklaring van het slachtoffer dat hij op 12 juni 2012 op station Klarenbeek opeens werd vastgepakt door verdachte21, dat verdachte zijn hand voor de mond van het slachtoffer hield, hem meenam van het perron af en hem achter een huisje leidde. Het slachtoffer heeft verder verklaard dat verdachte een sok in zijn mond deed en hem met tiewraps vast maakte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn hand op de schouder van het jongetje heeft gelegd en dat ze zo naar het huisje zijn gelopen. Achter het huisje heeft hij tiewraps om de handen of polsen bij het jongetje gedaan om te voorkomen dat het jongetje zou wegrennen. In zijn politieverklaring heeft verdachte ook aangegeven22 dat hij de tiewraps heeft omgedaan uit angst dat de jongen hem iets zou aandoen wanneer verdachte hem zou pijpen. Verdachte heeft verder ter terechtzitting verklaard dat het jongetje niet voor 100 procent vrijwillig met hem is meegegaan. Hij zal zijn meegegaan omdat hij, verdachte, twee keer zo groot was als de jongen.
Verder zijn de op de plaats van het misdrijf aangetroffen tiewraps op meerdere plaatsen bemonsterd en door het NFI onderzocht23. Daarbij is ten aanzien van twee bemonsteringen een onvolledig mengprofiel verkregen dat celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer en van verdachte, waarbij overigens geen berekening is gemaakt van de frequentie of matchkans. Van een andere bemonstering is een DNA-hoofdprofiel verkregen, waarbij het celmateriaal afkomstig kan zijn van het slachtoffer. Daarnaast zijn DNA-nevenkenmerken verkregen, waarbij het celmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte met een berekende frequentie of matchkans die kleiner is dan één op één miljard.
Gelet op verdachtes in zoverre bekennende verklaringen dat hij tiewraps heeft gebruikt om de handen van het slachtoffer vast te binden en de bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde van de met het DNA-profiel van verdachte overeenkomende DNA-kenmerken in een van de bemonsteringen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de donor is van het celmateriaal dat in de - delictgerelateerde - bemonstering is aangetroffen.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat zij de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar acht. Dat geldt ook, om dezelfde redenen, als het gaat om de vrijheidsberoving. De rechtbank acht derhalve ook het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen.
Zoals uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijkt, heeft het slachtoffer hierover verklaard24 dat verdachte hem dreigde met een mes. Verdachte zei tegen hem dat hij niet mocht huilen omdat hij anders zou steken25 en dat hij niets mocht zeggen omdat hij, verdachte, anders zou worden opgepakt26. Als hij wat zou vertellen zou verdachte hem doodmaken.
Verdachte heeft verklaard dat hij een mes bij zich had27. Misschien heeft de jongen zich bedreigd gevoeld omdat hij zag dat verdachte een mes bij zich had. Volgens verdachte kon de jongen het mes, dat aan zijn riem hing, zien. Verdachte ontkent dat hij de jongen heeft bedreigd.
Gelet op hetgeen de rechtbank eerder over de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer heeft overwogen en dat hier als herhaald en ingelast kan worden beschouwd, acht zij hetgeen onder feit 3 is ten laste gelegd bewezen. Verdachtes ontkennende verklaringen acht zij niet aannemelijk geworden, te minder nu verdachte zeer uiteenlopend heeft verklaard.
De rechtbank acht de ten laste gelegde diefstal van de fiets bewezen. Zij baseert het bewijs op de bekennende verklaring van verdachte28 en de aangifte van [slachtoffer B]29. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte wordt met deze opsomming volstaan.
Parketnummer 06/850523-12
Aanleiding van het onderzoek30
Op 10 mei 2012 kreeg de Regionale Meldkamer de melding van een mishandeling31. De verdachte zou een bekende zijn van degene die zou zijn mishandeld. Ter plaatse werden verbalisanten aangesproken door mevrouw [slachtoffer C]. Zij verklaarde dat [verdachte] (verdachte), de relatie van haar dochter, haar meerdere malen in het gezicht had geslagen. [slachtoffer C] heeft vervolgens aangifte van mishandeling gedaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het feit kan worden bewezen nu zijn cliënt een bekennende verklaring heeft afgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen en baseert de bewezenverklaring op de aangifte van [slachtoffer C]32 en de bekennende verklaring van verdachte33 dat hij [slachtoffer C] heeft geslagen om haar pijn te doen en haar bij de haren heeft gepakt om te proberen haar nog een keer te slaan. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte wordt met deze opsomming volstaan.
Parketnummer 06/851140-11
Aanleiding van het onderzoek34
Op 21 maart 2011 kreeg de politie van mevrouw [aangever namens slachtoffer D], vertrouwensarts van de Raad voor de Kinderbescherming, het verzoek mee te gaan op huisbezoek bij verdachte en zijn vriendin35. Het kindje van verdachte en zijn vriendin zou onder voorlopige toezichtstelling worden geplaatst en er zou aangifte van mishandeling worden gedaan. Dit moest aan verdachte en zijn vriendin worden meegedeeld. Het kindje lag op dat moment in het ziekenhuis omdat het steeds onverklaarbare blauwe plekken had. Op 6 april 2011 heeft [aangever namens slachtoffer D] voornoemd aangifte gedaan ter zake van mishandeling van het kindje.
In het daaropvolgende onderzoek is door getuigen verklaard dat er mogelijk kinderporno op de computer van verdachte zou staan36. Dit heeft ertoe geleid dat op 18 mei 2011 de laptop van verdachte in beslag is genomen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft zij vrijspraak gevorderd nu in het proces-verbaal niet is vermeld op welke (bestands)locatie op de laptop de plaatjes betreffende seks met dieren zijn aangetroffen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat geen sprake is geweest van een langdurige en structurele mishandeling van de baby. Verdachte heeft erkend dat hij de baby één keer heen en weer heeft geschud. Voor de andere handelingen is geen bewijs, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte naar kinderporno heeft gekeken. De overige ten aanzien van de kinderporno verweten gedragingen hebben niet plaatsgevonden. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken. Op de computer van verdachte zijn afbeeldingen aangetroffen betreffende porno met dieren. Verdachte kan zich niet herinneren dat hij naar deze afbeeldingen bewust heeft gekeken, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 (mishandeling baby)
Op 6 april 2011 heeft [aangever namens slachtoffer D] namens [slachtoffer D] (verder: de baby) aangifte gedaan van mishandeling. [aangever namens slachtoffer D] heeft daarbij verklaard37 dat zij vertrouwensarts is bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling te Velp. Op 9 maart 2011 kreeg zij een telefonische melding van consultatiebureau ‘[naam bureau]’ te Eerbeek, waarbij zorgen werden geuit over de baby, (twee maanden te vroeg) geboren op [2010] en met zijn ouders wonend aan de [adres] te Hall, gemeente Brummen. Volgens het consultatiebureau waren er drie rapporten waarin gesproken werd over aangetroffen blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer D]. Ten tijde van de melding was er ook een blauwe plek zichtbaar op het gezicht van [slachtoffer D]. Naar aanleiding van de melding is contact gezocht met de huisarts, die ervoor heeft gezorgd dat de baby is opgenomen in een ziekenhuis.
Volgens [aangever namens slachtoffer D] is sprake geweest van drie incidenten. In december 2010 is de baby door de huisarts gezien en onderzocht. De huisarts zag dat de baby mogelijk een zwelling had aan de linkerkant van zijn gezicht en dat hij mogelijk ook een dikke lip had. Volgens de ouders hadden ze bij het uit bed halen van de baby gezien dat de ene kant van zijn gezicht blauw en opgezet was. In februari 2011 vertelde de moeder van de baby dat verdachte was gevallen terwijl hij de baby op de arm had. Hierdoor had de baby een blauwe striem in de vorm van een hand op zijn bil opgelopen. Op 9 maart 2011 werd door medewerkers van het consultatiebureau ‘[naam bureau]’ in het gezicht van de baby een blauwe plek gezien van 7 bij 3 mm.
De baby is in Het Spittaal (Gelre) ziekenhuis te Zutphen en in het Universitair Medisch Centrum Utrecht (verder te noemen: UMC) onderzocht. Van Douveren, forensisch geneeskundige bij de GGD Gelre-IJssel, heeft een toelichting gegeven op het medische dossier van de baby38.
Volgens Van Douveren komt uit de onderzoeken het volgende naar voren39:
- De baby is in de periode van 9 tot en met 18 maart 2011 opgenomen geweest in Het Spittaal. Volgens dr. Thijs, kinderarts, waren de stollingsfactoren niet afwijkend. Er zijn twee retinabloedingen (opmerking Rb: netvliesbloedingen) beiderzijds geconstateerd. Op de MRI waren subdurale bloedingen te zien van verschillende data. Het betroffen zowel oudere als recente bloedingen. De waarden van het enzymonderzoek waren normaal en de skeletstatus vertoonde geen afwijkingen. Volgens dr. Thijs passen de uitslagen van de onderzoeken het meest bij een ‘shaken baby syndroom’.
- Volgens de afdeling Radiologie van Het Spittaal zijn er geen aanwijzingen voor een (oude) fractuur.
- In het UMC zijn tijdens een MRI op 18 maart 2011 zowel in het voorhoofdsgebied als achter bloedingen onder het harde hersenvlies gezien. Deze bloedingen zijn van verschillende data, recent en ouder. Door dr. Noi, oogarts, zijn in beide ogen retinabloedingen vastgelegd, die volgens Noi passen bij een ‘shaken baby syndroom’. Er is sprake van een normaal bloedbeeld en er zijn geen aanwijzingen voor een stofwisselingsdefect.
Getuige [moeder slachtoffer D], moeder van de baby, heeft over de verwondingen van de baby verklaard40 dat zij niet weet hoe de verwondingen in december 2010 zijn ontstaan. In januari 2011 heeft ze bij het consultatiebureau verteld dat de baby een blauwe plek op zijn voorhoofd had. Volgens [moeder slachtoffer D] zag het eruit als een stootplekje. Begin februari 2011, toen ze weer aan het werk was, kreeg ze een sms van verdachte dat hij was gevallen met de baby. Toen ze de baby een dag later in het bad deed, zag ze vier strepen op zijn billen, hetgeen achteraf gezien een handafdruk zou kunnen zijn geweest. Met betrekking tot het blauwe plekje dat de baby op 8 maart 2011 op zijn kaak had dacht ze eerst dat verdachte en de baby met hun hoofden met elkaar in botsing waren gekomen, omdat de baby heel beweeglijk is met zijn hoofd als hij op schoot zit41. Later dacht ze dat verdachte de baby te strak had vastgehouden bij het geven van de fles. Over de bloedingen die naar aanleiding van de onderzoeken in het ziekenhuis zijn waargenomen, kan [moeder slachtoffer D] niets zeggen. Op 28 mei 2011 heeft verdachte haar verteld dat hij de baby misschien een keer te hard door elkaar heeft geschud.
Verdachte heeft het schudden van de baby bekend. Hij heeft verklaard42 dat hij de baby de fles wilde geven. De baby huilde en bleef huilen. Hij heeft geprobeerd hem stil te krijgen. Toen is het zwart geworden voor zijn ogen. Hij was zo over de rooie dat hij de baby onder zijn armpjes heeft vastgepakt. Hij heeft de baby toen naar voren en naar achteren geschut. De baby was toen twee of twee en een halve maand oud.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij de baby een keer wilde verschonen. Hij stond op van de bank en struikelde terwijl hij de baby voor zich vast had. Hierdoor kwam de baby op de grond terecht en is hij met zijn volle gewicht op de baby gevallen. De baby had op dat moment een luier om. Over het blauwe plekje op de linkerkaak heeft verdachte verklaard dat hij tijdens het voeden van de baby het hoofdje wellicht iets te stevig heeft vastgepakt.
Volgens verdachte heeft hij de overige verwondingen niet gezien en/of weet hij niet hoe die zijn ontstaan.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de baby heeft geslagen op de billen. De rechtbank baseert dit op de verklaring van getuige [moeder slachtoffer D] die heeft verklaard dat ze een dag nadat verdachte haar had verteld dat hij met de baby was gevallen, vier rode striemen zag op de billen van de baby, passend bij een handafdruk. Dat de baby rode striemen op zijn billen heeft gehad, vindt bevestiging in de rapporten van het consultatiebureau43. Gelet op het feit dat de baby op het betreffende moment een luier droeg en bij hem geen ander letsel is waargenomen door [moeder slachtoffer D] acht de rechtbank verdachtes verklaring dat hij met de baby is gevallen niet aannemelijk. Indien verdachte immers daadwerkelijk met de baby was gevallen was ander letsel, bijvoorbeeld aan zijn hoofdje, meer aannemelijk geweest. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte de baby met de vlakke hand op de (blote) billen heeft geslagen.
Ten aanzien van het blauwe plekje dat op 8 maart 2011 op de wang van de baby is gezien acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van mishandeling. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij het hoofdje van de baby wellicht iets te stevig heeft vastgepakt, heeft getuige [moeder slachtoffer D] verklaard dat verdachte de baby bij het geven van de fles altijd vasthield zoals door hem beschreven. De rechtbank kan op grond van deze informatie en mede gelet op de relatief beperkte omvang van het plekje (7 bij 3 mm) niet komen tot het bewijs dat verdachte de baby zodanig opzettelijk heeft mishandeld dat deze daardoor het betreffende blauwe plekje heeft opgelopen.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd ten aanzien van het één keer schudden van de baby. Getuigen die dit hebben zien gebeuren, zijn er niet, niet van deze ene keer en ook niet van mogelijke andere keren.
In het dossier bevindt zich alleen medische informatie waarin is beschreven dat uit MRI-onderzoek is gebleken dat er oudere en recente hematomen in de hersenen zichtbaar zijn en in de ogen retinabloedingen.
De hematomen in de hersenen en de bloedingen in de ogen roepen de verdenking op dat de baby meerdere keren (door elkaar) is geschud. Het “shaken baby syndroom” betreft echter een complexe materie. Het is niet eenvoudig om met voldoende zekerheid vast te stellen dat bepaalde letsels door het (door elkaar) schudden van een baby (moeten) zijn ontstaan en dat andere (mogelijke) oorzaken kunnen worden uitgesloten. De medische informatie in het onderhavige dossier betreffende het ‘shaken baby syndroom’ is naar het oordeel van de rechtbank in zoverre onvoldoende geconcretiseerd. Het betreft grotendeels een reeks “losse” brieven en andere stukken. De toelichting van Van Douveren, voormeld, op het medische dossier kan de rechtbank niet zonder meer aanmerken als een deskundigenrapport nu niet (voldoende) is beschreven dat Van Douveren beschikt over expertise op het betreffende gebied. Een door de politie opgemaakte (summiere) notitie van een telefoongesprek met een forensisch arts van het NFI brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat die notitie niet gelijk te stellen is met een deskundigenrapport.
Dat er meerdere recente en oudere hematomen zijn is naar het oordeel van de rechtbank derhalve niet zonder meer te verbinden aan de concreet aan verdachte ten laste gelegde mishandeling(en). Daarbij speelt een rol dat een indicatie van het moment van ontstaan van de hematomen ontbreekt. Een causaal verband tussen het anders dan hiervoor genoemde letsel en de aan verdachte ten laste gelegde mishandeling kan daarom niet worden bewezen. Om die reden kan niet worden bewezen dat verdachte de baby meerdere keren heeft geschud. Anders dan de officier van justitie kan de rechtbank dan ook niet vaststellen dat verdachte zich stelselmatig, meer dan twee keer, schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn baby. De rechtbank acht derhalve het één keer schudden van de baby bewezen. Gelet op de bijzonder jonge leeftijd van de twee maanden te vroeg geboren baby, de wijze waarop verdachte heeft geschud (zonder het hoofdje van de baby te steunen) acht de rechtbank tevens bewezen dat dit de baby pijn heeft gedaan en dat daarbij, gezien de medische informatie, enig letsel is ontstaan.
Samenvattend acht de rechtbank bewezen dat verdachte de baby één keer heeft geschud en één keer met de vlakke hand heeft geslagen.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste feit voor een deel bewezen.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van het verwerven of van het bezit van kinderporno, maar van - kort gezegd - het zich digitaal toegang verschaffen tot dat materiaal. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
Het enkele bekijken van (digitale) kinderpornografische afbeeldingen is niet strafbaar en levert geen bezit op in de zin van artikel 240b Wetboek van Strafrecht. Volgens de wetsgeschiedenis is vereist dat het bewustzijn van het bezit van dergelijk materiaal bij verdachte vast moet komen te staan. Voor het aannemen van het opzettelijk in bezit hebben van kinderporno moet een zekere beschikkingsmacht bij verdachte komen vast te staan en moet hij in staat zijn om het in/op een gegevensdrager opgeslagen kinderpornografisch materiaal zichtbaar te maken.
Vast staat dat van de kinderpornobestanden die zijn aangetroffen op de laptop van verdachte 46 bestanden zich bevonden in lost files, die normaal gesproken niet door de gebruiker zijn te benaderen. Verder bevonden zich 20 bestanden in de map met tijdelijke internetbestanden (temporary internet files).
Hoewel de verdachte de beschikkingsmacht had over deze gegevensdrager, waarmee het feitelijke bezit gegeven is, kan niet worden gesproken van opzet op bezit. Immers blijkt niet uit het dossier of het verhandelde ter terechtzitting dat de verdachte ook wist - of willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard - van het bestaan van deze bestanden, dan wel van de beschikking die hij daarover had. Uit niets kan worden afgeleid dat de verdachte een specifieke handeling heeft uitgevoerd die gericht was op het in bezit krijgen van een bestand van kinderpornografische aard. Het louter bekijken van dergelijke bestanden is onvoldoende voor het aannemen van strafbaar bezit, zolang niet blijkt van een handeling die erop is gericht onafhankelijk van de bron over het bestand te kunnen beschikken, bijvoorbeeld door dit op een andere gegevensdrager op te slaan. Dit is slechts anders indien blijkt dat de verdachte zich bewust was van de opslag in de map met tijdelijke internetbestanden en zo getracht heeft zich de beschikkingsmacht over het bestand van kinderpornografische aard te verschaffen. Hiervan is echter niet gebleken. Het voorgaande is eveneens van toepassing op de ene afbeelding die is aangetroffen in de recycle bin. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat verdachte tegenover de politie heeft verklaard dat hij wel kinderporno had gekeken op een website, maar geen plaatjes op de computer had gedownload. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen sprake van (opzettelijk) bezitten in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht en gelet op het voorgaande evenmin van verwerven, nu dit moet worden begrepen als het verkrijgen van de beschikkingsmacht.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op strafbare wijze toegang heeft verschaft tot kinderpornografisch materiaal.
Op 18 mei 2011 heeft een onderzoek plaatsgevonden op het adres [adres] te Hall, gemeente Brummen44. Daarbij is de laptop van verdachte in beslag genomen. De laptop is onderzocht op de aanwezigheid van kinderpornografische afbeeldingen45.
Als criterium voor het aantreffen en beoordelen van de multimediafiles als zijnde kinderpornografie werd gehandeld met gebruikmaking van de op dit punt geldende jurisprudentie en de Aanwijzing kinderpornografie van het college van procureurs-generaal van 1 november 2010/nr. 2010 A025. De bepaling van de kennelijke leeftijden van de afgebeelde personen is gebaseerd op de algemeen bekende criteria en kenmerken betreffende lichaamskenmerken, lichamelijke ontwikkeling en ontwikkelingsstadia van uitwendige geslachtskenmerken. Voor zover dat noodzakelijk was is als referentie- en vergelijkingsmateriaal gebruik gemaakt van de “Tannercriteria”.
Op de in beslag genomen goederen zijn 67 multimediafiles aangetroffen waarop kinderpornografisch materiaal staat46. Hiervan zijn er 5 omschreven en in de tenlastelegging opgenomen. Op de beelden die allemaal zijn aangetroffen op de hard disk is het volgende te zien:
Onder nummer 1 is een afbeelding beschreven met als bestandsnaam “[bestandsnaam].jpg”. Op de afbeelding is een meisje, kennelijk jonger dan 12 jaar, te zien vanaf net boven haar navel tot aan haar knieën. Het meisje draagt een klein slipje wat iets uitzakt bij haar onderbuik. Hierdoor is er zicht op haar schaamstreek. De afbeelding is aangetroffen in de recycle bin.
Op de afbeelding onder nummer 2 met als bestandsnaam “[bestandsnaam].jpg” zitten twee meisjes op hun knieën op een soort strand. Beide meisjes die beiden kennelijk jonger dan 18 jaar zijn, zijn naakt. Het linkermeisje heeft haar rechterhand ter hoogte van haar heupen en haar linkerhand achter haar rug ter hoogte van haar billen. Het rechtermeisje heeft haar handen ter hoogte van haar heupen. Haar benen zijn enigszins gespreid. Bij beide meisjes is er zicht op hun borsten en schaamstreek. Deze afbeelding is aangetroffen in de temporary internet files.
In de temporary internet files is ook aangetroffen een afbeelding (beschreven onder 3) met als bestandsnaam “[bestandsnaam].jpg”. Op de afbeelding staat een meisje dat kennelijk jonger is dan 16 jaar met een stijve penis in haar mond. Ze houdt de penis vast met haar linkerhand en kijkt in de camera.
Op afbeelding 4 met als bestandsnaam “[bestandsnaam].jpg” staan twee naakte meisjes, beiden kennelijk jonger dan 17 jaar. Beide meisjes staan op een rots. Hun benen zijn gespreid en tussen hun benen stroomt water over de rotsen. Het voorste meisje heeft haar benen weid gespreid waardoor er duidelijk zicht is op haar vagina. Haar borsten worden vastgehouden door het meisje achter haar. Het achterste meisje staat enigszins voorovergebogen. Beide meisjes kijken duidelijk in de camera. De afbeelding is aangetroffen in de temporary internet files.
De laatste beschreven afbeelding met als bestandsnaam “[bestandsnaam].jpg” is eveneens aangetroffen in de temporary internet files. Op de afbeelding zit een meisje dat kennelijk jonger is dan 13 jaar, naakt op de buik van een naakte man. Ze zit met haar rug in de richting van het gezicht van de man. De man heeft een erectie. Het meisje houdt de stijve penis van de man met beide handen vast.
Hoewel het aantreffen van deze afbeeldingen geen bezit oplevert in de zin van artikel 240b Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat deze digitale sporen wel ondersteuning bieden voor het bewijs dat verdachte (bewust) op zoek is geweest naar (digitale) kinderpornografie.
Verdachte heeft immers verklaard47 dat hij een paar keer een zoekterm heeft ingevuld op het internet. Hij vulde ‘jong meisje’ of ‘naakt’ in. Hij is op kinderpornoplaatjes gestuit. Hij werd aangetrokken door de plaatjes en is via Google ernaar op zoek gegaan. Op een gegeven moment heeft hij via Google een website gevonden waar bijna niets anders op stond, 80 procent van die site was kinderporno. Volgens verdachte zocht hij kinderpornografische plaatjes van jonge meisjes in de leeftijd van 12 tot 16 jaar. Het kijken naar de plaatjes is begonnen in december 2010 en heeft geduurd tot de avond voor de inbeslagname van de laptop48. Hij keek als hij thuis was en niet hoefde te werken49. Hij keek als hij er behoefte aan had en ging steeds vaker kijken. Vlak voor de laptop in beslag werd genomen keek hij iedere avond. Hij heeft ook een paar keer gemasturbeerd bij het bekijken van de plaatjes. Er is dus sprake van actieve handelingen gericht op het verkrijgen van toegang tot kinderporno.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen acht de rechtbank het zich toegang verschaffen tot kinderpornografische afbeeldingen bewezen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat hij handig was met computers. Bovendien heeft hij verklaard dat hij actief op zoek is gegaan naar kinderpornografische afbeeldingen en daartoe zoektermen in gaf op Google.
Gelet op verdachtes verklaring dat hij regelmatig keek is de rechtbank bovendien van oordeel dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt. Die periode is hier naar het oordeel van de rechtbank beperkt gebleven tot ongeveer drie maanden.
Van de overige in de tenlastelegging opgenomen handelingen (zoals verspreiden, vervaardigen etc.) bevat het dossier geen aanknopingspunten zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft gepleegd.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in het proces-verbaal niet is vermeld op welke (bestands)locatie op de computer van verdachte de afbeeldingen zijn aangetroffen. Het dossier bevat geen informatie waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte een specifieke handeling heeft uitgevoerd die gericht was op het in bezit krijgen van afbeeldingen waarbij sprake was van het plegen van seksuele handelingen met dieren. Verdachte heeft steeds ontkend dat hij dergelijke afbeeldingen heeft bekeken of daarnaar op zoek was.
Verdachte dient gelet op het voorgaande van dit feit te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 06/950422-12
1.
hij op 12 juni 2012 te Klarenbeek in de gemeente Voorst met [slachtoffer A] (geboren op [2002]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A], hebbende verdachte
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer A] geduwd en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer A] gebracht/geduwd, en zijn penis door die [slachtoffer A] laten likken en
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer A] gebracht/geduwd en die [slachtoffer A] gezoend en
- zich door die [slachtoffer A] laten aftrekken, althans zijn penis door die [slachtoffer A] laten betasten, en
- die [slachtoffer A] gepijpt en aan de penis van die [slachtoffer A] gelikt en
- die [slachtoffer A] afgetrokken;
2.
hij op 12 juni 2012 te Klarenbeek in de gemeente Voorst opzettelijk [slachtoffer A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door opzettelijk wederrechtelijk deze [slachtoffer A]
- vast te pakken en/of vast te houden en
- een hand voor diens mond te houden en
- diens handen/polsen met tiewraps aan elkaar te verbinden en
- naar een andere afgelegen plaats mee te nemen en
- een sok in diens mond te stoppen/duwen;
3.
hij op 12 juni 2012 te Klarenbeek in de gemeente Voorst [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer A] getoond, in elk geval een mes op een voor die [slachtoffer A] duidelijk zichtbare wijze vastgehouden, en daarbij die [slachtoffer A] dreigend de woorden toegevoegd : "niet huilen, anders steek ik je neer" en "je mag niets vertellen, anders maak ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op 6 juni 2012 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Target, Washington De Luxe), toebehorende aan [slachtoffer B];
Parketnummer 06/850523-12
hij op 10 mei 2012 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend [slachtoffer C] met kracht tegen het hoofd heeft gestompt en aan de haren naar beneden heeft getrokken, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
Parketnummer 06/851140-11
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2010 tot en met 9 maart 2011 te Hall in de gemeente Brummen, telkens opzettelijk mishandelend zijn kind, te weten [slachtoffer D] (geboren op [2010]), heeft geslagen en/of door elkaar/heen en weer heeft geschud, waardoor deze telkens pijn en/of letsel heeft bekomen.
2.
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 18 mei 2011 te Hall in de gemeente Brummen, telkens zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft tot afbeeldingen,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of
schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
- het (laten) vasthouden en/of in de mond (laten) nemen van de stijve penis van een volwassen man door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (onder meer [bestandsnaam].jpg en/of [bestandsnaam].jpg) en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die/de perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (ondermeer [bestandsnaam].jpg en/of [bestandsnaam].jpg en/of [bestandsnaam].jpg),
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 06/950422-12
Feit 1: Met iemand beneden de twaalf jaar handelingen plegen die bestaan of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: Opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;
Feit 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Parketnummer 06/850523-12
Parketnummer 06/851140-11
Feit 1: Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
Feit 2: Zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een
communicatiedienst de toegang verschaffen tot een afbeelding van een seksuele
gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet
heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar betrokken, terwijl van het plegen van
dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
Strafbaarheid van de verdachte
Bij verdachte heeft twee keer een multidisciplinair onderzoek plaatsgevonden. Het eerste onderzoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten van parketnummer 06/851140-11. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een Pro Justitia Rapport van 31 mei 2012, opgemaakt door J.P.M. van der Leeuw, klinisch psycholoog, en een Pro Justitia Rapport van 6 juni 2012, opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater.
Het tweede onderzoek heeft korte tijd later plaatsgevonden naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten van parketnummer 06/950422-12. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een Pro Justitia Rapport van 3 september 2012, opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser voornoemd, en een Pro Justitia Rapport van 15 oktober 2012, opgemaakt door J.P.M. van der Leeuw voornoemd.
Met de conclusie uit de rapporten van 3 september 2012 en 15 oktober 2012 dat verdachte moet worden aangemerkt als verminderd toerekeningsvatbaar kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en de maatregel van terbeschikkingstelling (verder te noemen: TBS-maatregel) met dwangverpleging.
De raadsman heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de reclassering en een behandeling. Subsidiair heeft de raadsman een TBS-maatregel met voorwaarden bepleit. Volgens de raadsman is een TBS-maatregel met dwangverpleging een te vergaande maatregel.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het voordeel van verdachte is rekening gehouden met het feit dat hij alleen op het gebied van vermogenscriminaliteit justitiële documentatie heeft, waarbij het bovendien om feiten langer dan 5 jaar geleden gaat.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere strafbare feiten die variëren in ernst.
Verdachte heeft een 10-jarige jongen ernstig seksueel misbruikt. Hij heeft zijn slachtoffer op klaarlichte dag meegenomen, bedreigd met een mes en vastgebonden. Op die manier heeft verdachte het slachtoffer ook van zijn vrijheid beroofd. Verdachte heeft vervolgens meerdere seksuele handelingen bij en met het slachtoffer verricht, waarbij hij ook het lichaam van het slachtoffer is binnengedrongen. Op de vraag hoe het misbruik zou zijn geëindigd als niet toevallig een politieauto voorbij was gekomen, heeft verdachte geen antwoord kunnen geven.
Verdachte heeft de bevrediging van zijn eigen behoeften voorop gesteld, zonder zich te bekommeren om de jonge leeftijd en het welzijn van zijn slachtoffer. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de waardigheid van het slachtoffer en hem angst aangejaagd. Door toedoen van verdachte heeft het slachtoffer in de periode daarna diverse voor hem psychisch en lichamelijk belastende onderzoeken moeten ondergaan. Niet alleen voor het slachtoffer zijn de feiten traumatiserend geweest, ook op zijn naaste familie hebben de gebeurtenissen een grote impact gehad. Een zedenzaak als deze draagt bovendien bij aan de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn destijds nog jonge baby. Verdachte heeft zich in het geheel niet afgevraagd wat voor gevolgen zijn handelen kon hebben in het gedrag dan wel de ontwikkeling van zijn kind. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn kind, dat erg jong en kwetsbaar was, geen veiligheid en geborgenheid heeft geboden. Ook ten aanzien van de moeder van zijn (latere) partner heeft verdachte zijn agressie niet onder controle weten te houden. Verder heeft verdachte een gewoonte gemaakt van het zich digitaal toegang verschaffen tot kinderporno. De fietsendiefstal verbleekt tegen de ernst van al deze feiten maar illustreert wel verdachtes maatschappelijke afglijden.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de over verdachte uitgebrachte rapporten.
Uit het rapport van Van der Leeuw voornoemd van 13 mei 2012 komt naar voren dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en passief-agressieve en ontwijkende trekken. Verdachte toont weinig emotie. Er is sprake van een verwrongen boosheid die zich onder andere manifesteert in affectisolatie/affectarmoede. Er zijn aanwijzingen dat hij ogenschijnlijk sociaal aangepast gedrag kan vertonen, maar dat er innerlijk sprake is van veel opstandigheid, aldus Van der Leeuw. Verdachte kenmerkt zich volgens Van der Leeuw door een gebrekkige remming van zijn agressieve impulsen en het wegmaken van gevoelens. Zodra negatieve gevoelens zich onweerstaanbaar opdringen, krijgen ze meteen een vertaling in negatief gedrag.
Naar aanleiding van de verdenking van het plegen van ontucht is verdachte opnieuw onderzocht. Van der Leeuw heeft op 15 oktober 2012 daarover gerapporteerd. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte een persoonlijkheidsstoornis heeft met borderline, ontwijkende, antisociale en schizoïde trekken. De seksueel afwijkende problematiek, de parafilie in de vorm van pedofilie, komt nadrukkelijk naar voren. Volgens Van der Leeuw onderstrepen de nieuwe feiten waarvan verdachte wordt verdacht, de diagnose pedofilie. Meer nog dan voorheen maakt hij een eigenaardige indruk door zich emotioneel vlak en affectarm te tonen door een niet congruent patroon te laten zien tussen afstemming van feiten en belevingen. Door zelf in de huid van de agressor te kruipen kon verdachte zijn negatieve gevoelens even wegmaken en de glorie proeven van de sterkere. Deze dynamiek heeft zich vermengd met de seksueel lustvolle kant. Verdachte heeft vervolgens gehandeld zoals hij heeft gehandeld omdat zijn antisociale kenmerken en schizoïde trekken onvoldoende geremd worden door schaamte, schuld of gevoelens van empathie, aldus Van der Leeuw.
Uit het rapport van Kaiser voornoemd van 6 juni 2012 komt eveneens naar voren dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en passief agressieve trekken. Verdachte externaliseert en heeft weinig copingvaardigheden. Hij kan in situaties van machteloosheid tamelijk impulsief reageren. Ook volgens Kaiser stelt verdachte zich sociaal wenselijk op en heeft hij een passief-agressieve wijze van omgaan met emoties met vermijding of verdringing. Ook Kaiser meent dat verdachte een grote mate van woede in zich heeft.
Kaiser heeft eveneens naar aanleiding van de verdenking van het plegen van ontuchtige handelingen een nieuw onderzoek gedaan. Op 3 september 2012 heeft Kaiser gerapporteerd dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline, vermijdende, passief-agressieve en antisociale trekken. Verdachte handelt impulsief en kan slecht de gevolgen overzien. Er is sprake van pedofilie van het niet exclusieve type gericht op prepuberale jonge kinderen.
Volgens beide deskundigen is het recidiverisico hoog. Geadviseerd wordt een TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat een gevangenisstraf recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank komt daarbij tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. Daar zijn de volgende redenen voor.
De rechtbank heeft met betrekking tot het seksueel misbruik enigszins aansluiting gezocht bij de LOVS oriëntatiepunten voor verkrachting die in dat geval een vrijheidstraf van 24 maanden noemen. Daarnaast is gekeken naar soortgelijke zaken. Strafverzwarende factoren zijn in dit geval de ernst en verscheidenheid van de handelingen, de leeftijd van het 10-jarige slachtoffer, de vrijheidsberoving, de bedreiging en de omstandigheid dat het feit op klaarlichte dag op een openbare plaats is gepleegd. Uitsluitend om enig globaal inzicht te geven in de wijze waarop de rechtbank tot bepaling van de strafmaat is gekomen, zou de rechtbank ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in geval van een volledig toerekeningsvatbare dader komen tot een gevangenisstraf van 5 jaar.
Voor de mishandeling van de baby (eenmaal slaan met de vlakke hand en eenmaal schudden) zou de rechtbank in geval van een volledig toerekeningsvatbare dader komen tot een gevangenisstraf van 9 maanden. Daarbij speelt een rol dat niet kan worden vastgesteld wat het letsel is dat daardoor (mogelijk) is ontstaan. Ter zake van het zich digitaal toegang verschaffen tot kinderporno en het gewoonte maken daarvan zou de rechtbank in geval van een volledig toerekeningsvatbare dader komen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, rekening houdend met de relatief beperkte periode waarin dit heeft plaatsgevonden.
De mishandeling van de moeder van verdachtes latere partner en de fietsendiefstal zijn feiten die bij een volledig toerekeningsvatbare dader mogelijk, mede gelet op de relatief beperkte schade en het beperkte strafblad van verdachte, zouden zijn afgedaan met een geldboete en/of een in omvang beperkte werkstraf indien deze twee zaken afzonderlijk zouden zijn aangebracht dus los van de zedenzaak, de mishandeling van de baby en de kinderporno.
Bij het bepalen van de strafmaat is van belang dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Dat betekent dat verdachte voor dat deel niet strafbaar is en hem dus voor dat deel geen straf kan worden opgelegd. Voor dat deel kan en zal echter wel een maatregel worden opgelegd, namelijk de TBS-maatregel met dwangverpleging.
Alles afwegend acht de rechtbank een straf in de vorm van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar passend.
Door de raadsman is verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan als bijzondere voorwaarden te verbinden een verplicht reclasseringscontact en behandeling.
De rechtbank overweegt in dit verband dat zij gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten geen aanleiding ziet voor een voorwaardelijk strafdeel. Daarnaast komt uit de rapporten van de deskundigen van respectievelijk 3 september 2012 en 15 oktober 2012 naar voren dat een behandeling binnen het kader van bijzondere voorwaarden, zoals door de raadsman bepleit, niet realistisch is gezien de aard en omvang van de problematiek, de ontwijkende houding van verdachte en het grote maatschappelijke gevaarrisico. Datzelfde geldt voor een TBS-maatregel met voorwaarden. Volgens Van der Leeuw heeft verdachte de neiging zich randmaatschappelijk op te stellen en zich op die wijze te onttrekken aan sociale controle en correctie. Om die reden is een dwingende behandeling noodzakelijk. Ook op grond hiervan ligt een voorwaardelijk strafdeel niet voor de hand.
De rechtbank stelt vast dat de onder 1, 2, en 3 van parketnummer 06/950422-12 bewezen verklaarde feiten en het onder 1 van parketnummer 06/851140-11 bewezen verklaarde feit misdrijven zijn, gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft immers seksuele handelingen gepleegd bij het slachtoffer, hem wederrechtelijk van de vrijheid beroofd en hem bedreigd met enig misdrijf tegen het leven. Daarnaast heeft hij zijn eigen zoon mishandeld, hetgeen een strafverzwarende omstandigheid is in relatie tot de mishandeling neergelegd in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Ook overigens is aan de in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht vermelde vereisten voldaan.
Gelet op de ernst van de onder 1, 2, en 3 van parketnummer 06/950422-12 bewezen verklaarde feiten en het onder 1 van parketnummer 06/851140-11 bewezen verklaarde feit, het recidiverisico dat door de deskundigen als hoog wordt ingeschat, en het feit dat een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden onvoldoende mogelijkheden biedt om het recidiverisico voldoende te beperken, acht de rechtbank oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk. De rechtbank overweegt dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een zedenmisdrijf, vrijheidsberoving, bedreiging (verbaal en met een mes) en gekwalificeerde mishandeling. Deze delicten zijn gericht tegen of veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
In beslag genomen voorwerpen
De op 18 mei 2011 in beslag genomen en nog niet teruggegeven laptop (merk Asus K70a), met behulp waarvan het onder 2 van parketnummer 06/851140-11 bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de op 17 juli 2012 onder verdachte in beslag genomen laptop (merk Access 10 Inch) aan de veroordeelde.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] en zijn ouders hebben zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 11.610,03 vermeerderd met de wettelijke rente, waarvan € 1.610,03 voor materiële schade en € 10.000,- voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 06/950422-12 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
De raadsman heeft de hoogte van de vordering betreffende de immateriële schade betwist. Naar zijn mening kan dit deel van de vordering niet in het strafproces worden beoordeeld. Er zou een bedrag van € 1.000,- als voorschot kunnen worden toegekend gelet op hetgeen is toegekend in vergelijkbare zaken, aldus de raadsman.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering tot vergoeding van immateriële schade is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2 en 3 van parketnummer 06/950422-12 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De rechtbank acht een bedrag van € 5.000,- vermeerderd met de wettelijke rente voor toewijzing vatbaar.
Een en ander betekent dat de rechtbank een bedrag van € 6.610,03 vermeerderd met de wettelijke rente zal toewijzen, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De benadeelde partij [namens slachtoffer D] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.718,72 vermeerderd met de wettelijke rente, waarvan € 1.468,72 voor materiële schade en € 1.250,- voor immateriële schade, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 van parketnummer 06/851140-11 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
De raadsman heeft de vordering betwist. Hij heeft betoogd dat destijds op meerdere gronden een kinderbeschermingsmaatregel is getroffen, hetgeen ook lag aan de leefwijze van de moeder van [slachtoffer D]. Volgens de raadsman dient de vordering, zowel het materiële- als het immateriële deel te worden gematigd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank overweegt in dit verband ten aanzien van de materiële schade dat onvoldoende duidelijk is of en in hoeverre verdachte aansprakelijk kan worden gesteld voor de kosten nu er mogelijk meerdere gronden waren voor de uithuisplaatsing van de baby. Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat niet bekend is of de baby ten gevolge van het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden gelet op onder meer zijn ten tijde van mishandeling nog zeer jonge leeftijd. Daarnaast is de medische eindsituatie van de baby niet bekend. Er kan immers nog niet worden vastgesteld of de baby (blijvend) letsel heeft opgelopen als gevolg van de door verdachte gepleegde mishandeling. Gelet op het vorenoverwogene kan de benadeelde partij zijn vordering derhalve slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 57, 240b, 244, 282, 285, 300, 304 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 van parketnummer 06/851140-11 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 van parketnummer
06/950422-12 ten laste gelegde, het onder parketnummer 06/850523-12 ten laste gelegde en het onder 1 en 2 van parketnummer 06/851140-11 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Parketnummer 06/950422-12
Feit 1: Met iemand beneden de twaalf jaar handelingen plegen die bestaan of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: Opzettelijk iemand van de vrijheid beroven;
Feit 3: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Parketnummer 06/850523-12
Parketnummer 06/851140-11
Feit 1: Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
Feit 2: Zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van
een communicatiedienst de toegang verschaffen tot een afbeelding van een
seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar betrokken, terwijl
van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* gelast dat verdachte met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 06/950422-12 en feit 1 van parketnummer 06/851140-11 ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een laptop (merk Asus K70a);
* gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten: een laptop (merk Access 10 Inch);
* veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 06/950422-12 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], van een bedrag van € 5.000,- voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2012, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 06/950422-12 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], van een bedrag van € 1.610,03 voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer A], een bedrag te betalen van respectievelijk € 5.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2012 en € 1.610,03 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 68 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
* verklaart de benadeelde partij [namens slachtoffer D] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
* veroordeelt de benadeelde partij [namens slachtoffer D] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Kropman en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2013.
Mr. Knoop is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2012079196, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team Grootschalige Opsporing, gesloten en ondertekend op 20 september 2012.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p.53-54
3 Proces-verbaal van bevindingen, p.1024
4 Proces-verbaal van bevindingen, p.1028-1031
5 Proces-verbaal van bevindingen, p.1035-1036
6 Proces-verbaal van bevindingen, p.1053-1055
7 Proces-verbaal van bevindingen, p.1128
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.346
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.358
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.349-351
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.390
12 Proces-verbaal van bevindingen, p.1053-1055
13 Verslag informatief gesprek zeden, p.100
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.347
15 Verslag informatief gesprek zeden, p.99
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige H.H.Q.P. van Douveren, p.997
17 Proces-verbaal van bevindingen, p.1458
18 NFI-rapport van 19 juli 2012, p.1585
19 NFI-rapport van 19 juli 2012, p.1589
20 NFI-rapport van 27 september 2012, p.1669
21 Proces-verbaal van bevindingen, p.1028-1031
22 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.390
23 NFI-rapport van 19 juli 2012, p.1586
24 Proces-verbaal van bevindingen, p.1028
25 Proces-verbaal van bevindingen, p.1031
26 Proces-verbaal van bevindingen, p.1128
27 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.375
28 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.382
29 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p.1655
30 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0623 2012063065, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 11 mei 2012.
31 Proces-verbaal, relaas, p.5
32 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p.11-12
33 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.19
34 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0630 2011044383, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, divisie recherche, gesloten en ondertekend op 30 november 2011.
35 Proces-verbaal van bevindingen, p.50
36 Proces-verbaal van bevindingen, p.116-117
37 Proces-verbaal van aangifte door [aangever namens slachtoffer D], p.42-44
38 Proces-verbaal van bevindingen, p.230
39 Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p.232-233
40 Proces-verbaal van verhoor van getuige [moeder slachtoffer D], p.71-72
41 Proces-verbaal van verhoor van getuige [moeder slachtoffer D], p.74-75
42 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.328-329
43 Medisch dossier [slachtoffer D], p.195
44 Proces-verbaal van bevindingen, p.116
45 Proces-verbaal van bevindingen (multimedia), p.215
46 Proces-verbaal van bevindingen (multimedia), p.216
47 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.349-350
48 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.357
49 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p.360