ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1312

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/701689-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
  • T.P.E.E. van Groeningen
  • J. Wiersma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het plegen van handelingen met een minderjarige zus

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 11 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met zijn zus, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 28 januari 2013 heeft het slachtoffer gebruik gemaakt van haar spreekrecht en heeft de officier van justitie, mr. P.A. de Boer, geëist dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.E. Bosman, heeft betoogd dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende concreet waren om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer over het seksuele misbruik summier en niet gedetailleerd waren. Het slachtoffer kon zich slechts flarden herinneren van de gebeurtenissen en had eerder aangegeven dat ze twijfelde of wat ze zich herinnerde daadwerkelijk had plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook andere bewijsmiddelen in overweging genomen, zoals verklaringen van getuigen, waaronder de ouders van zowel de verdachte als het slachtoffer. Ondanks deze verklaringen heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en heeft hij vrijspraak gekregen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en de rechtbank heeft de beslissing op 11 februari 2013 bekendgemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken
Promis II
Parketnummer : 05/701689-12
Data zittingen : 30 november 2012 en 28 januari 2013
Datum uitspraak: 11 februari 2013
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in HvB [adres].
raadsman : mr. M.E. Bosman, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 november 1994 tot en met 31 oktober 1997 te Arnhem, (telkens) (opzettelijk)
handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in haar vagina,
heeft gepleegd met [slachtoffer] (zijnde verdachtes zusje), geboren
op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had
bereikt;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 28 januari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.E. Bosman, advocaat te Arnhem.
Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht.
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd en heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van zes maanden.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (het plegen van ontuchtige handelingen, die mede bestaan uit het binnendringen van het lichaam). Als bewijsmiddelen zijn er volgens de officier van justitie de voldoende gedetailleerde en betrouwbare verklaring/aangifte van [slachtoffer] (hierna [slachtoffer]), de verklaringen van de ouders van verdachte en [slachtoffer] en de partner van [slachtoffer], [partner van slachtoffer], die de verklaring van [slachtoffer] in grote lijnen bevestigen. Verder heeft [slachtoffer] al ruim voor de meest actuele zedenverdenking tegen verdachte melding gemaakt bij de politie van seksueel misbruik door haar broer, verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat aangeefster ten gevolge van haar beperkte herinneringen ten aanzien van het seksueel binnendringen onvoldoende concreet heeft verklaard. De ouders van verdachte hebben evenmin verklaard over wat er nu precies zou zijn gebeurd tussen broer en zus. Verdachte kan zich niets meer herinneren van hetgeen hem verweten wordt. De verdediging concludeert dan ook dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Vastgesteld kan worden dat de verklaring/aangifte van [slachtoffer], waarin zij aangeeft dat zij misbruikt is door haar broer, verdachte, steun vindt in andere bewijsmiddelen, te weten de verklaring van getuige [vader slachtoffer], de vader van [slachtoffer] en verdachte, die aangeeft dat hij op een middag thuis kwam en toen verdachte uit de kamer van [slachtoffer] zag komen. De vader verklaart tevens dat hij paniek zag bij verdachte en [slachtoffer] en dat verdachte in zijn onderbroek liep. [slachtoffer] heeft toen tegen haar vader gezegd dat verdachte haar had aangevallen of aangerand, aldus de getuige [vader slachtoffer]. Daarnaast is er de verklaring van getuige [moeder slacht[moeder slchtoffer], de moeder van [slachtoffer] en verdachte, die aangeeft dat zij die bewuste dag toen vader [slachtoffer] en verdachte had betrapt van haar echtgenoot had vernomen dat verdachte [slachtoffer] had misbruikt, maar dat zij tot op de dag van het afleggen van haar verklaring bij de politie niet weet wat dit misbruik inhield. Tevens heeft getuige [moeder slchtoffer] verklaard dat tijdens een gesprek ongeveer 8 à 9 jaar geleden verdachte in het bijzijn van zijn ouders, [slachtoffer], haar partner en de partner van verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] zou hebben misbruikt. Getuige [partner slachtoffer], de partner van [slachtoffer], heeft bevestigd dat verdachte tijdens dat gesprek heeft verklaard dat hij [slachtoffer] seksueel misbruikt zou hebben en dat hij zou hebben gezegd “dat hij bij haar naar binnen was geweest”.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich niets meer kan herinneren van hetgeen zich zou hebben afgespeeld tussen hem en zijn zus.
Bij de politie is [slachtoffer] als aangeefster gehoord over de wijze waarop het seksuele misbruik zou hebben plaatsgevonden. Zij verklaart dat zij zich de eerste keer niet precies kan herinneren en dat zij zich daarvan flarden herinnert. De keer dat ze door vader betrapt werden staat haar nog wel helder voor de geest. Daarover heeft [slachtoffer] verklaard dat zij zichzelf van onderen moest betasten en dat verdachte zichzelf dan met zijn hand bevredigde. Als haar wordt gevraagd over wat zij zich nog kan herinneren van het seksueel binnendringen, verklaart [slachtoffer] opnieuw dat zij zich daarvan nog maar flarden kan herinneren. Zij heeft daarover verklaard dat verdachte twee keer met zijn piemel in haar vagina is geweest, terwijl zij op bed lag. Hij zou dan over haar heen zijn gegaan en bij haar zijn binnengedrongen, waarbij zijn gezicht heel dicht bij haar gezicht was. Meer specifiek kan ze het zich niet herinneren, het zijn flarden, het kan zijn dat als ze straks haar dossier weer leest en dan denkt “o ja”, maar het zit nu niet zo in haar geheugen.
Bij de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] bevindt zich onder andere een verslag van een intake-screening die [slachtoffer] op 2 februari 2001 bij de Gelderse Roos heeft gehad. Uit dat gesprek blijkt dat [slachtoffer] toen last had van depressieve klachten en dat haar moeder haar had aangemeld bij de Gelderse Roos omdat [slachtoffer] twee jaar daarvoor was lastiggevallen door enkele junks. [slachtoffer] heeft onder andere tijdens dat gesprek verteld dat zij seksuele ervaringen had met haar broer die hebben plaatsgevonden toen zij negen jaar was. Tijdens het vervolgintakegesprek dat plaatsvond op 4 maart 2001 heeft [slachtoffer] onder meer verteld dat haar broer haar op negenjarige leeftijd seksueel lastig zou hebben gevallen. Uit het vervolgintakegesprek op 9 maart 2001 komt naar voren dat [slachtoffer] onder meer heeft verklaard dat zij geslachtsgemeenschap met verdachte zou hebben gehad, waarbij zij die gemeenschap heeft beschreven als “een gemeen spelletje”. Datzelfde gesprek begint er mee dat [slachtoffer] zegt dat ze er een jaar geleden aan moest terugdenken, dat ze beelden voor zich zag en daarover na is gaan denken en dat ze zich lange tijd heeft afgevraagd of dat wat ze voor zich zag echt is gebeurd of niet.
Nu er ten aanzien van het misbruik meerdere bewijsmiddelen aanwezig zijn, maar ten aanzien van het verweten binnendringen de verklaring van [slachtoffer] de enige directe bron is, worden daaraan om tot wettig en overtuigend bewijs te komen de nodige eisen gesteld. De rechtbank constateert dat [slachtoffer] over de wijze waarop het seksueel misbruik (meer in het bijzonder het ten laste gelegde binnendringen van het lichaam) zou hebben plaatsgevonden bij de politie een vrij summiere, niet gedetailleerde verklaring heeft afgelegd en dat zij daarbij ook steeds verklaart zich slechts flarden te herinneren. Dit, in onderling verband en samenhang bezien met de verklaring van [slachtoffer] van 9 maart 2001 dat zij zich lange tijd heeft afgevraagd of het klopte wat zij voor zich zag, brengt met zich dat niet uitgesloten kan worden dat [slachtoffer] onbewust hiaten in haar geheugen heeft opgevuld. Anders gezegd, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het seksueel misbruik door verdachte van zijn zus bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam, zoals ten laste is gelegd. Dit betekent dat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (kinderrechter) en mr. J. Wiersma (rechter), in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2013.