Parketnummer : 05/701280-12
Data zittingen : 30 november 2012 en 28 januari 2013
Datum uitspraak : 11 februari 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in HvB [adres].
raadsman : mr. M.E. Bosman, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van de
maand januari 2011 tot en met 11 juli 2012 te Arnhem, (opzettelijk)
handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, te weten het brengen een doucheslang in en/of tegen haar anus en/of
het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in haar vagina, in elk geval tussen haar schaamlippen, heeft gepleegd met [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum],
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
hij in of omstreeks de periode van de maand januari 2011 tot en met 27 juni
2011 te Arnhem, (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het brengen van een flesje,
in elk geval een voorwerp, in haar anus, heeft gepleegd met [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt;
hij op of omstreeks 26 juni 2011 te Arnhem, met [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig betasten
van de vagina en/of het aanbrengen van zalf/crême op de vagina van die [slachtoffer2];
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Heijen, gemeente Gennep, (opzettelijk)
handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam, te weten het inbrengen van een zetpil in haar anus, heeft gepleegd
met [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van
twaalf jaren nog niet had bereikt;
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Heijen, gemeente Gennep, (telkens) met [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijke ontuchtig (tussen haar benen) opzij schuiven van haar badpak en/of (vervolgens) bekijken van haar vagina en/of betasten en/of wassen van haar (gehele) lichaam;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 28 januari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.E. Bosman, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn tevens ter terechtzitting verschenen:
• de heer [benadeelde partij1] en mevrouw [benadeelde partij2] als wettelijke vertegenwoordigers van [slachtoffer1],
• mevrouw [benadeelde partij3] als wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer2], en
• de heer [benadeelde partij4] en mevrouw [benadeelde partij5] als wettelijke vertegenwoordigers van [slachtoffer3].
De moeder van het slachtoffer [slachtoffer3] heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht. Daarnaast heeft de voorzitter de schriftelijke slachtofferverklaring die is opgesteld door de moeder van [slachtoffer1] voorgelezen.
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op een tijdstip in de periode van 15 juni 2012 tot en met 11 juli 2012 was [slachtoffer1] [slachtoffer1] (geboortedatum [geboortedatum]) bij het zoontje van verdachte (in de tuin/het zwembad) aan het spelen. Zij is vervolgens naar het toilet (op de badkamer, op de eerste verdieping) gegaan in de woning van verdachte te Arnhem en heeft daar gepoept. Verdachte heeft haar vervolgens geholpen met het afvegen van haar billen . Daarbij heeft hij haar billen schoon gemaakt met een douche .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 (het plegen van ontuchtige handelingen). Als bewijsmiddelen wijst de officier van justitie – kort gezegd – op het studioverhoor van [slachtoffer1] en de verklaringen van de ouders en de oma van [slachtoffer1], die allen consistent zijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte enkel verzorgende handelingen heeft verricht nadat [slachtoffer1] naar het toilet was geweest en onder de poep zat. Volgens de verdediging is er sprake van een uitdijend verhaal. Waar eerst geen sprake was van strafbare feiten, werden ze dat wel nadat in de buurt een hetze ontstond tegen verdachte. Bovendien is er alleen de verklaring van [slachtoffer1] en kan haar verhaal niet met een tweede bewijsmiddel, dat niet op haar terug te voeren is, worden ondersteund. Het is daarbij niet ondenkbeeldig dat [slachtoffer1] uit gesprekken in haar omgeving zaken opgepikt heeft. Dit nog los van de omstandigheid dat er veel tijd zit tussen de gebeurtenissen en het moment waarop het studioverhoor van [slachtoffer1] heeft plaatsgevonden. Verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden van dit feit, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [benadeelde partij1] (hierna [benadeelde partij1]) heeft 30 juli 2012 verklaard dat zijn dochter [slachtoffer1] hem begin juli 2012 in zijn oor fluisterde dat verdachte met zijn vingers aan haar poes zat toen zij naar de wc moest. [slachtoffer1] heeft in een studioverhoor dat plaatsvond op 9 augustus 2012 verklaard dat verdachte haar poes ging afvegen toen ze had geplast en dat verdachte vervolgens een vinger in haar poes deed. Ze verklaart daarbij ook dat verdachte toen dit gebeurde ook een doucheslang in haar hol had gestopt Getuige [benadeelde partij2], de moeder van [slachtoffer1], heeft verklaard dat [slachtoffer1] met poes haar vagina bedoelt. De oma van [slachtoffer1], getuige [oma slachtoffer1], heeft verklaard dat [slachtoffer1] kort nadat zij iets in het oor van haar vader had gefluisterd tegen haar heeft verteld dat als [slachtoffer1] bij verdachte was hij haar poes afveegde en met zijn vingers in haar poes kwam. Ze vertelde haar ook dat hij op de wc met een doucheslang in haar hol was geweest.
Ondanks dat verdachte heeft verklaard dat hij enkel verzorgende handelingen heeft verricht bij [slachtoffer1] en dat hij haar poes niet heeft schoongemaakt en daar ook niet is geweest acht de rechtbank het deel van de tenlastelegging dat ziet op het brengen van verdachtes vinger(s) tussen de schaamlippen wettig en overtuigend bewezen. De verklaringen van [slachtoffer1] waaronder de studioverklaring, haar vader en haar oma zijn voldoende duidelijk hierover en zijn bovendien voldoende gedetailleerd en consistent. Zij heeft diezelfde dag nog aan haar vader verteld dat verdachte met zijn vingers aan haar poes zat. Ook de verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer1] inderdaad de billen heeft schoongemaakt en daarbij een douche heeft gebruikt ondersteunen haar verklaring. Anders dan de verdediging stelt is het tijdsverloop tussen de gebeurtenis en de verklaringen/het studioverhoor niet zodanig dat dit de betrouwbaarheid raakt.
[slachtoffer1] heeft toen zij dit in het oor van haar vader fluisterde in eerste instantie slechts gesproken over het met een vinger aan haar poes zitten en niets tegen hem of tegen haar oma gezegd over het brengen van een doucheslang in haar anus. [slachtoffer1] heeft dit pas later verteld toen haar vader bij verdachte was langs geweest om over hetgeen [slachtoffer1] hem had verteld over het aanraken van haar poes te praten en nadat er in de buurt meer onrust was ontstaan over verdachte.
Gelet op de ingrijpendheid van de ervaring had het - hoewel het tegendeel niet kan worden uitgesloten - voor de hand gelegen dat [slachtoffer1], indien verdachte de slang daadwerkelijk in haar anus had gestopt, dit eerder zou hebben verteld, tegelijk met het melden van het aanraken van haar poes.
Dat verdachte bij het schoonmaken op het toilet een douche heeft gebruikt, wordt door hem erkend, maar dat hij met die slang ook in haar anus is binnengedrongen, zoals tenlastegelegd, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen. In voornoemde omstandigheden en mede gelet op [slachtoffer1]’s jeugdige leeftijd kan niet worden uitgesloten dat [slachtoffer1] met haar verklaringen niet daadwerkelijk bedoelde te zeggen dat de doucheslang in haar anus was gestopt of dat haar verklaring op dit punt onbewust beïnvloed is door invloeden van buiten af.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een doucheslang in de anus van [slachtoffer1] heeft gestopt tijdens en of na het schoonmaken van haar billen.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat hetgeen verdachte onder 2. en 3. is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. In het dossier bevinden zich de aangifte/verklaring van de moeder van [slachtoffer2], [benadeelde partij3], en een verklaring van getuige [zus slachtoffer2], de zus van [slachtoffer2]. Beide verklaringen zijn de-audituverklaringen en zijn pas ruim één jaar na de beweerdelijke voorvallen afgelegd. Daarnaast is van belang dat [slachtoffer2] zelf tijdens (de voorbereiding van) een studioverhoor op vragen over logeren, de familie van verdachte, of wat zij aan haar zus had verteld, geen blijk gaf te weten waarover het ging of waarover ze iets zou kunnen verklaren, waarna het studioverhoor is afgeblazen. Het enkele bewijsmiddel, te weten de verklaring van getuige [zus slachtoffer2] dat zij ruim een jaar na de tenlastegelegde datum van haar zusje [slachtoffer2] gehoord zou hebben dat verdachte destijds een fles in haar anus zou hebben gebracht en crème op haar vagina zou hebben aangebracht, dan wel haar vagina zou hebben betast, is naast de ontkenning van verdachte dan ook onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de feiten onder 2. en 3. te komen. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 6 februari 2011 is [slachtoffer3] (geboortedatum [geboortedatum]) samen met verdachte gaan zwemmen en wildwaterraften bij Center Parcs te Heijen, gemeente Gennep. [slachtoffer3] had na het zwemmen buikpijn, waarna verdachte bij [slachtoffer3] een zetpil in haar anus heeft gebracht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 4. en 5 (het plegen van ontuchtige handelingen en het binnendringen in het lichaam). Als bewijsmiddelen verwijst de officier van justitie naar de verklaring van [slachtoffer3], die volgens hem gedetailleerd en betrouwbaar is, en de verklaringen van [betrokkene1] en de ouders van [betrokkene2 en 3]
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat verdachte [slachtoffer3] weliswaar een zetpil heeft gegeven maar dat dit zonder seksuele intenties en met de instemming van [slachtoffer3] is gebeurd, zodat het opzet op het seksueel binnendringen ontbreekt. Volgens de verdediging was enkel sprake van een verzorgende handeling.
Het ten laste gelegde onder 5. wordt door verdachte ontkend. Ook hier is sprake van een uitdijend verhaal. De moeder van [slachtoffer3] verklaarde aanvankelijk namelijk niets over het betasten en wassen van [slachtoffer3]. Verder is nog van belang dat dit voorval in februari 2011 heeft plaatsgevonden en dat er pas veel later een aangifte is gekomen. Deze aangifte is volgens de verdediging ook het gevolg van de hetze tegen verdachte. Nu verdachte ontkent en de verklaring van [slachtoffer3], bij gebrek aan enig steunbewijs, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen, dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 4 en 5.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte bij [slachtoffer3] een zetpil in haar anus heeft gebracht, dat hij haar heeft gewassen en dat hij haar badpak opzij heeft geschoven en vervolgens haar vagina heeft bekeken.
Het inbrengen van de zetpil wordt door verdachte erkend.
Ten aanzien van het wassen heeft [slachtoffer3] verklaard dat zij haar badpak uit moest doen en dat verdachte haar toen met zijn handen met zeep gewassen heeft over haar hele lichaam (waarbij zij aangeeft van borsten tot aan haar benen) waaronder de benen en haar plassertje. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van verdachte bij de politie dat [slachtoffer3] helemaal bloot was en dat hij [slachtoffer3] toen heeft geholpen met het uitspoelen van haar haren
Ter terechtzitting heeft verdacht ontkend dat hij er bij was toen [slachtoffer3] aan het douchen was .
Dat verdachte tijdens het afleggen van zijn verklaring bij de politie in de war was, omdat hij langdurig werd verhoord, zoals hij ter zitting heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte werd immers pas voor een tweede keer verhoord bij de politie, welk verhoor ruim een maand na het eerste verhoor plaatsvond. Het verhoor heeft weliswaar enkele uren geduurd, maar verdachte heeft, zoals terug te lezen is in het proces-verbaal, tussentijds pauze gehad. De rechtbank neemt dan ook de verklaring die verdachte heeft afgelegd bij de politie als uitgangspunt en gaat er vanuit dat verdachte aanwezig was tijdens het douchen van [slachtoffer3] en haar geholpen heeft.
Verder heeft [slachtoffer3] in het studioverhoor verklaard dat verdachte voor het zwemmen en het wildwaterraften [slachtoffer3]’s badpak opzij heeft geschoven “om te kijken of het beschadigd was”, waarbij verdachte naar haar plassertje keek. De moeder van [slachtoffer3] [benadeelde partij5] heeft verklaard dat [slachtoffer3] haar hierover, evenals over het inbrengen van de zetpil, diezelfde middag nog heeft ingelicht
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer3] en haar moeder. Beide verklaringen zijn voldoende consistent en duidelijk. [slachtoffer3] heeft toen zij thuis kwam van het zwemmen tegen haar moeder verteld wat er was gebeurd en verklaard over het geven van de zetpil, alsook over het kijken of zij beschadigd was.
In dit verband neemt de rechtbank verder als bewijsmiddel nog mee dat de handelwijze van verdachte, te weten het controleren of alles nog in orde is, overeenstemt met de handelswijze van verdachte zoals dat hem is tenlastegelegd onder een ander parketnummer - als militair voor de militaire kamer - (onder parketnummer 05/800395-12, feit 1) en waarvoor hij ook is veroordeeld. Uit de verklaring van het slachtoffer in die zaak [slachtoffer4], welke verklaring - nu voornoemde militaire zaak en de onderhavige commune zaak zijn gebaseerd op hetzelfde strafdossier - ook deel uitmaakt van de processtukken in deze zaak, blijkt dat verdachte op eenzelfde wijze als bij [slachtoffer3] ook bij haar voorafgaand en na afloop van het zwemmen heeft gecontroleerd “of alles nog goed was”, waarbij hij haar vagina bekeek en zijn vinger(s) in de vagina bracht.
Mede gelet op de samenhang tussen de voornoemde handelingen die alle drie dezelfde middag bij het zelfde meisje plaatsvonden acht de rechtbank alle drie deze handelingen ontuchtig/seksueel van aard.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het niet gebruikelijk is om te kijken of iemand beschadigingen heeft opgelopen na het wildwaterraften . Ook het met zeep over het hele blote lichaam, inclusief geslachtsdeel wassen van een bijna negenjarig meisje, dat daartoe zeer goed zelf in staat moet worden geacht, kan geen verzorgende functie hebben en moet seksueel grensoverschrijdend en ontuchtig worden geacht.
Ook het inbrengen van de zetpil, dat na het opzij trekken van het badpak en vóór het wassen van [slachtoffer3] heeft plaatsgevonden, kan naar het oordeel van de rechtbank geen verzorgende maar slechts een seksuele strekking hebben.
Daarbij is van belang dat verdachte [slachtoffer3] niet (goed) kende en dat [slachtoffer3] heeft verklaard dat zij de zetpil helemaal niet wilde, maar dat verdachte zei dat hij voor de zekerheid toch de zetpil wilde geven. Daarnaast was [slachtoffer3] al bijna negen jaar oud en ontbrak de acute noodzaak om op dat moment de zetpil te geven. Immers niet gebleken is dat [slachtoffer3] zoveel pijn had dat het onmogelijk was om te wachten met het geven van pijnstilling totdat zij weer thuis zou zijn. Dat blijkt ook uit het feit dat [slachtoffer3] de zetpil niet wilde en dat zij al aan het omkleden waren om weer naar huis te gaan. Verder waren er andere vrouwen (de moeder van het vriendinnetje waar [slachtoffer3] was blijven logeren en de partner van verdachte) aanwezig tijdens en na afloop van het zwemmen die [slachtoffer3] een zetpil hadden kunnen geven. De partner van verdachte, [partner van verdachte], heeft bovendien nog verklaard dat verdachte in die periode niet alleen met hun zoontje wilde douchen omdat hem bij Kairos tijdens het volgen van therapie (naar aanleiding van het voorhanden hebben van kinderporno) was geadviseerd om iemand ter controle bij het douchen te laten zijn zodat verdachte niet alleen zou zijn met zijn zoontje.
Dit alles in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de verklaring van verdachte dat hij bij het inbrengen van de zetpil slechts verzorgende motieven had wordt verworpen en dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte verdachtes handelen een opzettelijk seksuele strekking had.
De rechtbank concludeert dan ook dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte bij [slachtoffer3] een zetpil heeft ingebracht en daarmee opzettelijk seksueel bij haar is binnengedrongen en dat hij [slachtoffer3] opzettelijk ontuchtig heeft gewassen, betast en nadat hij haar badpak opzij had geschoven haar vagina heeft bekeken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 15 juni 2012 tot en met 11 juli 2012 te Arnhem, (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het brengen een doucheslang in en/of tegen haar anus en/of het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in haar vagina, in elk geval tussen haar schaamlippen, heeft gepleegd met [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Heijen, gemeente Gennep, (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het inbrengen van een zetpil in haar anus, heeft gepleegd met [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Heijen, gemeente Gennep, (telkens) met [slachtoffer3], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijke ontuchtig (tussen haar benen) opzij schuiven van haar badpak en/of (vervolgens) bekijken van haar vagina en/of betasten en/of wassen van haar (gehele) lichaam;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
Ten aanzien van feit 4:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Ten aanzien van feit 5:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van kinderporno en dat het gaat om ernstige feiten, waarbij verdachte op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de jonge slachtoffers. De officier van justitie heeft hierbij nog opgemerkt dat hij afziet van het vorderen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld een behandeling bij Kairos omdat verdachte eerder is behandeld en vervolgens toch weer de fout in is gegaan. In het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling kan later beoordeeld worden of en welke behandeling verdachte mogelijk dient te krijgen.
Het standpunt van de verdediging
Als gevolg van de onderhavige verdenking, is verdachte bedreigd, zijn de ruiten van zijn woning ingegooid en is hij (en zijn gezin) weggejaagd uit de buurt. De woning van verdachte zal waarschijnlijk bij een executieverkoop worden verkocht, waarna een restschuld zal ontstaan. Verder heeft verdachte zijn baan verloren. Onder verwijzing naar enkele uitspraken van rechtbanken in den lande dient volgens de verdediging gelet op de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf die hooguit gelijk is aan het voorarrest te worden opgelegd. Omdat verdachte wel inziet dat hij sociale inschattingsfouten heeft gemaakt, staat hij open voor een ambulante behandeling bij Kairos. Naast een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf verzoekt de verdediging dan ook om verplichte daderbehandeling met reclasseringstoezicht op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 14 december 2012; en
• een beknopte voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 22 augustus 2012, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 26 november 2012 en van drs. [psychiater], psychiater, gedateerd 20 november 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft tijdens het afvegen van de billen van een 5-jarig vriendinnetje van zijn zoon zijn vinger(s) tussen haar schaamlippen gebracht. Verder heeft verdachte een zetpil ingebracht bij een meisje van 8 jaar dat mee was komen zwemmen. Datzelfde meisje heeft hij voor het zwemmen tussen haar benen bekeken en betast en na het zwemmen heeft hij haar inclusief haar geslachtsdeel gewassen. Verdachte heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze twee jonge meisjes.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat kinderen groot belang hebben bij een veilige en beschermde omgeving. De rechtbank is van oordeel dat verdachte volledig aan dit belang voorbij is gegaan en dat hij slechts oog heeft gehad voor zijn eigen bevrediging.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten.
Psychiater [psychiater] heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met vermijdende en narcistische trekken en dat een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van pedofilie niet kan worden uitgesloten. Over de mate van toerekeningsvatbaarheid kan hij niet adviseren omdat hij over onvoldoende informatie/onderbouwing beschikt. Wel is er een verhoogd risico voor het zich begeven in situaties van mogelijk zeden gerelateerd grensoverschrijdend gedrag.
Psycholoog [psycholoog] heeft verklaard dat gelet op de beschikbare informatie niet afdoende vast te stellen is of sprake is van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en dat een seksuele afwijking in de zin van pedofilie niet is aan te tonen. Zij kan evenmin een uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid.
De psychiater en psycholoog adviseren een ambulante behandeling in een forensische kliniek, bijvoorbeeld Kairos, als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf. De Reclassering heeft ook geadviseerd om verdachte ambulant te laten behandelen bij Kairos of een soortgelijke instelling.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij reeds eerder ter zake van een soortgelijk feit, te weten het voorhanden hebben van kinderporno, is veroordeeld.
Daarnaast is verdachte bij vonnis dat is uitgesproken op dezelfde datum als dit vonnis veroordeeld voor soortgelijke feiten die eerder zijn gepleegd dan de onderhavige feiten in een periode dat hij militair was. Bij het bepalen van de strafmaat in de onderhavige zaak houdt de rechtbank op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de in die zaak opgelegde straf van 12 maanden waarvan 3 voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en een behandelingsverplichting, alsof de beide straffen gelijktijdig worden opgelegd.
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank gevangenisstraf opleggen van 12 maanden met een voorwaardelijk deel van 3 maanden.
Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal een proeftijd worden verbonden van vijf jaar, ten einde verdachte er van te weerhouden om in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op:
- het feit dat hij ondanks een eerdere veroordeling voor het bezit van kinderporno en ondanks de toen opgelegde behandelingsverplichting, toch weer voor meerdere zedendelicten met jonge meisjes terechtstaat en wordt veroordeeld,
- het feit dat verdachte geen blijk geeft het van het grensoverschrijdende van zijn gedrag te zijn doordrongen en
- de omstandigheid dat de psychiater, door de ontkennende opstelling van verdachte, geen uitspraak kan doen over het herhalingsgevaar, maar desalniettemin een verhoogd risico voor het zich begeven in situaties van mogelijk zeden gerelateerd grensoverschrijdend gedrag ziet,
ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.
Tevens zal de rechtbank hieraan de voorwaarden verbinden dat verdachte zich gedurende die periode moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland worden gegeven en dat verdachte gedurende maximaal de eerste twee jaren van de proeftijd, conform het advies van de psychiater en psycholoog, een ambulante behandeling dient te volgen bij Kairos of een soortgelijke instelling.
De straf is lager dan de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank het meest vergaande en ingrijpende tenlastegelegde gedrag, te weten het inbrengen van een doucheslang in de anus bij een jong meisje, anders dan de officier van justitie niet bewezen acht en de rechtbank voorts de noodzaak ziet om naast een onvoorwaardelijk deel een meer op preventie gericht voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer1], wettelijk vertegenwoordigd door [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2], heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.565,46.
De benadeelde partij [slachtoffer2], wettelijk vertegenwoordigd door [benadeelde partij3], heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.500,-.
Tot slot heeft de benadeelde partij [slachtoffer3], wettelijk vertegenwoordigd door [benadeelde partij6], zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 4 en 5 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.000,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer1] en [slachtoffer3] tot betaling van een bedrag van respectievelijk € 3.565,46 en € 2.500,- inclusief de wettelijke rente toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 45 en 35 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard, althans dat de vorderingen moeten worden afgewezen, nu de feiten waarop de vorderingen zien volgens de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde [slachtoffer2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de gestelde schade niet recht¬streeks is toegebracht door enig bewezenverklaard feit.
De civiele vordering van [slachtoffer1] zal de rechtbank tot een bedrag van € 65,46 aan materiële schade toewij¬zen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De immateriële schade zal tot een bedrag van € 1.000,- worden toegewezen, nu verdachte van een deel van de tenlastelegging is vrijgesproken . De rechtbank zal de benadeelde [slachtoffer1] niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Voor toewijzing van een hoger bedrag is nadere bewijslevering nodig. Dit zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen.
Tot slot zal de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3] toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 1.000,-.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partijen, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57, 63, 244 en 249 van het Wetboek van Straf¬recht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 2. en 3. tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 3 (drie) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 5 (vijf) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. dat veroordeelde zich (uiterlijk) binnen één week na het onherroepelijk worden van het vonnis, althans na afloop van de detentie, meldt bij Reclassering Nederland, [adres]
5. zich gedurende de eerste twee jaren van de proeftijd ambulant zal laten behandelen door Kairos of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit gedurende die twee jaren noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van Kairos zullen worden gegeven;
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer1], te betalen € 1.065,46 (eenduizend vijfenzestig euro en zesenveertig eurocent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], te betalen € 1.065,46 (eenduizend vijfenzestig euro en zesenveertig eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer3], te betalen € 1.000,- (duizend euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], te betalen € 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2013.