ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1341

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/800395-12
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
  • T.P.E.E. van Groeningen
  • J. Wiersma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een militair wegens seksueel misbruik van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 11 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een militair, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes. De verdachte, die als zwem-/duikinstructeur werkzaam was, heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere seksuele misdragingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van een minderjarige en het betasten van de schaamstreek van een ander minderjarig meisje. De feiten vonden plaats in de periode van 2000 tot 2005, waarbij de slachtoffers in de leeftijd van 9 tot 15 jaar waren. De militaire kamer heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar en consistent beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de meisjes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar en de verplichting tot reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen deels zijn toegewezen en de verdachte is veroordeeld tot betaling van immateriële schadevergoeding aan beide slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/800395-12
Datum zitting : 28 januari 2013
Datum uitspraak : 11 februari 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de militaire kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in HvB [adres]
raadsman : mr. M.E. Bosman, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (als militair) op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van 13 juni 2000 tot en met de maand april 2001 te Arnhem, (telkens)
(opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam, te weten het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen en/of het betasten van de schaamstreek, heeft gepleegd met [slachtoffer4], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
2.
hij (als militair) op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de
periode van de maand januari 2003 tot en met 31 maart 2005 te Arnhem, in elk
geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of
opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer5], geboren op [geboortedatum], hierin bestaande dat verdachte (als
zwem-/duikinstructeur) (telkens) voornoemde [slachtoffer5] bij haar
schaamlippen en/of in haar schaamstreek en/of aan haar borst(en) heeft betast;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 28 januari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.E. Bosman, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd en zijn tevens ter terechtzitting verschenen [slachtoffer4] en [slachtoffer5].
Het slachtoffer, [slachtoffer5], heeft gebruik gemaakt van haar spreekrecht.
De officier van justitie, mr. P.A. de Boer, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
In de periode van 13 juni 2000 tot en met de maand april 2001 is verdachte, die toen als militair ambtenaar was aangesteld, meerdere malen met [slachtoffer4] (geboortedatum [geboortedatum]) gaan zwemmen in Arnhem.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 1 (het plegen van ontuchtige handelingen en het binnendringen van het lichaam). [slachtoffer4] heeft een gedetailleerde verklaring afgelegd, haar moeder heeft bevestigd dat [slachtoffer4] ging zwemmen met verdachte en verdachte heeft verklaard dat hij met [slachtoffer4] gingen zwemmen en zich samen met haar heeft omgekleed in één kleedhokje. Verder is nog van belang dat [slachtoffer4] al veel eerder haar verhaal heeft verteld aan haar moeder dan het moment waarop zij hoorde dat er aangifte is gedaan tegen verdachte. Daarnaast betreft het hier dezelfde ontuchtige handelingen die verdachte verweten worden als die in de zaak met parketnummer 05/701280-12 onder 5.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent dit feit. Tegenover de ontkenning van verdachte staat enkel de verklaring van aangeefster. De verklaring van moeder is een verklaring van horen zeggen en kan niet als steunbewijs dienen, zeker niet nu aangeefster geen details aan haar moeder heeft verteld.
Daarnaast heeft verdachte de (hypothetische) vraag van de voorzitter of het handig was dat hij zich samen met een jonger meisje in één kleedhokje omkleedde, ontkennend beantwoord en is dit antwoord vervolgens een eigen leven gaan leiden, in die zin dat het als een feit is aangenomen. Dit is onjuist. Verdachte heeft de vraag niet goed begrepen en heeft daardoor uiteindelijk verklaard dat hij zich samen met [slachtoffer4] in één kleedhokje omkleedde. Dit antwoord mag echter niet tegen hem gebruikt worden, aldus de verdediging.
Beoordeling door de militaire kamer
[slachtoffer4] heeft verklaard dat verdachte voor en na het zwemmen in de kleedkamer met zijn handen aan haar vagina heeft gezeten. [slachtoffer4] moest met verdachte in één kleedhokje omkleden. Als haar onderlichaam ontbloot was, moest zij op verdachtes linkerknie/bovenbeen zitten, waarna verdachte ging controleren of alles nog goed was. Verdachte zat dan met zijn vingers aan haar vagina en ging met zijn rechterhand voelen bij haar schaamlippen en uiteindelijk met zijn vinger helemaal naar binnen. [slachtoffer4] heeft verklaard dat zij dit kon zien en dat verdachte dan ging voelen en draaien met zijn vinger. De moeder van [slachtoffer4], getuige [moeder slachtoffer4], heeft verklaard dat [slachtoffer4] in 2006 tijdens een vakantie in Frankrijk haar had verteld dat verdachte aan haar had gezeten tijdens het zwemmen. De militaire kamer is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer4] betrouwbaar, gedetailleerd en consistent is. Deze verklaring wordt bevestigd door haar moeder, die verklaart dat [slachtoffer4] en haar zus op initiatief van verdachte alleen met verdachte is gaan zwemmen, dat [slachtoffer4] na een aantal keer niet meer mee wilde zwemmen, ondanks dat moeder haar daartoe stimuleerde en dat [slachtoffer4] haar al in 2006 over hetgeen was voorgevallen had verteld.
Het verweer van de verdediging dat het antwoord van verdachte op de vraag van de voorzitter over het omkleden met een jonger meisje in één kleedhokje niet tegen verdachte gebruikt mag worden, wordt gepasseerd. De raadsman heeft verdachte expliciet gevraagd of verdachte alleen met [slachtoffer4] in het kleedhokje was toen zij zich omkleedden en, even nadat deze vraag positief was beantwoord, verdachte nogmaals gevraagd of hij zich samen met [slachtoffer4] in één kleedhokje omkleedde. Hierop heeft verdachte wederom geantwoord dat dit het geval was. Op dit antwoord is verdachte later niet meer teruggekomen, zodat de militaire kamer uitgaat van die verklaring van verdachte op dit punt.
In dit verband is verder nog van belang dat verdachte ter terechtzitting op een vraag van de officier van justitie heeft verklaard dat [slachtoffer4] geen aanleiding gaf om te veronderstellen dat zij geholpen moest worden met omkleden. Verdachte had dan ook geen reden om zich samen met [slachtoffer4], die op dat moment 9-10 jaar oud was en dus oud genoeg om zichzelf om te kleden, in één kleedhokje om te kleden, terwijl, ook de drie jaar oudere zus van [slachtoffer4] mee naar het zwembad was .
Verdachte heeft zich dus samen met [slachtoffer4] in één kleedhokje omgekleed, terwijl dat gelet op de leeftijd van [slachtoffer4] niet meer nodig was. Dit in onderling verband en samenhang bezien met de aangifte van [slachtoffer4] en de verklaring van de moeder van [slachtoffer4] maakt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte (voor en na het zwemmen) de schaamstreek van [slachtoffer4] heeft betast en met zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer4] is binnengedrongen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van januari 2003 tot en met 31 maart 2005 was verdachte, die toen als militair ambtenaar was aangesteld, de (hulp)zwem-/duikinstructeur van [slachtoffer5] (geboortedatum [geboortedatum]). Verdachte gaf [slachtoffer5] snorkellessen in het zwembad [adres]. Verdachte haalde [slachtoffer5] in die periode vaak met zijn auto op om naar het zwembad te gaan en bracht haar weer thuis.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder 2 (het plegen van ontuchtige handelingen met iemand die aan zijn zorg/waakzaamheid/opleiding is toevertrouwd).
[slachtoffer5] heeft een gedetailleerde en betrouwbare verklaring afgelegd, die wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder. Daarnaast is er nog de verklaring van getuige [getuige1] die soortgelijke ervaringen met verdachte heeft gehad tijdens de duiklessen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat fysiek contact inherent is aan het geven van instructielessen. Tegenover de ontkennende verklaring van verdachte staat alleen de verklaring van aangeefster. De verklaring van moeder is van horen zeggen en kan niet als steunbewijs dienen. Getuige [getuige1] heeft verklaard dat haar nooit iets vreemds is opgevallen tussen verdachte en aangeefster.
Beoordeling door de militaire kamer
[slachtoffer5] heeft verklaard dat verdachte tijdens de lessen haar borsten en haar schaamlippen aanraakte en dat verdachte haar tussen haar benen aanraakte. Verdachte was altijd haar buddy tijdens het snorkelen en hij legde dan zijn hand op haar borst om haar vast te pakken in plaats van om haar middel. Zijn hand zat dan om haar hele borst, waarbij verdachte haar borst en haar tepel aanraakte. Ook corrigeerde verdachte [slachtoffer5]s zwemhouding wel eens door haar benen tijdens het zwemmen, vast te pakken, waarbij hij haar schaamlippen aanraakte. Verdachte raakte de borsten en schaamlippen van [slachtoffer5] steeds over de badkleding heen aan. [slachtoffer5] verklaart dat het wel een keer of tien is gebeurd. Als [slachtoffer5] onder de douche stond, raakte verdachte ook wel kort haar borsten aan. Ook in de auto raakte verdachte met zijn hand het schaambeen van [slachtoffer5] aan. Het gebeurde elke rit, soms wel meerdere malen. Verder heeft [slachtoffer5] verklaard dat zij last had van spanningen als zij ging zwemmen. Zij had dan diarree.
De moeder van [slachtoffer5] heeft verklaard dat [slachtoffer5] in die periode vaak buikpijn had, bang was en dat zij zich niet lekker voelde.
Daarnaast heeft getuige [getuige1], die samen met [slachtoffer5] duikles kreeg van verdachte, verklaard dat verdachte tijdens het aantrekken van een duikpak met zijn hand langs de borsten van [getuige1] schuurde en met zijn hand vlakbij haar liezen zat. De moeder van getuige [getuige1] vond dit grensoverschrijdend en is boos geworden op verdachte. Ook mocht [getuige1] van haar moeder vervolgens niet alleen zijn met verdachte. Hieruit blijkt dat de moeder van [getuige1] het gedrag van verdachte als ongepast en grensoverschrijdend heeft aangemerkt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het kan zijn dat hij [slachtoffer5] heeft aangeraakt tijdens het geven van de snorkellessen. [slachtoffer5] heeft verklaard dat het aanraken wel tien keer is gebeurd. De militaire kamer acht niet onaannemelijk dat het aanraken een keer per ongeluk gebeurde, maar nu het aanraken zodanig vaak is gebeurd in samenhang bezien met de verklaring van getuige [getuige1] en de moeder van [slachtoffer5] is niet langer aannemelijk dat dit aanraken per ongeluk gebeurde. Daarbij komt dat de wijze waarop het aanraken geschiedde, bijvoorbeeld het vastpakken van de hele borst en de tepel, niet duidt op een aanraking die per ongeluk gebeurde tijdens het vasthouden/begeleiden van [slachtoffer5] terwijl zij snorkelinstructie kreeg. Een dergelijke bewuste handeling als het vastpakken van de borst en de tepel (over de zwemkleding) is seksueel van aard en daarmee in strijd met de sociaalethische norm. Geconcludeerd kan dan ook worden dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte als zwem-/duikinstructeur tijdens (maar ook voor en na) het geven van snorkel-/duiklessen aan [slachtoffer5], die toen minderjarig was, haar schaamstreek/-lippen en borsten heeft betast.
Conclusie
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij (als militair) op tijdstip(pen) gelegen in de periode van 13 juni 2000 tot en met de maand april 2001 te Arnhem, (telkens) (opzettelijk) handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, te weten het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen en het betasten van de schaamstreek, heeft gepleegd met [slachtoffer4], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
2.
hij (als militair) op tijdstip(pen) gelegen in de periode van de maand januari 2003 tot en met 31 maart 2005 te Arnhem, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde mind[slachtoffer5]e [slachtoffer5], geboren op [geboortedatum], hierin bestaande dat verdachte (als zwem-/duikinstructeur) (telkens) voornoemde [slachtoffer5] bij haar schaamlippen en/of in haar schaamstreek en/of aan haar borst(en) heeft betast;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn eis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van kinderporno en dat het gaat om ernstige feiten, waarbij verdachte op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van de jonge slachtoffers. De officier van justitie heeft hierbij nog opgemerkt dat hij afziet van het vorderen van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld een behandeling bij Kairos omdat verdachte eerder is behandeld en vervolgens toch weer de fout in is gegaan. In het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidsstelling kan later beoordeeld worden of en welke behandeling verdachte mogelijk dient te krijgen.
Het standpunt van de verdediging
Als gevolg van de onderhavige verdenking is verdachte bedreigd, zijn de ruiten van zijn woning ingegooid en is hij (en zijn gezin) weggejaagd uit de buurt. De woning van verdachte zal waarschijnlijk bij een executieverkoop worden verkocht, waarna een restschuld zal ontstaan. Verder heeft verdachte zijn baan verloren. Onder verwijzing naar enkele uitspraken van rechtbanken in den lande dient volgens de verdediging gelet op de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf die hooguit gelijk is aan het voorarrest te worden opgelegd. Omdat verdachte wel inziet dat hij sociale inschattingsfouten heeft gemaakt, staat hij open voor een ambulante behandeling bij Kairos. Naast een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf verzoekt de verdediging dan ook om verplichte daderbehandeling met reclasseringstoezicht op te leggen.
Beoordeling door de militaire kamer
Bij de beslissing over de straf heeft de militaire kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 14 december 2012; en
• een beknopte voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 22 augustus 2012, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van drs. [psycholoog], psycholoog, gedateerd 26 november 2012 en van dr. [psychiater], psychiater, gedateerd 20 november 2012.
De militaire kamer overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft meerdere keren een dochter van vrienden van zijn ouders meegenomen om te gaan zwemmen en heeft vervolgens voor en na het zwemmen haar schaamstreek betast en zijn vinger(s) in haar vagina gebracht. Het slachtoffer was toen 9/10 jaar, terwijl verdachte 18/19 jaar was. Daarnaast heeft verdachte in zijn hoedanigheid van zwem-/duikinstructeur tijdens (en voor en na) de snorklessen een leerling over haar (zwem)kleding betast, waarbij hij haar schaamstreek/-lippen en borsten heeft aangeraakt. Dit terwijl het slachtoffer, dat in die periode 13-15 jaar was, aan zijn zorg, waakzaamheid en/of opleiding was toevertrouwd.
Verdachte heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze twee (jonge) meisjes.
De militaire kamer overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat kinderen groot belang hebben bij een veilige en beschermde omgeving. De militaire kamer is van oordeel dat verdachte volledig aan dit belang voorbij is gegaan en dat hij slechts oog heeft gehad voor zijn eigen bevrediging.
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten.
Psychiater [psychiater] heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met vermijdende en narcistische trekken en dat een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van pedofilie niet kan worden uitgesloten. Over de mate van toerekeningsvatbaarheid kan hij niet adviseren omdat hij over onvoldoende informatie/onderbouwing beschikt. Wel is er een verhoogd risico voor het zich begeven in situaties van mogelijk zeden gerelateerd grensoverschrijdend gedrag.
Psycholoog [psycholoog] heeft verklaard dat gelet op de beschikbare informatie niet afdoende vast te stellen is of sprake is van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en dat een seksuele afwijking in de zin van pedofilie niet is aan te tonen. Zij kan evenmin een uitspraak doen over de toerekeningsvatbaarheid.
De psychiater en psycholoog adviseren een ambulante behandeling in een forensische kliniek, bijvoorbeeld Kairos, als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf. De Reclassering heeft ook geadviseerd om verdachte ambulant te laten behandelen bij Kairos of een soortgelijke instelling.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij reeds eerder voor soortgelijke feiten, te weten het voorhanden hebben van kinderporno, is veroordeeld. De onderhavige feiten zijn gepleegd vóór deze veroordeling, zodat de militaire kamer rekening zal houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is verdachte bij vonnis dat is uitgesproken op dezelfde datum als dit vonnis door de (commune kamer van) Rechtbank Oost-Nederland veroordeeld voor soortgelijke feiten die later zijn gepleegd dan de onderhavige feiten, toen verdachte geen militair meer was. Ook daar zal de militaire kamer bij de strafoplegging rekening mee houden.
Gelet op de ernst van de feiten zal de militaire kamer een gevangenisstraf opleggen van 12 maanden met een voorwaardelijk deel van 3 maanden.
Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal een proeftijd worden verbonden van vijf jaar, ten einde verdachte er van te weerhouden om in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De militaire kamer is van oordeel dat, gelet op:
- het feit dat hij ondanks een eerdere veroordeling voor het bezit van kinderporno en ondanks de toen opgelegde behandelingsverplichting, toch weer voor meerdere zedendelicten met jonge meisjes terechtstaat en wordt veroordeeld,
- het feit dat verdachte geen blijk geeft het van het grensoverschrijdende van zijn gedrag te zijn doordrongen en
- de omstandigheid dat de psychiater, door de ontkennende opstelling van verdachte, geen uitspraak kan doen over het herhalingsgevaar, maar desalniettemin een verhoogd risico voor het zich begeven in situaties van mogelijk zeden gerelateerd grensoverschrijdend gedrag ziet,
ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.
Tevens zal de militaire kamer hieraan de voorwaarden verbinden dat verdachte zich gedurende die periode moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die hem door of namens de (stichting) Reclassering Nederland worden gegeven en dat verdachte gedurende maximaal de eerste twee jaren van de proeftijd, conform het advies van de psychiater en psycholoog, een ambulante behandeling dient te volgen bij Kairos of een soortgelijke instelling.
De straf is lager dan de eis van de officier van justitie omdat de militaire kamer rekening houdt met de ouderdom van de feiten en met de andere in de commune zaak opgelegd straf en omdat de militaire kamer voorts de noodzaak ziet om naast een onvoorwaardelijk deel een meer op preventie gericht voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.131,13.
De benadeelde partij [slachtoffer5] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.750,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer4] en [slachtoffer5] tot betaling van een bedrag van respectievelijk € 2.131,13 en € 1.750,- inclusief de wettelijke rente toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 31 en 27 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard, althans dat de vorderingen moeten worden afgewezen, nu de feiten waarop de vorderingen zien volgens de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de militaire kamer
De civiele vordering van [slachtoffer4] zal de militaire kamer tot een bedrag van € 231,13 aan materiële schade toewij¬zen, waarbij de omvang van die schade door de militaire kamer op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot. De immateriële schade zal tot een bedrag van € 1.000,- worden toegewezen. De militaire kamer zal de benadeelde [slachtoffer4] niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade. Voor toewijzing van een hoger bedrag is nadere bewijslevering nodig. Dit zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen.
De civiele vordering van [slachtoffer5] zal de militaire kamer tot een bedrag van € 1.000,-aan immateriële schade toewij¬zen. Voor het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van immateriële schade zal de militaire kamer de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren. Voor toewijzing van een hoger bedrag is nadere bewijslevering nodig. Dit zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding betekenen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 april 2001 respectievelijk 31 maart 2005.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partijen, zal de militaire kamer tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 63, 244 en 249 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De militaire kamer, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 3 (drie) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 5 (vijf) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. dat veroordeelde zich (uiterlijk) binnen één week na het onherroepelijk worden van het vonnis, althans na afloop van de detentie, meldt bij Reclassering Nederland, [adres]
5. zich gedurende de eerste twee jaren van de proeftijd ambulant zal laten behandelen door Kairos of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit gedurende die twee jaren noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van Kairos zullen worden gegeven;
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer4].
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer4] ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer4], te betalen € 1.231,13 (eenduizendtweehonderdeenendertig euro en dertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2001 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer4], te betalen € € 1.231,13 (eenduizendtweehonderdeenendertig euro en dertien eurocent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2001 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer5].
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer5] ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer5], te betalen
€ 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2005 tot
aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer5], te betalen € 1.000,- (duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen (rechter) en kolonel mr. J. Wiersma (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2013.