vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: C/05/231488 / HA ZA 12-443
Vonnis van 13 februari 2013
de vereniging
V.D.H. KRINGGROEP RIVIERENGEBIED,
gevestigd te Druten,
eiseres,
advocaat mr. G.J.G. Olijslager te Nijmegen,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DRUTEN,
zetelend te Druten,
gedaagde,
advocaat mr. H.C.J. Oomen te Nijmegen.
Partijen zullen hierna VDH en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 oktober 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 15 januari 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. VDH is een hondendressuurvereniging. Van 1 april 1995 tot 25 januari 2008 heeft VDH van de Gemeente gehuurd twee (voormalige hockey-)velden (één sportveld, één oefenhoek), twee kleedkamers, de paden, de beplanting en de ondergrond waar het clubhuis van VDH op staat, gelegen op sportcomplex ‘De Gelenberg’ te Druten. Het clubhuis heeft VDH gekocht van hockeyclub Sticks ’71, die in 1995 failliet is gegaan. Het recht van opstal dat op 7 juni 1990 door de Gemeente aan de hockeyclub was verstrekt, is door VDH overgenomen. Dit recht van opstal heeft een duur van 30 jaar en loopt tot 7 juni 2020.
2.2. In verband met de komst van een nieuw opgerichte hockeyclub (HCD) op het sportcomplex, zijn de Gemeente en VDH in 2007 met elkaar in overleg getreden over de verplaatsing van VDH naar een ander gedeelte op het sportcomplex, te weten de locatie gelegen naast Schietvereniging De Korrel en het veld, gelegen tussen de manege, het zwembad en het clubhuis.
2.3. Bij brief van 7 november 2007 heeft de raadsman van VDH aan de Gemeente geschreven, voor zover hier relevant:
‘(…)
Namens VDH bericht ik u hiermee nogmaals dat zij niet bereid is de gehuurde terreinen te verlaten tenzij:
(…)
4. Uw gemeente schriftelijk garandeert dat VDH het tijdelijke veld naast De Korrel en het onder 3 genoemde terreintje niet behoeft te verlaten zolang de definitieve locatie niet geschikt gemaakt en (voor een redelijke huurprijs) voor VDH beschikbaar is voor gebruik met aanwezigheid van een vergelijkbaar clubhuis conform de hieronder A en volgende te stellen voorwaarden;
5. Uw gemeente schriftelijk garandeert dat de kosten van zowel het geschikt maken van het tijdelijk te huren veld en het terreintje genoemd onder 3 als van het geschikt maken van de definitieve velden inclusief het voorzien in een vervangend clubhuis (tegen “inruil” van het huidige) en kleedkamers op of aan deze velden met dezelfde omvang en voorzieningen als het huidige clubhuis en de huidige kleedkamers niet voor rekening van VDH komen;
6. (…)
Eisen aan tijdelijke terrein naast De Korrel en definitieve terrein en vervangend clubhuis:
(…)
F. het definitieve terrein dient gelegen te zijn binnen de gemeente Druten op een locatie waar VDH niet hoeft te vrezen geluidsoverlast te veroorzaken door blaffende honden;
G. het definitieve terrein dient minimaal de grootte te hebben van het huidige hoofdveld plus de helft van de huidige oefenhoek;
H. een vervangend clubhuis met serre op een nieuwe locatie moet dezelfde grootte hebben als het huidige clubhuis met serre (ongeveer 150 vierkante meter) en daarnaast beschikken over 2 kleedlokalen;
I. een vervangend clubhuis op een nieuwe locatie moet inpandig voorzien zijn van dezelfde faciliteiten als het huidige clubhuis, te weten (…)’
2.4. Bij brief van 21 november 2007 heeft de Gemeente daarop als volgt gereageerd, voor zover hier relevant:
‘(…)
Pagina 2/3:
(…)
4. Akkoord. Het tijdelijke veld naast De Korrel en het onder 3 genoemde terreintje behoeft niet te worden verlaten zolang de definitieve locatie niet geschikt is gemaakt en (voor een redelijke huurprijs) voor VDH beschikbaar is voor gebruik met aanwezigheid van een vergelijkbaar clubhuis conform de gestelde voorwaarden.
5. Akkoord. De kosten van zowel het geschikt maken van het tijdelijk te huren veld en het terreintje (…) zullen niet voor rekening van VDH komen. Over het “inruilen” van het huidige clubhuis zullen te zijner tijd nadere afspraken moeten worden gemaakt. In ieder geval moet het huidige clubhuis overgedragen worden aan de gemeente, op het moment dat de nieuwe locatie met clubhuis gereed is en in gebruik wordt genomen door VDH.
6. (…)
Pagina 3:
(…)
H. Akkoord. Zie echter wel onze opmerking bij punt 5.
I. (…)’
2.5. Vanaf 23 november 2007 is onenigheid ontstaan tussen partijen over het tijdstip waarop VDH zou moeten verplaatsen, waarna de Gemeente op 23 januari 2008 een kort geding aanhangig heeft gemaakt tot ontruiming. Na de behandeling van het kort geding hebben partijen alsnog een regeling in der minne getroffen die is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst van 25 januari 2008.
2.6. In de vaststellingsovereenkomst is onder meer bepaald:
Verplaatsingsovereenkomst
1. Partijen stellen vast, dat zij een overeenkomst hebben gesloten over een tijdelijke en definitieve verplaatsing van VDH van het gehuurde naar eerst de tijdelijke locatie, gelegen naast SV De Korrel en het veld, gelegen tussen de manege, het zwembad en het clubhuis, en per 1 januari 2010 naar de definitieve locatie, partijen genoegzaam bekend. Deze overeenkomst is thans vastgelegd in de brieven van de raadsman van VDH van 11 september 2007, 7 november 2007 en de brief van de gemeente van 21 november 2007, met inachtneming van het bepaalde in deze overeenkomst.
Huurovereenkomst
2. In verband met het bepaalde in artikel 1 stellen partijen vast, dat de huurovereenkomst d.d. 1 april 1995 per datum ondertekening van deze overeenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd, met uitzondering van dat gedeelte van de huurovereenkomst ten aanzien van de kleedkamers en de ondergrond waarop het clubonderkomen is gevestigd.
3. VDH stemt in met een beëindiging van het resterende gedeelte van de huurovereenkomst als in artikel 2 bedoeld, alsmede het opstalrecht ten aanzien van het clubonderkomen per uiterlijk 1 januari 2010. VDH verbindt zich jegens de gemeente om de kleedkamers en het clubonderkomen uiterlijk per 1 januari 2010 met de haren en al het hare te ontruimen. Deze verplichting heeft VDH niet indien de definitieve locatie op 1 januari 2010 niet gereed is conform het gestelde in de brief van de raadsman van VDH d.d. 7 november 2007, pagina 3 onder A tot en met I. VDH verbindt zich alsdan om tot onmiddellijke ontruiming over te gaan als in de tweede volzin van dit artikel bedoeld zodra de definitieve locatie gereed is.
(…)
2.7. Per 1 februari 2008 heeft VDH de (voormalige) hockeyvelden ontruimd en is zij twee andere velden van de Gemeente gaan huren. Haar nieuwe hoofdveld is op omstreeks 75 à 100 meter ten zuidwesten van het clubhuis gelegen. Het nieuwe bijveld (het jonge hondenterrein) van omstreeks 40 bij 20 meter is ten noorden van het clubhuis gelegen. Deze twee velden heeft VDH thans nog immer in gebruik.
2.8. Bij brief van 30 juni 2010 heeft de Gemeente aan VDH geschreven dat zij vooralsnog geen mogelijkheden zag te investeren in een definitieve huisvesting van VDH, enerzijds in verband met forse bezuinigingen en anderzijds omdat ‘toekomstbestendig ruimtegebruik van Sportcomplex Gelenberg (o.a. uitbreidingsmogelijkheden andere gebruikers) mogelijk moet blijven’.
2.9. Bij brief van 13 september 2010 heeft VDH de Gemeente in gebreke gesteld en gesommeerd de definitieve huisvesting op te leveren en beschikbaar te stellen conform de overeengekomen eisen. Voorts werd de Gemeente aansprakelijk gesteld voor alle door VDH geleden en nog te lijden schade als gevolg van de aan de Gemeente toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
2.10. In een brief, abusievelijk gedateerd op 30 januari 2010 in plaats van 30 december 2010 en verzonden op 12 januari 2011, heeft de Gemeente aan VDH het volgende voorstel gedaan:
‘(…)
Velden en clubgebouw
Het huidige tijdelijke hoofdveld wordt het definitieve hoofdveld. Het jonge hondenterrein wordt verplaatst van de huidige locatie naar het perceel grond aan zuidzijde van Schietvereniging de Korrel. Dit stuk grenst aan het huidige hoofdveld van VDH. De kosten verbonden aan het realiseren van het nieuwe jonge hondenterrein op een vergelijkbare wijze als is geschied ten behoeve van het huidige hoofdveld komen voor rekening van de gemeente Druten. (…) Het clubgebouw blijft op de huidige locatie gehandhaafd.
Huur
De huurprijs van de nieuwe locatie zal € 1,= per jaar bedragen afgezien van gemeentelijke heffingen. De huurperiode van zowel het huidige hoofdveld als het nieuwe jonge hondenterrein eindigt op 7 juni 2020 zonder dat daarvoor enige opzegging is vereist en onder de verplichting per die datum het gehuurde op te leveren, wanneer ook het recht van opstal van VDH afloopt. (…)
Bezuinigingen
(…)
Herinrichting Sportcomplex Gelenberg
Ondanks de komende bezuiniging willen wij het herinrichten van Sportcomplex De Gelenberg graag op de agenda houden. (…) Bij een positief antwoord van VDH op ons voorstel beschouwen wij het definitief huisvesten van de VDH als een onderdeel van de beoogde herinrichting van De Gelenberg.
(…)’
3. Het geschil
3.1. VDH vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
1. voor recht te verklaren dat de Gemeente verplicht is de tussen de Gemeente en VDH tot stand gekomen overeenkomst omtrent verplaatsing van VDH naar een definitieve locatie met velden en clubhuis (zoals vastgelegd in de brieven d.d. 7 en 21 november 2007 van de raadsman van VDH respectievelijk van Gemeente en de vaststellingsovereenkomst van 25 januari 2008) onverkort na te komen;
2. de Gemeente te veroordelen om binnen drie maanden na betekening van het vonnis, dan wel een door de rechtbank te bepalen termijn, een terrein ten titel van huur aan VDH ter beschikking te stellen dat volledig beantwoordt aan de tussen partijen gesloten overeenkomst zoals vastgelegd in de brieven van 7 en 21 november 2007 van de raadsman van VDH respectievelijk van de Gemeente;
3. de Gemeente te veroordelen om binnen drie maanden na betekening van het vonnis, dan wel een door de rechtbank te bepalen termijn, aan VDH in eigendom te leveren een clubhuis op of aan het onder 2 genoemde terrein dat volledig beantwoordt aan de tussen partijen gesloten overeenkomst zoals vastgelegd in de brieven van 7 en 21 november 2007 van de raadsman van VDH respectievelijk van de Gemeente;
4. een en ander onder verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat de Gemeente in gebreke blijft met het voldoen aan het gevorderde onder 2 en/of 3;
5. de Gemeente te veroordelen tot vergoeding van alle door VDH geleden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door de Gemeente doordat zij niet uiterlijk op 1 januari 2010 de definitieve locatie aan VDH heeft opgeleverd welke schade nader is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
6. met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
3.2. VDH legt kort gezegd aan haar vorderingen ten grondslag dat de Gemeente de gemaakte afspraken over de verplaatsing/herhuisvesting van VDH niet nakomt. Zij vordert in deze procedure nakoming van die afspraken en vergoeding van de schade die zij heeft geleden doordat zij niet op 1 januari 2010 een andere (definitieve) locatie opgeleverd heeft gekregen.
3.3. De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Ter beoordeling ligt voor de vraag of de Gemeente met haar voorstel van 30 december 2010 (zie hiervoor onder 2.10) heeft voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van de met VDH gesloten overeenkomst.
4.2. Volgens VDH beantwoorden de door de Gemeente aangeboden velden van de definitieve accommodatie qua omvang, kwaliteit en ligging niet aan de overeengekomen eisen. Voorts dient aan haar een clubhuis in eigendom te worden overgedragen dat op of aan het gehuurde terrein ligt, aldus VDH. Tenslotte voldoet het voorstel niet doordat de voorgestelde huuroverkomst eindigt op 7 juni 2020 en daardoor niet kan worden aangemerkt als een ‘definitieve’ oplossing.
4.3. De Gemeente stelt zich op het standpunt dat zij de in de vaststellingovereenkomst neergelegde afspraken met VDH nakomt door het aanbod dat zij aan VDH heeft gedaan bij brief van 30 december 2010. Voor zover zij hiermee echter niet (volledig) zou hebben voldaan aan de vaststellingsovereenkomst, doet de Gemeente een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW) dan wel op art. 6:258 lid 1 BW. De onvoorziene omstandigheden behelzen in dit geval de forse bezuinigingen waarmee de Gemeente zich geconfronteerd weet na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst met VDH, aldus de Gemeente.
4.4. De beoordeling of gelet op de inhoud van de vaststellingsovereenkomst sprake is van niet-nakoming is een kwestie van uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst. Die uitleg dient te geschieden met inachtneming van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Deze maatstaf houdt in dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Van belang is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan hun verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.5. Allereerst zal worden beoordeeld of het aanbod van de in het voorstel vervatte huurovereenkomst niet voldoet aan de tussen partijen overeengekomen voorwaarden in verband met het tijdelijke karakter van de huurovereenkomst. Het aanbod houdt een huurovereenkomst in die loopt tot en met 6 juni 2020 en is derhalve beperkt in de tijd. Volgens de Gemeente kan VDH geen aanspraak maken op een huurovereenkomst voor een langere periode dan tot en met 6 juni 2020. Partijen hebben nooit uitdrukkelijk afspraken gemaakt over een langere periode en voor de Gemeente is verlenging van de termijn van het opstalrecht nooit een optie geweest.
De rechtbank oordeelt dat VDH redelijkerwijs niet van de Gemeente heeft mogen verwachten dat de Gemeente een aanbod zou doen waarbij aan VDH ook zekerheid zou worden geboden na 7 juni 2020. De schriftelijke stukken en de vaststellingsovereenkomst bieden immers geen aanknopingspunten voor een dergelijke verwachting en VDH heeft ter comparitie zelfs erkend dat met de Gemeente geen concrete afspraken zijn gemaakt over de duur. Bij gebreke van een afspraak omtrent de duur kan derhalve niet worden geconcludeerd dat het aanbod van de Gemeente in die zin niet aan de overeenkomst tussen partijen beantwoordt. Daarbij dient nog te worden bedacht dat de term “definitieve oplossing” in de bestaande context in redelijkheid geen oplossing inhoudt die duurt tot het einde der tijden.
4.6. Voorts zal worden beoordeeld of de aangeboden velden qua omvang en ligging beantwoorden aan de overeengekomen vereisten. Dat de velden voor wat betreft de kwaliteit niet zouden voldoen aan de vereisten heeft VDH niet toegelicht zodat hieraan voorbij wordt gegaan. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de bezwaren van VDH uitsluitend zijn gericht op de omvang en de ligging van de velden, meer in het bijzonder de ligging van het hoofdveld. Dit heeft VDH tijdens de comparitie ook bevestigd. Voor wat betreft de omvang van de velden geldt het volgende.
4.7. Uit de correspondentie tussen partijen (zie hiervoor onder 2.4, 2.5 en 2.7) blijkt dat zij over de omvang van het (tijdelijke en) definitieve terrein zijn overeengekomen dat het definitieve terrein minimaal de grootte dient te hebben van ‘het huidige hoofdveld plus de helft van de huidige oefenhoek’. Voorts staat vast dat VDH vóór 1 februari 2008 de beschikking had over twee voormalige hockeyvelden. Partijen kennen de afmetingen van het huidige hoofdveld en bijveld niet. Ook zijn de afmetingen van het door de Gemeente aangeboden nieuwe bijveld (aan de zuidzijde van Schietvereniging de Korrel) niet bekend.
4.8. De rechtbank is van oordeel dat de overeenkomst voor wat betreft de vereiste omvang van het definitieve terrein op twee manieren kan worden uitgelegd. Bedoeld kan zijn dat het totale aantal vierkante meters van het definitieve terrein overeen dient te komen met de omvang van het voormalige hoofdveld plus de helft van de voormalige oefenhoek, zoals de Gemeente bepleit. Bedoeld kan ook zijn dat voor het hoofdveld en het bijveld afzonderlijke eisen golden, zoals VDH bepleit. Deze uitleg lijkt meer voor de hand te liggen, gelet op de stelling van VDH dat het hoofdveld groot genoeg dient te zijn om wedstrijden op te kunnen organiseren. Ook indien echter wordt uitgegaan van de door VDH bepleite uitleg van de overeenkomst, voldoen de aangeboden velden aan de door partijen overeengekomen vereisten. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.9. Zowel het voormalige hoofdveld als de voormalige oefenhoek (bijveld) hadden ongeveer de omvang van een hockeyveld. Het door de Gemeente aangeboden definitieve hoofdveld is het huidige (aanvankelijk als tijdelijk aangeboden) hoofdveld. Partijen kennen de afmetingen van dit veld niet maar blijkens de ter comparitie overgelegde luchtfoto van het sportcomplex heeft dit veld vrijwel dezelfde omvang als een hockeyveld. Dit is op de foto goed te zien aangezien iets verderop de huidige twee hockeyvelden zijn gelegen. Mogelijk is het hoofdveld door de bosschages aan de westelijke zijde iets smaller dan een hockeyveld. Dit verschil is echter dermate gering dat niet gezegd kan worden dat het hoofdveld daardoor niet aan de vereiste omvang voldoet. Dit geldt temeer nu VDH eind 2007 genoegen heeft genomen met dit veld als tijdelijk hoofdterrein, terwijl zij blijkens haar brief van 7 november 2007 dezelfde eisen stelde aan de omvang van het tijdelijke als aan het definitieve hoofdterrein. Het tijdens de comparitie door VDH geuite bezwaar dat zij meer ruimte nodig heeft dan het thans in gebruik zijnde hoofdveld om wedstrijden te kunnen organiseren, wordt om verschillende redenen gepasseerd. Deze eis is noch in de correspondentie noch in de vaststellingsovereenkomst vastgelegd. Bovendien heeft VDH gesteld dat haar voormalige hoofdveld (ter grootte van een hockeyveld) groot genoeg is voor dat doel, en heeft het huidige hoofdveld nagenoeg die omvang. Voorts heeft VDH nagelaten (onderbouwd) te stellen hoeveel m² zij nodig heeft om wedstrijden te kunnen organiseren en waarom het huidige veld daar te klein voor zou zijn. Daar komt tenslotte nog bij dat het aanbod van de Gemeente voorziet in de huur van een aanpalend bijterrein waardoor VDH voor het organiseren van wedstrijden de beschikking krijgt over een groter (vrijwel aaneengesloten) terrein dan het huidige hoofdterrein.
4.10. Al met al volgt uit het voorgaande dat het aangeboden hoofdveld (het huidige hoofdveld) voor wat betreft de omvang aan de overeengekomen eisen voldoet. Aangenomen moet worden dat dit eveneens geldt voor het aangeboden bijveld aangezien VDH niet heeft gesteld dat de omvang van dit veld niet aan de eisen voldoet.
4.11. Voorts dient te worden beoordeeld of de aangeboden velden qua ligging voldoen aan de eisen. VDH heeft gesteld dat dit niet het geval is aangezien het hoofdveld aan het clubhuis dient te grenzen. Gelet op de brief van 7 november 2007, waarnaar VDH in dit verband verwijst, moet echter worden geconcludeerd dat die eis niet is gesteld aan het hoofdveld. Onder punt F. is uitsluitend de eis gesteld dat het definitieve terrein gelegen dient te zijn binnen de gemeente Druten op een locatie waar VDH niet hoeft te vrezen geluidsoverlast te veroorzaken door blaffende honden. Gelet op hetgeen de advocaat van VDH onder punt 5 heeft aangegeven (dat de gemeente moest voorzien in een vervangend clubgebouw ‘op of aan deze velden’) zal de afstand van het hoofdveld tot het clubhuis aan de orde komen bij de bespreking van het clubhuis.
4.12. Tot slot heeft VDH gesteld dat het huidige aanbod van de Gemeente niet voldoet aangezien is overeengekomen dat een nieuw/vervangend clubhuis ter beschikking zou worden gesteld. De Gemeente betwist dat zij heeft ingestemd met het voorzien in een vervangend clubhuis tegen inruil van het huidige. Op pagina 2 bij punt 5 van haar brief van 21 november 2007 heeft de Gemeente immers vermeld dat over het ‘inruilen’ van het huidige clubhuis te zijner tijd nog nadere afspraken moeten worden gemaakt. Door ondertekening van de vaststellingsovereenkomst heeft VDH ingestemd met de aanpassingen en aanvullingen van de Gemeente in de brief van 21 november 2007.
4.13. De rechtbank oordeelt dat, anders dan de Gemeente stelt, uit haar brief van 21 november 2007 kan worden afgeleid dat het de bedoeling van partijen was dat het huidige clubhuis aan de Gemeente zou worden overgedragen en dat er een ander clubhuis voor in de plaats zou komen (‘In ieder geval moet het huidige clubhuis worden overgedragen aan de Gemeente, op het moment dat de nieuwe locatie met het clubhuis gereed is en in gebruik wordt genomen door VDH’). Dat zij over de voorwaarden waaronder een dergelijke ‘inruil’ zou plaatsvinden nog nadere afspraken wilde maken met VDH doet niet af aan de bedoeling om een vervangend clubhuis aan VDH ter beschikking te stellen. In zoverre beantwoordt het huidige aanbod van de Gemeente dat voorziet in voortgezet gebruik van het huidige clubhuis derhalve niet aan de (letterlijke) afspraken die partijen hebben gemaakt.
4.14. In dit geval ziet de rechtbank echter aanleiding om toepassing te geven aan artikel 6:248 lid 2 BW, waarin is bepaald dat een tussen partijen geldende regel niet van toepassing is voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarbij spelen de volgende omstandigheden een rol.
4.15. Het enige belang dat VDH heeft aangevoerd voor haar eis dat de Gemeente een ander clubhuis dan het huidige clubhuis aan haar ter beschikking zal stellen, is dat zij een clubhuis wenst dat aan het hoofdveld grenst. Doordat het huidige clubhuis ongeveer 75 à 100 meter van het hoofdveld is gelegen, stelt zij dat minder mensen het clubhuis bezoeken waardoor zij minder kantine-inkomsten heeft. Als niet-gesubsidieerde vereniging is dit een belangrijke bron van inkomsten, aldus VDH. Het nieuwe clubhuis diende qua grootte en faciliteiten vergelijkbaar te zijn met het huidige clubhuis zodat VDH daaraan geen argumenten kan ontlenen ter ondersteuning van haar belang bij een nieuw clubhuis. Haar belang is derhalve uitsluitend gelegen in de – in haar ogen – slechte ligging van het huidige clubhuis.
4.16. Gesteld dat de Gemeente een vervangend clubhuis aan VDH ter beschikking zou stellen, dan had VDH er geen aanspraak op kunnen maken dat dit vervangende clubhuis aan het hoofdveld zou grenzen. De rechtbank is van oordeel dat VDH de eis dat het nieuwe clubhuis aan het hoofdveld zou grenzen niet (duidelijk genoeg) heeft gesteld en dat de Gemeente derhalve niet kan worden geacht met deze voorwaarde te hebben ingestemd. In de brief van 7 november 2007 is immers vrij gedetailleerd omschreven waaraan het vervangende clubhuis (met serre) moest voldoen terwijl specificaties ten aanzien van de ligging ontbreken. Er wordt uitsluitend gerefereerd aan ‘een vervangend clubhuis op een nieuwe locatie’ zonder dat die nieuwe locatie nader is gespecificeerd. Daar komt nog bij dat de Gemeente ten aanzien van de voorwaarden waaronder een ‘inruil’ zou plaatsvinden een slag om de arm heeft gehouden en heeft geantwoord daar nog nadere afspraken over te willen maken. Ook hieruit volgt dat de Gemeente niet heeft ingestemd met een vervangend clubhuis dat aan het hoofdveld zou moeten grenzen. Bovendien is van belang dat de Gemeente ter comparitie heeft verklaard dat het hoofdveld in het verleden ook niet grensde aan het clubhuis en VDH dit heeft erkend. Vóór de verplaatsing van de velden in 2008 grensde alleen het bijveld aan het clubhuis. In zoverre wenst VDH met de eis dat het clubhuis aan het hoofdveld moet grenzen een verbetering te bewerkstelligen ten opzichte van de situatie zoals die thans bestaat en vóór 1 februari 2008 bestond, en is deze verbetering niet overeengekomen.
4.17. Naar het oordeel van de rechtbank is een afstand van 75 à 100 meter tussen het hoofdveld en het clubhuis geen onaanvaardbare afstand. VDH heeft niet gesteld dat het voor de uitoefening van haar kernactiviteit (hondendressuur) noodzakelijk is dat het clubhuis aan het hoofdveld grenst. Zij heeft uitsluitend gesteld dat de omstandigheid dat het clubhuis niet aan het hoofdveld grenst, inkomstenderving tot gevolg heeft. Hoe zij dit kan stellen is echter onduidelijk nu het clubhuis, zoals hiervoor is vastgesteld, nimmer aan het hoofdveld heeft gegrensd. Zij kan hooguit de huidige kantine-inkomsten vergelijken met de kantine-inkomsten van vóór 1 februari 2008, toen het hoofdveld iets dichterbij het clubhuis was gelegen dan thans het geval is. Dergelijke cijfers heeft zij in de procedure echter niet overgelegd. Daar komt bij dat voor zover haar omzet na 1 februari 2008 is gedaald, hiermee nog niet is gezegd dat de afstand tot het hoofdveld hiervan de oorzaak is. Ter comparitie heeft VDH immers gesteld dat haar inkomstenderving grotendeels te wijten is aan het feit dat zij vanaf die tijd geen wedstrijden meer heeft georganiseerd.
4.18. Een andere omstandigheid die in het kader van de onder 4.14 bedoelde toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW van belang is, betreft de omstandigheid dat VDH niet dan wel onvoldoende heeft aangegeven wat een geschikt locatie voor een vervangend clubhuis zou kunnen zijn gegeven de geschiktheid van het huidige hoofdveld als definitief hoofdveld.
4.19. Samengevat volgt uit het voorgaande dat VDH bij verplaatsing van het clubhuis krachtens de overeenkomst geen aanspraak kan maken op een locatie grenzend aan het hoofdveld terwijl dit de enige reden is waarom zij de Gemeente wil houden aan de letterlijke tekst van de overeenkomst. Haar belang bij onverkorte nakoming op dit punt ontbreekt dan ook, nog daargelaten de vraag of het realiseren van een nieuw clubgebouw voor de Gemeente financieel haalbaar is in een tijd van forse bezuinigingen. Daar komt nog bij dat VDH inkomstenderving ten gevolge van de huidige afstand tussen het huidige hoofdveld en het clubhuis niet heeft onderbouwd. Al met al acht de rechtbank het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de Gemeente aan de letterlijke tekst van de overeenkomst zou worden gehouden en verplicht zou zijn een vervangend clubhuis voor VDH te realiseren, terwijl er op korte afstand van de velden een clubhuis staat dat aan de overeengekomen vereisten voldoet en dat in ieder geval nog tot 7 juni 2020 beschikbaar is voor VDH.
4.20. Het voorgaande impliceert dat de Gemeente niet verplicht is de overeenkomst onverkort na te komen, in zoverre dat zij niet verplicht is een vervangend clubhuis voor VDH te realiseren. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook niet worden toegewezen. Dit geldt eveneens voor het onder 3.1 sub 2 gevorderde. VDH huurt het hoofdveld thans reeds van de Gemeente en gesteld noch gebleken is dat de Gemeente weigert om het aangeboden bijveld aan VDH ter beschikking te stellen. Integendeel, ter comparitie heeft de Gemeente verklaard dat zij, ongeacht de uitkomst van deze procedure, haar aanbod gestand doet. Nu de slotsom is dat van de Gemeente onder de gegeven omstandigheden op grond van artikel 6:248 lid 2 BW niet kan worden gevergd dat zij een ander clubhuis aan VDH in eigendom levert, zullen ook de onder 3.1 sub 3 en 4 gevorderde veroordelingen niet worden uitgesproken. Resteert de vordering van VDH om de Gemeente te veroordelen tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, als gevolg van het feit dat de Gemeente niet uiterlijk op 1 januari 2010 de definitieve locatie aan VDH heeft opgeleverd. Hoewel het aanbod van de Gemeente van 30 december 2010 een jaar te laat is gedaan, kan ook deze vordering van VDH niet worden toegewezen. VDH heeft immers niet gesteld dat zij schade heeft geleden doordat zij niet vanaf 1 januari 2010 al de beschikking heeft gehad over de door de Gemeente aangeboden oefenhoek aan de zuidzijde van Schietvereniging de Korrel. Het hoofdveld, de kleedkamers en het clubhuis had VDH op 1 januari 2010 reeds tot haar beschikking zodat de Gemeente ten aanzien van dat gedeelte derhalve niet tekort is geschoten.
4.21. VDH zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente Druten worden begroot op:
- griffierecht € 575,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.479,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt VDH in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente Druten tot op heden begroot op € 1.479,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2013.