ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2414

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
Awb 12/2156; 12/2157; 12/2158; 12/2160 en 12/2162
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak over verlening omgevingsvergunning voor rustpunt en workshops in Giethoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 26 februari 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil over de verlening van een omgevingsvergunning aan H. voor het vestigen van een rustpunt en het geven van workshops op het perceel Jonenweg 29 te Giethoorn. De rechtbank oordeelde dat de motivering van het bestreden besluit niet voldeed aan de eisen van een goede ruimtelijke onderbouwing, zoals vereist in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank stelde vast dat de activiteiten die belanghebbende wenst te ondernemen niet als kleinschalige nevenactiviteit kunnen worden aangemerkt, gezien de stapeling van diverse activiteiten op het perceel en de mogelijke overlast voor omwonenden.

Eisers, bewoners van Jonen, hadden beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland, dat de omgevingsvergunning had verleend. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet zorgvuldig had afgewogen wat de gevolgen van de activiteiten voor de belangen van eisers waren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en gelastte verweerder om opnieuw op de aanvraag te beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers en moest het griffierecht vergoeden.

De rechtbank benadrukte dat de vestiging van het rustpunt en de workshops in strijd zijn met de bestemming 'woningen' van het perceel en dat de motivering van het besluit niet voldeed aan de eisen van de Awb. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de ruimtelijke ordening en de belangen van omwonenden in dergelijke gevallen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummers: Awb 12/2156; Awb 12/2157; Awb 12/2158; Awb 12/2160;
Awb 12/2162
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
A,
wonende te W,
B en C,
wonende te W,
D en E,
wonende te X,
F,
wonende te Y,
G,
wonende te Z,
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
verweerder,
H,
wonende te W, belanghebbende,
gemachtigde: J. Westerbeek, te Giethoorn.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2012 heeft verweerder aan H. te W. een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het vestigen van een Rustpunt op het perceel Jonenweg 29 te Giethoorn en ten behoeve van het geven van maximaal 24 workshops van maximaal zes personen per workshop op voornoemd perceel. Eisers hebben ieder voor zich tegen dit besluit tijdig beroep ingesteld.
De rechtbank heeft desgevraagd H., hierna te noemen belanghebbende, in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partij deel te nemen aan dit geding.
De beroepen zijn ter zitting van 22 januari 2013 behandeld. Eisers zijn allen in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van den Berg. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Westerbeek.
Overwegingen
De rechtbank stelt voorop dat gelet op het bepaalde in artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in dit geval van toepassing was op de aanvraag om een omgevingsvergunning. Uit het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb volgt dat in het geval een besluit is voorbereid met afdeling 3.4 van de Awb de bezwaarprocedure niet van toepassing is. Tegen het bestreden besluit is daarom terecht rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het perceel Jonenweg 29 te Giethoorn is gelegen in Jonen, een kleine buurtschap van tien woningen bij het natuurgebied de Wieden. Jonen is niet per auto bereikbaar, maar alleen per fiets, te voet en over het water. Jonen is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Eisers A, B en C wonen in Jonen. Eisers D, E, F en G zijn eigenaren van woningen in Jonen, waar zij regelmatig tijdelijk verblijven.
Tot op enig moment in 2007 was op het perceel Jonenweg 29 een theeschenkerij/theetuin gevestigd. Al hoewel de theeschenkerij niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan en hiervoor geen vergunning of vrijstelling was verleend, is hiertegen destijds niet handhavend opgetreden door verweerder. Nadat de exploitatie van de theeschenkerij in 2007 was beëindigd, heeft belanghebbende zich als bewoner aan de Jonenweg 29 gevestigd.
Aan de Jonenweg 29 heeft belanghebbende een atelier gevestigd, waar uit gerecyclede materialen stoffen producten worden geproduceerd. In het atelier is, gedurende enkele dagen per week, een aantal verstandelijk gehandicapten werkzaam. Het atelier van belanghebbende voert de naam ‘Zorgatelier Wiedenweergaloos’ (hierna: Wiedenweergaloos). Bij besluit van 8 oktober 2008 heeft verweerder ontheffing van belemmerende bepalingen van het bestemmingsplan verleend ten behoeve van de verkoop van producten uit gerecyclede materialen op dit perceel. Op het perceel is vervolgens een winkel geopend waar deze producten worden verkocht.
Belanghebbende is voornemens om aan de Jonenweg 29 een ‘rustpunt’ te vestigen. Er zal een voorziening gecreëerd worden waar koffie, thee en frisdrank worden aangeboden aan fietsers en wandelaars, die tevens gebruik kunnen maken van de sanitaire voorzieningen op het perceel. Er vindt geen bediening plaats. Het is de bedoeling dat de gebruikers van de voorziening hiervoor een vergoeding geven. Tevens wil belanghebbende maximaal 24 keer per jaar aan maximaal zes personen workshops over handwerken geven in haar atelier.
Verweerder heeft de aangevraagde omgevingsvergunning voor het handelen in afwijken van het bestemmingsplan verleend, omdat de activiteit die belanghebbende wil uitvoeren niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. De ontwikkeling heeft een kleinschalig, aan de woning ondergeschikt, karakter en is vanuit recreatief oogpunt gewenst.
Eisers stellen zich op het standpunt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en dat de betrokken belangen niet op zorgvuldige wijze tegen elkaar zijn afgewogen. Eisers vrezen dat de activiteiten die belanghebbende wenst te ondernemen zullen leiden tot overlast. Feitelijk is sprake van vestiging van een horecagelegenheid aan de Jonenweg 29. Onvoldoende duidelijk is welke delen van het perceel als ‘rustpunt’ zullen worden gebruikt. Er is onvoldoende stallingsruimte voor fietsen. Er is slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen bij de pont naar Jonen, aan de overzijde van de Dwarsgracht. Eisers vrezen dat deelnemers aan de workshops die belanghebbende wil organiseren hun auto’s zullen parkeren op parkeerplaatsen die voor bewoners van Jonen gereserveerd zijn.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op het perceel Jonenweg 29 te Giethoorn is het bestemmingsplan “Jonen”, van de voormalige gemeente Brederwiede, van toepassing. Blijkens de plankaart behorend bij het bestemmingsplan heeft het perceel Jonenweg 29 grotendeels de bestemming ‘woningen’ en voor een kleiner deel de bestemming ‘tuinen’. Op grond van het bepaalde in artikel 4, lid A, van de voorschriften behorend bij dit bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) zijn gronden waaraan de bestemming ‘woningen’ is toegekend bestemd voor bewoning alsmede, indien en voor zover op de kaart aangeduid met een gevelbouwgrens voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden; met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken , tuinen en erven en met dien verstande, dat de gebouwen mogen worden gebruikt als praktijkruimte mits hierdoor de woonfunctie als overwegende functie van het perceel niet wordt aangetast.
Artikel 12, lid A, van de planvoorschriften bepaalt dat het verboden is gronden of opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
Vast staat dat het vestigen van een ‘rustpunt’ en het geven van de workshops in strijd is met de bestemming ‘woningen’. Een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan kon in dit geval alleen met toepassing van het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wabo worden verleend.
In artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wabo is bepaald dat een omgevingsvergunning voor een dergelijke activiteit slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
De rechtbank stelt vast dat uit de bijlagen bij de aanvraag en bij het bestreden besluit niet duidelijk wordt waar op het perceel Jonenweg 29 het rustpunt precies zal worden gevestigd. Duidelijkheid hierover acht de rechtbank met het oog op de belangen van eisers gewenst. De aanduiding ‘locatie rustpunt’, met een stip op een bij het bestreden besluit gevoegde luchtfoto, acht de rechtbank in dit verband onvoldoende. Van enige begrenzing van het deel van het perceel dat in gebruik zal zijn als rustpunt is hierbij geen sprake. Bovendien volgt uit de toelichting op de aanvraag d.d. 29 december 2011 dat zowel het zorgatelier, het prieel, een gedeelte van de schuur als een gedeelte van de tuin zullen worden gebruikt als rustpunt. Dat de zitplaatsen, zoals aangegeven in de bijlage van de gemachtigde van belanghebbende d.d. 1 mei 2012, op een afstand van meer dan 10 meter van de woning op het aangrenzende perceel Jonenweg 29a gelegen zullen zijn is met het bestreden besluit niet gegarandeerd.
Uit het voorgaande volgt tevens dat niet duidelijk is of het rustpunt enkel op gronden waaraan de bestemming ‘woningen’ is toegekend zal worden gerealiseerd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder voor wat betreft de geluidbelasting ten onrechte is afgegaan op de door belanghebbende aangeleverde bijlage d.d. 1 mei 2012, die als ruimtelijke onderbouwing van het project was bedoeld. Deze bijlage is niet afkomstig van een onafhankelijke deskundige, maar is afkomstig van de gemachtigde van belanghebbende. Onduidelijk is waar de in deze bijlage getrokken conclusie, dat Wiedenweergaloos - inclusief het rustpunt – niet bijdraagt aan het aanwezige geluidsniveau binnen Jonen, op gebaseerd is.
Het voorgaande klemt te meer, nu in een eerder schrijven van verweerder, van 16 maart 2012, was aangegeven dat in dit geval niet voldaan wordt aan de met het oog op geluidsoverlast geldende afstandsnorm voor een inrichting waar maaltijden en/of dranken worden verstrekt. Een akoestisch onderzoek, zoals genoemd in verweerders schrijven van 16 maart 2012, met betrekking tot de geluiduitstraling naar de direct aangrenzende woning en overige nabijgelegen woningen, waarmee zou kunnen worden aangetoond dat het realiseren van de gewenste activiteiten vanuit het oogpunt van geluid alsnog mogelijk is, heeft niet plaatsgevonden.
Ter zitting is voorts gebleken dat aan de Jonenweg 29, in het fietsenrek dat voor Wiedenweergaloos gebruikt wordt, ruimte is voor het stallen van tien smalle fietsen. Dit fietsenrek is tevens bedoeld voor bezoekers van het rustpunt.
De rechtbank is van oordeel dat de stallingsruimte voor fietsen aan de Jonenweg 29 tamelijk krap bemeten is, mede gelet op de overige activiteiten die plaatsvinden op dit perceel. Dat eiseres voornemens is om toezicht te houden op de aanloop van bezoekers van het rustpunt biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zekerheid dat geen sprake zal zijn van overlast voor omwonenden, ten gevolge van langs en op het fietspad – dat mede toegang geeft tot de percelen van omwonenden - geparkeerde fietsen. Mede gelet op het in het dossier aanwezige fotomateriaal kan niet worden uitgesloten dat op bepaalde dagen sprake zal zijn van een aanzienlijke aanloop van bezoekers.
De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat de motivering van het bestreden besluit, in strijd met het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3, van de Wabo, geen goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Hieruit volgt tevens dat het bestreden besluit, in strijd met het bepaalde in artikel 3:46 van de Awb, niet gedragen wordt door een deugdelijke motivering.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de vestiging van het rustpunt en de workshops die belanghebbende wenst te organiseren, anders dan verweerder meent, niet worden aangemerkt als een kleinschalige nevenactiviteit. In dit verband acht de rechtbank van belang dat binnen een periode van enkele jaren sprake is van een stapeling van diverse activiteiten op het perceel van belanghebbende. Zo is, naast het zorgatelier dat op dit perceel is gevestigd een winkel, waar producten staan die afkomstig zijn uit het atelier. Ook deze winkel trekt klanten en bezoekers. Verweerder heeft, bij afweging van de betrokken belangen, ten onrechte niet overwogen wat het effect van alle niet aan de woonbestemming van het perceel van belanghebbende gerelateerde functies samen is op de belangen van eisers. Verweerder heeft de betrokken belangen daarom, in strijd met het bepaalde in artikel 3:4 van de Awb, niet op zorgvuldige wijze tegen elkaar afgewogen.
Het beroep is, gelet op het voorgaande, gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
Verweerder dient, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op de aanvraag te beslissen.
Eisers B, D en E hebben de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de door hen gemaakte proceskosten. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die zij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten bedragen in het geval van eiser B. € 22,12, aan gemaakte reis- en verblijfkosten, en in het geval van D en E € 76,44, aan gemaakte reis- en verblijfkosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- gelast verweerder om, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw op de aanvraag te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, welke begroot worden op € 22,12, te betalen aan B, en op € 76,44, te betalen aan D en E;
- gelast dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht, ten bedrage van
€ 156,-- , een elk van eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door hem en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep