ECLI:NL:RBONE:2013:BZ3840

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
05/900965-10
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een baby door de vader met meerdere botbreuken als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 12 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van mishandeling van zijn babydochter. De verdachte, geboren in 1979, werd ervan beschuldigd zijn dochter, geboren in 2010, op meerdere momenten hardhandig te hebben vastgepakt, wat resulteerde in diverse botbreuken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn kind opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar met kracht bij de borst en de beentjes vast te pakken. De feiten vonden plaats tussen 18 juni 2010 en 7 september 2010. De rechtbank oordeelde dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht kon worden gekwalificeerd, omdat de botbreuken bij baby's relatief snel genezen zonder operatief ingrijpen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de baby en de ernst van de mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, en kreeg een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling en begeleiding door een reclasseringsinstantie. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/900965-10
Datum zitting : 26 februari 2013
Datum uitspraak : 12 maart 2013
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
raadsvrouw : mr. S.S. Zijderveld, advocaat te Wageningen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de
periode van 18 juni 2010 tot en met 7 september 2010 te Ederveen, gemeente
Ede, althans in Nederland, (telkens) aan zijn kind/dochter, genaamd [slachtoffer] (geboren [geboortedatum en plaats]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht te weten -gebroken linkerdijbeen en/of -gebroken linker scheenbeen en/of -gebroken rechter sleutelbeen en/of -vijf althans een of meerdere gebroken rib(ben) en/of -gebroken spaakbeen en/of ellepijp althans een gebroken arm en/of pols en/of
-gebroken rechterdijbeen en/of -rechter scheenbeen, heeft toegebracht, door deze met (volle) kracht bij de borstkast en/of de
armpjes althans het bovenlichaampje en/of de armpjes vast te pakken en/of deze
met (volle) kracht bij een been/de beentjes vast te pakken en/of op te tillen
en/of voornoemd kind zodanig hardhandig te hanteren dat voornoemd letsel is
ontstaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de
periode van 18 juni 2010 tot en met 07 september 2010 te Ederveen, gemeente
Ede, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten zijn verdachtes dochter [slachtoffer] (geboren [geboortedatum en plaats]), met (volle) kracht bij de borstkast en/of de armpjes althans het
bovenlichaampje en/of de armpjes heeft vastgepakt en/of deze met (volle)
kracht bij een been/de beentjes heeft vastgepakt en/of heeft opgetild en/of
voornoemd kind zodanig hardhandig heeft gehanteerd, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel -gebroken linkerdijbeen en/of -gebroken linker scheenbeen en/of -gebroken rechter sleutelbeen en/of -vijf althans een of meerdere gebroken rib(ben) en/of -gebroken spaakbeen en/of ellepijp althans een gebroken arm en/of pols en/of
-gebroken rechterdijbeen en/of -rechter scheenbeen, althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 26 februari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. S.S. Zijderveld, advocaat te Wageningen.
De officier van justitie, mr. S.Z. Wiarda, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 18 juni 2010 tot en met 7 september 2010 heeft verdachte zijn kind/dochter, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) (geboren op [geboortedatum en plaats]) met kracht bij de borstkast en de beentjes vastgepakt.2 Bij [slachtoffer] is in deze periode het volgende letsel ontstaan: meerdere ribbreuken, gebroken linker scheenbeen, gebroken rechter sleutelbeen en metafysaire hoekfracturen in de rechter onderarm aan de polszijde, zowel in het spaakbeen als in de ellepijp, het rechter bovenbeen, het rechter scheenbeen en het linker bovenbeen.3 [slachtoffer] heeft hiervan pijn ondervonden.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Bij verdachte was sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit, omdat geen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet met betrekking tot zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Verdachte wist niet dat je extra voorzichtig met een baby om moet gaan.
Beoordeling door de rechtbank
De feitelijke toedracht
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer], toen zij bijna van de bank af viel, stevig heeft vastgepakt bij haar ribben, dat dit misschien wat hardhandig ging en dat zij toen misschien haar ribben gebroken heeft.5 Daarna huilde [slachtoffer] hevig.6 Verdachte heeft verklaard dat het nog een keer gebeurd is en dat toen weer hetzelfde het geval was. [slachtoffer] was hevig aan het spugen en aan de diarree, waarop verdachte in paniek raakte. Verdachte heeft verklaard dat, omdat [slachtoffer] zo beweeglijk bleef, hij haar benen kruiste en met één hand vastpakte.7 Vervolgens zette hij volle kracht.8 Toen hoorde hij "knoep, knoep" waarbij hij tijdens het verhoor heeft verklaard dat hij denkt dat het beentje toen wel gebroken zal zijn.9 Verdachte geeft aan dat deze handelingen op twee verschillende momenten hebben plaatsgevonden en noemt daarbij de data 26 augustus 2010 en 2 september 2010. Verdachte heeft verder verklaard dat hij [slachtoffer] vaker hardhandig behandeld heeft.10
Uit het rapport van dr. [naam 1] blijkt dat de fracturen op minimaal twee momenten ontstaan zijn en dat de botbreuk in het linkerscheenbeen van oudere datum is dan 7 september 2010, in de orde van grootte van 5 tot 10 dagen.11 Dit kan passen bij de verklaring van verdachte dat hij op 2 september 'knoep' heeft gehoord in het beentje.
Aanknopingspunten voor een andere oorzaak dan het hardhandig beetpakken van [slachtoffer], bevat het dossier niet. Huisarts [naam 2] en forensisch arts [naam 1] achten het uitgesloten dat een baby van enkele maanden oud zichzelf kan verwonden op een wijze die hier aan de orde is.12 Ook de wijze waarop de keizersnede is uitgevoerd, kan medisch gezien niet hebben geleid tot de onderhavige botbreuken, aldus de kinderarts [naam 3] en de gynaecologen [naam 4] en [naam 5] en de forensisch arts [naam 1].13 Datzelfde geldt voor de aanrijding die in juni 2010 heeft plaatsgevonden, waarbij [slachtoffer] zat ingeklemd in de maxi-cosi op de achterbank, nu die aanrijding plaats vond met zeer geringe sneldheid.14 Evenmin is er sprake van lichamelijke aandoeningen die de fracturen zouden kunnen verklaren, zoals osteogenesis imperfecta.15
Het dossier laat daarmee geen andere conclusie toe dan dat verdachte op minimaal 2 momenten dermate hardhandig met [slachtoffer] is omgegaan dat zij daardoor botbreuken heeft opgelopen.
Het opzet
De dochter van verdachte was nog een (pasgeboren) baby ten tijde van het tenlastegelegde. De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat baby's, zeker baby's van slechts enkele maanden oud, uiterst kwetsbaar zijn en niet hardhandig of met geweld behandeld mogen worden. Verdachte is door zijn moeder en schoonmoeder gewezen op het feit dat hij te lomp met de baby om ging. Zij hebben hem gewaarschuwd voorzichtiger met de baby om te gaan.16 Het letsel is voorts op meerdere momenten ontstaan, waarbij het verdachte niet is ontgaan dat [slachtoffer] na zijn hardhandige behandeling hevig begon te huilen.17 Verdachte moet zich daarom gerealiseerd hebben dat zijn handelwijze niet goed was. Desondanks heeft verdachte [slachtoffer] nogmaals hardhandig behandeld en wel met dusdanig veel kracht dat tijdens het laatste incident het scheenbeen door en door gebroken is. Onder deze omstandigheden laten de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang redelijkerwijs geen andere conclusie toe dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat hij door zijn handelen pijn en letsel bij zijn kind zou veroorzaken bewust heeft aanvaard. Het subsidiair tenlastegelegde kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Aard van het letsel
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van het slachtoffer niet valt aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 82 Sr geeft een - niet limitatieve - opsomming van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt. Die bepaling laat de rechter evenwel de vrijheid om ook buiten die gevallen het lichamelijke letsel als zwaar te beschouwen indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid (zie HR 14 februari 2006, LJN AU8055). Daarbij wegen factoren mee als de aard van het letsel en de noodzaak en aard van het medisch ingrijpen. De rechtbank is van oordeel dat onderhavige botbreuken niet aan te merken zijn als zwaar lichamelijk letsel, nu botbreuken bij baby's relatief snel en zonder operatief ingrijpen restloos genezen. Het gegeven dat er sprake was van meerdere botbreuken, doet hieraan niet af.
Nu de rechtbank niet komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel, zal verdacht daarvan worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 18 juni 2010 tot en met 07 september 2010 te Ederveen, gemeente Ede, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten zijn verdachtes kind/dochter [slachtoffer] (geboren [geboortedatum en plaats]), met volle kracht bij de borstkast en deze met volle kracht bij de beentjes heeft vastgepakt en voornoemd kind hardhandig heeft gehanteerd, tengevolge waarvan deze een gebroken linkerdijbeen en/of
-gebroken linker scheenbeen en/of -vijf gebroken rib(ben) gebroken spaakbeen en ellepijp
-gebroken rechterdijbeen en rechter scheenbeen heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mishandeling, begaan tegen zijn kind., meermalen gepleegd
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling, een meldingsgebod en begeleiding van Bureau Jeugdzorg bij zijn vaderschap.
Voorts heeft de officier van justitie geëist dat verdachte ter zake het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zijn grootste straf al gehad heeft, omdat zijn kind al 2,5 jaar onder toezicht is gesteld. De verdediging heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat een schuldigverklaring zonder strafoplegging een passende straf zou zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 februari 2013;
* een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 25 februari 2013 betreffende verdachte; en
* een rapport betreffende verdachte van mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, gedateerd 1 februari 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn dochter, een weerloze en kwetsbare baby. Verdachte heeft haar meermalen zodanig hardhandig behandeld dat daardoor meerdere botbreuken zijn ontstaan. Het op een dergelijke wijze behandelen van een weerloos kind is volstrekt ontoelaatbaar, zeker nu het om verdachtes eigen dochter gaat, die bij haar vader in veilige handen zou moeten zijn. Dit rekent de rechtbank verdachte derhalve zwaar aan
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf niet alleen rekening te houden met de ernst van het feit, maar ook met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Over verdachte is een rapport opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, waarin hij concludeert dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van intellectuele capaciteiten op zwakbegaafd niveau en in de vorm van ontwijkende persoonlijkheidstrekken.. De onderhavige gebeurtenissen vonden plaats in een periode dat verdachte veel kopzorgen had. Zijn beperkte intellectuele capaciteiten en persoonlijkheidstrekken brengen mee dat hij snel is afgeleid, zich moeilijk op meerdere dingen tegelijk kan concentreren. Als er te veel problemen tegelijk op hem afkomen, verliest hij het overzicht, treedt controleverlies op en gaat hij onhandige en onbeholpen handelingen verrichten. Verdachte raakte in paniek op de momenten dat hij alleen in huis was en de baby aan uitsluitend zijn zorg was toevertrouwd.
Verdachte had ten tijde van de mishandelingen wel inzicht in de wederrechtelijkheid van zijn handelen, maar kon zijn wil onvoldoende conform een dergelijk besef bepalen, zodat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
Zowel de psycholoog als de reclassering adviseren een behandeling bij Kairos. Daarnaast adviseren zij dat de huidige begeleiding die verdachte van pleegzorg en de gezinsvoogd krijgt, wordt voorgezet, ook om te leren welke gedragingen passen bij zijn vaderrol.
Gelet op deze rapporten acht de rechtbank behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk. Een deel van de aan verdachte op te leggen straf zal daarom voorwaardelijk worden opgelegd, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, om verdachte er aldus toe te bewegen de noodzakelijk geachte behandeling en begeleiding voort te zetten, op straffe van het later alsnog ten uitvoer leggen van de voorwaardelijke straf als verdachte zich niet aan die voorwaarden houdt.
In het rapport van de psycholoog staat vermeld dat de kans op herhaling door verdachte als licht verhoogd moet worden ingeschat, vanwege de geconstateerde psychische beperkingen en het feit dat verdachte niet in staat kan worden geacht om daar zelfstandig verandering in te brengen. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie, van oordeel dat een proeftijd van 3 jaar dient te worden opgelegd. Immers moet worden voorkomen dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van [slachtoffer] of een eventueel tweede kind.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde . Nu de rechtbank het mindere, namelijk het subsidiair tenlastegelegde bewezen acht, zal de rechtbank naar beneden afwijken van de strafeis van de officier van justitie.
Voorts dient de rechtbank rekening te houden met de duur van de strafrechtelijke procedure.Nu verdachte op 2 november 2010 reeds inverzekering was gesteld en het eindvonnis eerst op 11 maart 2013 wordt gewezen, zal de rechtbank in de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening houden met dit lange tijdsverloop.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een straf van na te noemen duur passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren.
Bepaalt dat van deze werkstraf 80 (tachtig) uren niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Bepaalt dat het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht. De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast en stelt deze vervangende hechtenis vast op 120 (hondertwintig) dagen, waarvan 80 (tachtig) dagen zien op het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de werkstraf en 40 (veertig) dagen op het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich (uiterlijk) binnen zich binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem;
5. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Kairos in Arnhem of soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, teneinde zich te laten behandelen voor zijn ontwijkende persoonlijkheidstrekken, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
6. zich door pleegzorg en de gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg en [naam 8] laat blijven begeleiden voor zijn vaderschap;
een en ander zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 10 (tien) uren, zijnde 5 (vijf) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. C. van Linschoten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.C.J. Klaver, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 maart 2013.
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de regiopolitie Gelderland-Midden, district leiding, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL074620102238, gesloten op 10 januari 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Proces-verbaal aangifte [naam 6], p. 37-40 en verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 26 februari 2013;
3 NFI rapport, dr. [naam 1], forensisch geneeskundige KNMG/consulent forensische kindergeneeskunde, p. 253;
4 Proces-verbaal presentatie dr. [naam 1], p. 224;
5 Proces-verbaal van verhoor verdachten [verdachte] en [naam 7], p. 608;
6 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 26 februari 2013;
7 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 26 februari 2013;
8 Proces-verbaal van verhoor verdachten [verdachte] en [naam 7], p. 610;
9 Proces-verbaal van verhoor verdachten [verdachte] en [naam 7], p. 608;
10 Proces-verbaal van verhoor verdachten [verdachte] en [naam 7], p. 608;
11 NFI rapport, dr. [naam 1], forensisch geneeskundige KNMG/consulent forensische kindergeneeskunde, p. 246;
12 Proces-verbaal van verhoor van [naam 2], huisarts, p. 190; proces-verbaal van bevindingen inzake het mondeling verslag door [naam 1], p. 227.
13 Processen-verbaal van verhoor van [naam 3], p. 70 en [naam 5], p. 125; proces-verbaal van bevindingen inzake het mondeling verslag door [naam 1], p. 223.
14 Proces-verbaal van bevindingen inzake het mondeling verslag door [naam 1], p. 225.
15 Ontslagbrief van de Gelderse Vallei, p. 254; processen-verbaal van verhoor van [naam 4], p. 115 en [naam 5], p. 125.
16 Proces-verbaal verhoor verdachten [verdachte] en [naam 7], p. 606;
17 Proces-verbaal verhoor verdachten [verdachte] en [naam 7], p. 608-612.