Parketnummer : 05/701099-12
Data zitting : 10 januari 2013, 1 november 2012 en 28 februari 2013
Datum uitspraak : 14 maart 2013
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in PI [adres]
raadsvrouw : mr. A. Kilic-Sahin, advocaat te Lent (Nijmegen)
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 21 tot en met 22 juli 2012, althans in of omstreeks de maand juli 2012, te Arnhem en/of te Rheden en/of (elders) in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, althans opzettelijk, naar een woning (aan de [adres] te Arnhem) is gegaan en/of aldaar die [slachtoffer] heeft opgewacht (zulks terwij1 die [slachtoffer] -conform te voren gemaakte afspraak- was uitgenodigd om naar die woning te komen en/of naar die woning was gelokt), waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) -nadat die [slachtoffer] was gearriveerd en/of in die woning was binnengelaten- meerdere malen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [slachtoffer] hebben/heeft geschopt, geslagen en/of gestompt en/of vervolgens) die [slachtoffer] in de kofferbak van een auto hebben/heeft gelegd en/of naar een bosgebied te Rheden hebben/heeft vervoerd en/of die [slachtoffer] aldaar op een (afgelegen) plek, zwaargewond en/of in hulpeloze toestand, hebben/heeft achtergelaten en/of die [slachtoffer] (aldus) hebben/heeft blootgesteld aan onderkoeling, terwij1 de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 21 tot en met 22 juli 2012, althans in of omstreeks de maand juli 2012, te Arnhem en/of te Rheden en/of (elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, althans opzettelijk, die [slachtoffer] -conform te voren gemaakte afspraak- hebben/heeft uitgenodigd om naar een woning (aan de [adres] te Arnhem) te komen en/of die [slachtoffer] naar die woning hebben/heeft gelokt en/of die [slachtoffer] aldaar hebben/heeft opgewacht en/of -nadat die [slachtoffer] was gearriveerd en/of in die woning was
binnengelaten- meerdere malen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] hebben/heeft geschopt, geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in de kofferbak van een auto hebben/heeft gelegd en/of naar een bosgebied te Rheden hebben/heeft vervoerd en/of die [slachtoffer] aldaar op een (afgelegen) plek, zwaargewond en/of in hulpeloze toestand, hebben/heeft achtergelaten en/of die [slachtoffer] (aldus) hebben/heeft blootgesteld aan onderkoeling;
hij in of omstreeks de periode van 21 tot en met 22 juli 2012, althans in of omstreeks de maand juli 2012, te Arnhem en/of te Rheden en/of (elders) in Nederland, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit, althans opzettelijk, naar een woning (aan de [adres] te Arnhem) is gegaan en/of aldaar die [slachtoffer] heeft opgewacht (zulks terwij1 die [slachtoffer] -conform te voren gemaakte afspraak- was uitgenodigd om naar die woning te komen en/of naar die woning was gelokt), waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) -nadat die [slachtoffer] was gearriveerd en/of in die woning was binnengelaten- meerdere malen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] hebben/heeft geschopt, geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] in de kofferbak van een auto hebben/heeft gelegd en/of naar een bosgebied te Rheden hebben/heeft vervoerd en/of die [slachtoffer] aldaar op een (afgelegen) plek, zwaargewond en/of in hulpeloze toestand, hebben/heeft achtergelaten en/of die [slachtoffer] (aldus) hebben/heeft blootgesteld aan onderkoeling, terwij1 de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 28 februari 2013 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A. Kilic-Sahin, advocaat te Lent (Nijmegen)
Als benadeelde heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [slachtoffer].
De officier van justitie, mr. A.K.J. Kooij, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de ochtend van 22 juli 2012, rond 8.20 uur, is [slachtoffer] door een voorbijganger aangetroffen in een greppel bij de Snippendaalseweg in Rheden, tien meter van de weg af. [slachtoffer] had verschillende verwondingen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord op [slachtoffer] door samen met andere personen op hem in te schoppen en slaan en hem daarna in ernstig gewonde toestand in het bos te dumpen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de gehele tenlastelegging. Volgens de verdediging is er geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte enige betrokkenheid bij het feit heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft samengevat weergegeven als volgt verklaard:
[slachtoffer] kende [medeverdachte] maar had haar al een tijdje niet gesproken. [medeverdachte] had inmiddels een nieuw vriendje. Via Facebook kreeg [slachtoffer] ineens weer contact met haar. Op 21 juli 2012 vroeg [medeverdachte] [slachtoffer] later op de avond naar haar woning op het adres [adres] in Arnhem te komen. [slachtoffer] is daar naartoe gegaan. Ondertussen had [slachtoffer] nog enkele malen telefonisch contact met [medeverdachte]. Toen [slachtoffer] rond 22.30 bij [medeverdachte] binnen was gekomen stond hij in de woonkamer met zijn rug naar de slaapkamer. Toen [slachtoffer] een minuut of twee binnen was stormden vier mannen met bivakmutsen op hem af die op hem in begonnen te schoppen, waarbij er werd gezegd dat [slachtoffer] [medeverdachte] met rust moest laten en niets tegen de politie mocht zeggen over wat er daar gebeurde. Ze trapten [slachtoffer] tegen de grond. [slachtoffer] werd meermalen getrapt. Hij werd ook geslagen, het was inbeuken met gebalde vuist op zijn gezicht en met de elleboog tegen zijn hoofd. De daders droegen donkere kleding.
Daarna leek het alsof [slachtoffer] gedragen werd. Een persoon pakte hem bij zijn benen en een ander bij de schouders. [slachtoffer] werd naar een bos gereden. [slachtoffer] weet nog dat hij in het bos lag. [slachtoffer] mist een aantal spullen die hij in een tas bij zich had.
Uit medische gegevens volgt dat bij [slachtoffer] de volgende verwondingen zijn geconstateerd:
- zeer forse kneuzingen in het gelaat;
- een gebroken neus;
- enkele afgebroken snijtanden;
- [slachtoffer] was onderkoeld;
- een bloeduitstorting in de oorschelp;
- blauwe plekken op buik en benen;
- schaafwonden op de knieën;
- coiling (verstopping) van de miltslagader, waardoor verlies van de miltfunctie is opgetreden. [slachtoffer] heeft daardoor levenslang vaccinaties nodig.
De arts die op 22 juli 2012 dienst had op de spoedeisende hulp heeft verklaard dat als [slachtoffer] een uur later was gevonden hij zou zijn overleden ten gevolge van inwendige bloedingen.
[medeverda[medeverdachte] heeft het volgende verklaard.
Zij had enige tijd contact gehad met [slachtoffer] maar wilde hem op een gegeven moment niet meer zien. Toen [slachtoffer] contact bleef zoeken vertelde [medeverdachte] iemand over haar contact met [slachtoffer] en dat zij het contact niet prettig vond en dit niet meer wilde. Deze persoon heeft toen gezegd dat [medeverdachte] maar een afspraak moest regelen voor zaterdag bij haar thuis. De persoon zei dat hij een goed gesprek met [slachtoffer] wilde en dat het misschien duidelijker zou zijn als iemand anders dan [medeverdachte] aan [slachtoffer] vertelde dat [medeverdachte] geen contact meer wilde. [medeverdachte] heeft afgesproken met deze persoon dat [slachtoffer] die avond bij haar thuis zou komen. Op een gegeven moment ging de deurbel en toen [medeverdachte] open deed stonden er ineens drie mannen, waaronder de persoon die had gezegd dat ze afspraak moest regelen met [slachtoffer]. [medeverdachte] liet ze alle drie binnen, waarbij ze zei dat ze geen ellende wilde. Omdat [medeverdachte] de persoon die zij alles had verteld vertrouwde, vertrouwde zij er op dat er geen ellende in haar huis zou komen. De drie mannen gingen naar de slaapkamer toen [slachtoffer] arriveerde. Ze zeiden dat ze zouden wachten op een plek waar [slachtoffer] hen niet kon zien. Voordat [medeverdachte] [slachtoffer] kon vertellen dat zij een goed gesprek met hem wilde kwamen de drie personen uit de slaapkamer en begonnen op [slachtoffer] te springen en op hem in te slaan. [slachtoffer] belandde op de grond en er werd op hem ingeslagen en geschopt. De mannen hadden hun hoofd bedekt met iets dat ze waarschijnlijk uit haar bak met sokken en panty’s hadden gehaald. [medeverdachte] is naar de badkamer gerend. Na het incident is er schoongemaakt in haar woning, terwijl [slachtoffer] al die tijd in de woning op een deken op de grond lag.
De mannen zeiden dat ze buiten moest gaan kijken of er eventueel iets was. Toen ze terug kwam brachten de mannen [slachtoffer] naar buiten. [medeverdachte] liep voor hen. Aan haar was gevraagd om te kijken of iemand iets in de gaten had. De mannen hielden [slachtoffer] onder zijn armen vast en legden hem voor de flat van [medeverdachte] in de auto. Hij werd “als een dier” in de achterbak gelegd.
De spullen van [slachtoffer] zijn ergens gedumpt. [medeverdachte] heeft na het gebeuren alleen weer contact gehad met de persoon die haar had gezegd dat ze een gesprek moest regelen, de andere twee heeft ze niet meer gezien.
In en rond de woning van [medeverdachte] heeft de politie sporenonderzoek verricht. Dat leverde het volgende op:
- vanaf de voordeur van de woning gezien lagen op de galerij druppels bloed. Deze liepen vanaf de voordeur naar de deur van de trapopgang. Er waren bloeddruppels zichtbaar op de trap van de tweede naar de eerste etage. Op de vloer van de centrale toegang tot de flat lag in het looppad vanaf de trap naar de centrale toegangsdeur een druppel bloed.
- in de woning van [medeverdachte] zijn diverse bloedvegen, spatten en druppels aangetroffen.
- Bij luminol-onderzoek zijn veegsporen zichtbaar geworden die grote gelijkenis vertonen met veegsporen zoals die veroorzaakt worden bij schoonmaakhandelingen van bloedsporen. Op de hoek van het bankstel zijn sporen aanwezig die wijzen op het schoonmaken of verwijderen van bloedsporen. Op de zolen van aangetroffen slippers in de keuken zijn bloedsporen aanwezig die erop duiden dat er met deze slippers over de vloer is gelopen, kort na of tijdens het schoonmaken van de bebloede laminaatvloer.
Het sporenonderzoek bevestigt de verklaringen van [slachtoffer] en [medeverdachte] over het gebeuren in en bij de woning van [medeverdachte].
Verdachte had toen het incident gebeurde een relatie met [medeverda[medeverdachte].
Om te bepalen of verdachte een van de daders is zijn de volgende zaken van belang:
Getuige [getuige2] heeft het volgende verklaard.
[getuige2] woont op het adres [adres] in Arnhem. In de nacht van zaterdag 21 op zondag 22 juli 2012 hoorde zij tussen 01.00 en 02.30 uur gestommel en zacht gepraat op straat voor haar huis. [getuige2] keek naar buiten en zag toen twee mannen lopen die tussen zich in een andere man overeind hielden. De man hing als “een zoutzak” tussen hen beiden in. Ze zag [medeverda[medeverdachte] en haar vriend bij deze mannen lopen. [getuige2] zag dat de mannen de man die ze overeind hielden achterin de kattenbak van een auto legden. Nadat dat was gebeurd keken [medeverdachte] en haar vriend om zich heen. De drie mannen zijn toen in de auto gestapt en weggereden en [medeverdachte] is de flat weer ingelopen. [getuige2] herkende de vriend van [medeverda[medeverdachte] “aan zijn postuur en zijn kale kop. De vriend van [medeverda[medeverdachte] is “echt verdomd breed”, aldus nog steeds de verklaring van [getuige2]. De auto stond geparkeerd onder het raam van [getuige2] en zij nam dit alles waar op een afstand van 5 meter.
De verdediging heeft de verklaring van [getuige2] betwist. Volgens de verdediging kan [getuige2] haar verklaring ingekleurd hebben met informatie die zij later heeft gehoord en kan haar waarneming zijn vertroebeld door het gebruik van medicatie tegen depressiviteit en drugs.
De verklaring van [getuige2] sluit echter exact aan bij wat [medeverdachte] bij de rechter-commissaris heeft verklaard over hetgeen is gebeurd vanaf het moment dat [slachtoffer] naar buiten werd gebracht. Beiden verklaren dat [medeverdachte] en drie andere personen aanwezig waren bij het naar de auto brengen van een persoon – [slachtoffer] – en dat deze tussen twee man in naar buiten werd gedragen en daarna in de achterbak van de auto werd gelegd, waarna de mannen in de auto wegreden.
[medeverdachte] heeft geen namen van de mannen willen noemen. Zij heeft verdachte echter ook niet uitgesloten.
Het is niet aannemelijk dat [getuige2] voor wat betreft de aanwezigheid van [medeverdachte] en drie andere mannen en het verslepen van een persoon door twee van hen een exact kloppende verklaring heeft afgelegd maar dat zij voor wat betreft de aanwezigheid van verdachte onjuist heeft verklaard onder invloed van medicijnen en drugs.
Dat [getuige2] deze informatie later heeft gehoord is niet aannemelijk geworden, temeer daar naast [medeverdachte] niemand heeft verklaard over het naar buiten dragen en in de auto leggen van een persoon.
De rechtbank twijfelt daarom niet aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige2].
Daar komt bij dat de verklaringen van [medeverdachte] en [getuige2] tevens aansluiten op de verklaring van getuige [getuige3].
Deze heeft verklaard dat zij op het adres [adres] woont. In de nacht van 21 op 22 juli 2012 omstreeks 01.30 uur hoorde [getuige3] de deur van het trappenhuis steeds open en dicht gaan, wel meer dan tien keer. Het was enige tijd gestopt waarna opnieuw de deur van het trappenhuis weer vaak open en dicht ging. Zij is toen in de keuken uit het raam naar buiten gaan kijken. Dit was tussen 01.00 en 02.00 uur. [getuige3] zag “de vriend van[medeverdachte]” voor het raam langs lopen. Deze had een zwarte sporttas over zijn linkerschouder en had in zijn rechterhand een vuilniszak. Hij liep naar het trappenhuis. [getuige3] heeft vijf tot tien minuten staan kijken maar zag hem de vuilniszak niet in de container gooien.
Het tijdstip waarop [getuige3] verdachte bij de flat heeft gezien komt overeen met het tijdstip waarop [getuige2] verdachte met de anderen en het slachtoffer bij de flat heeft zien lopen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte betrokken is geweest bij het tegen [slachtoffer] gepleegde geweld en dat hij voorts betrokken is geweest bij het vervolgens verslepen en dumpen van [slachtoffer] in Rheden.
De betrokkenheid van verdachte vindt ondersteuning in de telefoongegevens van het toestel met telefoonnummer [x]. Dit was de telefoon van verdachte. Met deze telefoon is via Google meerdere malen gezocht op “[slachtoffer]” en op [slachtoffer]”.
Op 21 juli 2012 is meerdere malen contact geweest tussen dit telefoonnummer en het nummer van [slachtoffer]. Gelet op de eerdergenoemde verklaringen van [slachtoffer] moet hij op dit nummer contact hebben gehad met [medeverdachte]. Deze contacten vonden plaats tussen 14.11 uur en 23.07 uur die dag. Voorts is die dag om 19.15 op het toestel een sms-bericht binnengekomen van het nummer van [slachtoffer] met de tekst “Kun je uitstappen op Arnhem Centraal en naar de Sonsbeekzijde gaan?”.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn telefoontoestel had uitgeleend aan [medeverdachte]. Diezelfde dag echter is om 18.58 uur een instant message verstuurd met het toestel met de tekst “Hahah niks man bij schoonvader”. Uit de verklaring van de vader van [medeverdachte] blijkt dat verdachte en [medeverdachte] die dag bij hem zijn geweest. Voorts is er met het toestel een instant message verstuurd van “[verdachte]” naar “[medeverdachte]” met de tekst “Ik laat hem niet uitpraten”.
Verder staat het telefoonnummer van [slachtoffer] in verdachtes telefoon onder de naam “kankerkop”, terwijl verdachte terechtzitting heeft verklaard [slachtoffer] niet te kennen.
Deze gegevens wijzen er op dat tussen 14.11 uur en 23.07 uur het toestel beurtelings in bezit is geweest van [medeverdachte] en verdachte en dat verdachte wist dat [slachtoffer] naar [medeverdachte] toe zou komen.
Verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat hij een alibi heeft voor het moment dat het incident plaatsvond. Verdachte heeft verklaard dat hij die avond aan het werk was in de [zaak] in Arnhem en dat hij werd gebeld door [medeverdachte] met het verzoek haar op te halen omdat ze zich niet goed voelde. Bij de woning van [medeverdachte] aangekomen haalde hij [medeverdachte] binnen in de woning op. Toen ze buiten waren is verdachte weer teruggegaan naar binnen om een sporttas met kleding en de playstation te halen. De playstation deed hij in een vuilniszak. Verdachte heeft, na lange tijd gezwegen te hebben, zijn verklaring pas afgelegd nadat hij kennis heeft kunnen nemen van het dossier. De verklaring van verdachte sluit nauw aan bij de verklaring van getuige [getuige3] maar doet onlogisch aan en lijkt geconstrueerd om de details van [getuige3]s verklaring te verklaren. Niet valt in te zien waarom verdachte weer terug naar binnen gaat om een tas met kleding en een playstation in een vuilniszak op te halen nadat hij al binnen is geweest, terwijl hij bovendien alleen naar de woning ging om [medeverdachte] op te halen, die zich niet goed zou voelen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
Ter terechtzitting is als getuige [getuige1] gehoord, collega van verdachte bij [zaak]. Zij heeft verklaard dat verdachte in de nacht van 21 op 22 juli 2012 tussen 22.00 uur en 01.30 in de [zaak] werkzaam was. De verklaring is zeer laat aangedragen door de verdediging, nadat andere collega’s van verdachte zijn alibi niet konden bevestigen. De getuige is in de 7 maanden dat verdachte in voorlopige hechtenis zat niet eerder met haar verklaring gekomen, naar eigen zeggen omdat zij niet zoveel me politie en justitie heeft. De antwoorden van de getuige wekken bij de rechtbank de indruk te zijn ingestudeerd. Daar komt bij dat de getuige zegt zich de dag te kunnen herinneren omdat het de laatste dag van de Nijmeegse Zomerfeesten was. Zij had om die reden ook vrij gevraagd. De laatste dag van de Zomerfeesten 2012 was echter vrijdag 20 juli, zodat dit gedeelte van haar verklaring evident onjuist is. De rechtbank acht de verklaring van de getuige niet geloofwaardig.
De rechtbank sluit niet uit dat bij het feit twee auto’s zijn betrokken. De politie heeft via het Slim Prijzenproject kentekengegevens opgevraagd van auto’s die tussen 21 juli 2012 23.00 uur en 22 juli 2012 07.00 uur over de Pleyweg in Arnhem zijn gereden. Uit die gegevens bleek dat een VW Golf met kenteken [x] in die periode drie maal over deze weg reed, waaronder om 1.34 en om 1.55 op 22 juli 2012. Deze auto is eigendom van [oom medeverdachte], een oom van [medeverdachte]. Deze heeft verklaard dat hij op de verjaardag van de vader van [medeverda[medeverdachte] alcohol had gedronken en zich daarom door [medeverdachte]’s vriend [verdachte] naar huis heeft laten brengen, waarna[verdachte] de auto bij de vader van [medeverdachte] zou achterlaten. Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend in deze auto te hebben gereden. De rechtbank ziet echter geen reden waarom [oom medeverdachte] dit verhaal zou verzinnen.
[medeverdachte)door de verdediging is een alternatief scenario aangedragen: [medeverdachte] zou iemand uit het loverboycircuit hebben benaderd om haar te helpen. Deze zou met andere personen uit dat circuit het delict hebben gepleegd om “hun meisje” te helpen. De rechtbank stelt vast dat de verdediging dit scenario zeer beperkt heeft toegelicht en er nog geen begin van aannemelijkheid heeft kunnen aandragen. Daarnaast heeft [medeverdachte] verklaard dat zij een persoon die ze vertrouwde heeft aangesproken over haar problemen met [slachtoffer]. Het ligt in het geheel niet voor de hand dat [medeverdachte] buiten haar vriend om zich zou wenden tot lieden uit het loverboycircuit, laat staan dat die ertoe bereid zouden zijn dit feit voor haar te plegen.
Tegen [slachtoffer] is extreem geweld gebruikt, getuige het bij hem geconstateerde – deels blijvend – letsel in en aan het hoofd en de romp van het lichaam. De aard en ernst van dit geweld alleen al hebben de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat [slachtoffer] als gevolg daarvan zou komen te overlijden, getuige ook de verklaring van de arts dat [slachtoffer] het inderdaad niet zou hebben overleefd als hij een uur later was gevonden. De kans op [slachtoffer] overlijden is verder vergroot door hem – terwijl zijn telefoon was afgenomen en hij dus niet zelf hulp kon inroepen – zwaargewond en niet of nauwelijks bij bewustzijn midden in een (koude) nacht te dumpen in een greppel op tien meter afstand van een rustige en verlaten bosweg en hem aldus verstoken te houden van medische hulp. Uit de wijze waarop [slachtoffer] aan zijn lot is overgelaten, leidt de rechtbank af dat het de bedoeling was van verdachte en zijn mededaders dat [slachtoffer] (voorlopig) niet gevonden zou worden. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededaders willens en wetens de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank hebben verdachte en zijn mededaders dan ook opzet gehad – minst genomen in voorwaardelijke zin – op de dood van [slachtoffer].
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake is geweest van voorbedachte raad. Hiervoor moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit. Verder moet komen vast te staan dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet dus de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Verdachte heeft [slachtoffer] eerst door zijn vriendin naar haar woning laten lokken. Hij heeft zich in die woning met twee anderen verstopt om bij verrassing tevoorschijn te komen. Nadat [slachtoffer] ernstig was toegetakeld en de woning van [medeverdachte] grondig was gereinigd, terwijl [slachtoffer] al die tijd zwaargewond en nauwelijks bij bewustzijn in de woning op een deken lag is [slachtoffer] door de daders in de achterbak van een auto gegooid en is men naar Rheden gereden om het slachtoffer op tien meter afstand van de weg midden in de nacht in een greppel te dumpen.
Genoemde feiten en omstandigheden, naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm en in onderling verband en samenhang beschouwd, brengen de rechtbank tot de slotsom dat er sprake is van voorbedachte raad. Verdachte had zijn aanval op [slachtoffer] planmatig voorbereid en uitgevoerd. Nadat [slachtoffer] ernstige verwondingen waren toegebracht, hetgeen gelet op de zich in het dossier bevindende foto’s, ook voor verdachte kenbaar moet zijn geweest, heeft verdachte nog voldoende gelegenheid gehad zich rekenschap te geven van de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Desondanks is [slachtoffer] in genoemde toestand naar een bosperceel gereden en is hij daar in een greppel gedumpt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte – tezamen met zijn mededaders – heeft gehandeld met voorbedachte raad en dat verdachte zich aldus schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer], in vereniging gepleegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 21 tot en met 22 juli 2012 te Arnhem en/of te Rheden ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen met verdachtes mededader(s), opzettelijk na kalm beraad en rustig overlegnaar een woning (aan de [adres] te Arnhem) is gegaan en/of aldaar die [slachtoffer] heeft opgewacht (zulks terwij1 die [slachtoffer] -conform te voren gemaakte afspraak- was uitgenodigd om naar die woning te komen en/of naar die woning was gelokt), waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) -nadat die [slachtoffer] was gearriveerd en/of in die woning was binnengelaten- meerdere malen met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [slachtoffer] hebben geschopt, geslagen en/of gestompt en/of vervolgens) die [slachtoffer] in de kofferbak van een auto hebben/heeft gelegd en/of naar een bosgebied te Rheden hebben/heeft vervoerd en/of die [slachtoffer] aldaar op een (afgelegen) plek, zwaargewond en/of in hulpeloze toestand, hebben achtergelaten en/of die [slachtoffer] (aldus) hebben/heeft blootgesteld aan onderkoeling, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
medeplegen van poging tot moord
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 10 jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op de justitiële documentatie van verdachte gedateerd, gedateerd 31 januari 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte, een professioneel kickbokser, heeft geprobeerd op berekenende en bijzonder gewelddadige wijze [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte heeft [slachtoffer] door zijn vriendin naar haar woning laten lokken en aldaar [slachtoffer] met twee anderen op afschuwelijke wijze in elkaar getrapt en geslagen en hem ernstig, potentieel zelfs fataal en in ieder geval gedeeltelijk blijvend letsel toegebracht. Hierna is [slachtoffer] in de achterbak van een auto gegooid en midden in de nacht in een bos gedumpt, kennelijk met de bedoeling dat [slachtoffer] (ten minste voorlopig) niet gevonden zou worden. Verdachte had zijn acties van tevoren zorgvuldig gepland. Het motief lijkt niet meer te zijn dan dat [slachtoffer] contact had gezocht met verdachtes vriendin, hetgeen zij als ongewenst ervoer. Kennelijk is dit voor verdachte al een reden geweest om iemand levensbedreigend toe te takelen. Een dergelijke handelswijze getuigt van een stuitende onverschilligheid tegenover het leven van een ander in het algemeen en dat van [slachtoffer] in het bijzonder.
Dat [slachtoffer] is blijven leven is slechts te danken aan de toevalligheid dat de hond van een voorbijganger [slachtoffer] in het bos heeft gevonden en daarop is aangeslagen. Op dat moment was een interne bloeding [slachtoffer] al bijna fataal geworden. Op de foto’s die van hem zijn genomen direct na aantreffen is [slachtoffer] door de verwondingen nagenoeg onherkenbaar. De fysieke en mentale impact op (het leven van) [slachtoffer] is groot. Zijn leven is ontwricht en hij zal zijn verdere leven vaccinaties nodig hebben. Daarnaast wordt het gevoel van onveiligheid bij [slachtoffer] maar ook in de samenleving als geheel door een dergelijk feit ernstig vergroot.
De rechtbank rekent aan verdachte zijn handelswijze zwaar aan. Op grond van het voorgaande is de rechtbank daarom van oordeel dat een hoge gevangenisstraf op zijn plaats is en acht de eis van de officier van justitie in deze passend en geboden. Een gevangenisstraf van deze duur komt overeen met straffen die de rechtbank in vergelijkbare gevallen oplegt.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 66.960,-, inclusief kosten voor rechtsbijstand.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 340 dagen hechtenis.
De verdediging bepleit afwijzing van de vordering, subsidiair niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De rechtbank beoordeelt de gevorderde schadeposten als volgt, waarbij zij de nummering van het voegingsformulier aanhoudt:
1. Materiële schade.
De rechtbank acht het bedrag voor het horloge onvoldoende onderbouwd en zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor dat bedrag.
De overige kosten komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Zij acht deze voldoende onderbouwd en als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde toewijsbaar.
2. Kosten zonder nut.
De rechtbank acht deze kosten in een te ver verwijderd verband staan tot het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard voor dit bedrag.
3. Medische kosten.
De rechtbank acht deze kosten voldoende onderbouwd en – nu deze kosten haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde toewijsbaar.
4. Telefoon- porti- en reiskosten.
De rechtbank acht de telefoon- en porti-kosten onvoldoende onderbouwd en zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor dat bedrag.
De reiskosten acht de rechtbank voldoende onderbouwd, zodat zij deze kosten – nu die niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde zal toewijzen.
5. Kosten opvang en verzorging.
De rechtbank acht deze kosten voldoende onderbouwd en zal deze kosten – nu die haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde toewijzen.
6. Huishoudelijke hulp.
De rechtbank acht deze kosten voldoende onderbouwd en zal deze kosten – nu die haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde toewijzen.
7. Verlies aan zelfwerkzaamheid.
De rechtbank acht deze kosten voldoende onderbouwd en zal deze kosten – nu die haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde toewijzen.
8. Verlies aan verdienvermogen i.h.v. uitzendkracht.
De rechtbank acht deze kosten voldoende onderbouwd en zal deze kosten – nu die haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde toewijzen.
9. Verlies aan verdienvermogen i.h.v. zelfstandige.
De rechtbank acht deze kosten voldoende onderbouwd en zal deze kosten – nu die haar niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen – als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde toewijzen.
10. Smartengeld.
Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Het gevorderde bedrag is naar het oordeel van de rechtbank te beperkt onderbouwd.
Gelet op de ernst van het letsel, de omstandigheid dat dit letsel van blijvende aard is en de duur van het herstel is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 20.000,- als voorschot toewijsbaar is.
Toewijsbaar is een bedrag van in totaal € 31.467,06, opgebouwd als volgt:
Bedrag (€)
1 905,75
3 651,30
4 214,32
5 1.225,00
6 68,00
7 51,19
8 852,17
9 7.499,33
10 20.000,00
Totaal 31.467,06
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 juli 2012.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. Deze kosten, die toewijsbaar zijn op de voet van artikel 592a Sv, worden naar maatstaven van billijkheid gesteld op 3 punten van het liquidatietarief (te weten 1 punt voor het opstellen en indienen van het schriftelijk stuk en 2 punten voor het bijwonen van de zitting), en worden – met inachtneming van de omvang van het toe te wijzen schadebedrag – derhalve begroot op € 1737,-.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De gevorderde en toegewezen rente alsmede de vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren¬.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover medeverdachte [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer], te betalen € 31.467,06 (eenendertigduizendvierhonderdenzevenenzestig euro en zes cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op € 1737,- en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover medeverdachte [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen € 31.467,06 (eenendertigduizendvierhonderdenzevenenzestig euro en zes cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 192 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. W.A. Holland (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. F.M.A. ’t Hart, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2013.