ECLI:NL:RBONE:2013:BZ4475

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/08/134828 / KG ZA 13-22
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot voorschot op schade-uitkering in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 14 maart 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen MAD & DARING RACING B.V. en MILLBURN INSURANCE COMPANY LTD. Eiseres, MAD & DARING RACING B.V., vorderde een voorschot van € 117.833,17 op schade-uitkeringen als gevolg van drie incidenten met raceauto's die onder de verzekering van gedaagde vielen. Gedaagde, MILLBURN INSURANCE COMPANY LTD, weigerde echter tot uitkering over te gaan, met als argument dat er gebreken kleven aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomsten en dat de claims nog nader onderzocht moesten worden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet voor toewijzing vatbaar was. De rechter benadrukte dat bij een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding terughoudendheid is geboden. Er moest niet alleen worden vastgesteld of de vordering van eiseres voldoende aannemelijk was, maar ook of er feiten en omstandigheden waren die een onmiddellijke voorziening vereisten. De rechter concludeerde dat gedaagde voldoende aannemelijk had gemaakt dat de claims nog nader onderzocht moesten worden en dat er een restitutierisico bestond, wat meebracht dat de vordering niet kon worden toegewezen.

De voorzieningenrechter wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde werden begroot op € 3.715,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de advocaat. Dit vonnis is uitgesproken in Almelo, waarbij de voorzieningenrechter de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/134828 / KG ZA 13-22
datum vonnis: 14 maart 2013
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Nederland, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAD & DARING RACING B.V.,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres,
advocaat: A.M. van Heest te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
MILLBURN INSURANCE COMPANY LTD,
gevestigd te Londen,
gedaagde,
advocaat: mr. S.N.J. Putter te Amsterdam.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de uitgebrachte dagvaarding met bijbehorende producties
- de akte overleggen producties van 22 januari 2013 (lees: 22 februari 2013) door gedaagde
- de akte overleggen producties van 25 februari 2013 door eiseres
- de akte overleggen productie van 26 februari 2013 door eiseres
- de akte overleggen productie van 26 februari 2013 door gedaagde
- de mondelinge behandeling op 27 februari 2013
- de pleitnota van eiseres
- de pleitnota van gedaagde
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In deze zaak staat het navolgende vast.
2.2. Eiseres exploiteert onder meer raceteams.
2.3. Gedaagde is een Engelse verzekeraar, die onder meer verzekeringen voor autosportevenementen aanbiedt.
3. Het geschil
3.1. Eiseres vordert - kort samengevat en uitvoerbaar bij voorraad - om gedaagde te veroordelen tot betaling, bij wijze van voorschot op de definitieve schade-uitkeringen, van het bedrag van € 117.833,17, met veroordeling in de kosten van het geding en met verstrekking van een Europese executoriale titel.
3.2. Eiseres stelt daartoe dat zij met gedaagde - via de voor haar optredende verzekeringsagent Autosportverzekering.nl B.V. (hierna: ASV) – ten minste vier verzekeringsovereenkomsten heeft gesloten, meer in het bijzonder raceautoverzekeringen. De door eiseres bij gedaagde verzekerde raceauto’s zijn betrokken geweest bij drie incidenten, waarbij schade aan de raceauto’s is ontstaan. Eiseres heeft conform het daartoe door gedaagde opgestelde schademeldingsprotocol de uit deze schades voortvloeiende verzekeringsclaims - via ASV en voorzien van de benodigde bewijsstukken - bij gedaagde ingediend. Het totaal uit hoofde van de verzekeringsovereenkomsten door gedaagde uit te keren schadebedrag bedraagt € 117.833,17. Gedaagde weigert echter tot uitkering van dit bedrag over te gaan, ondanks het feit dat eiseres aan alle contractuele verplichtingen heeft voldaan en diverse sommaties daartoe. Gedaagde schiet aldus toerekenbaar tekort in de nakoming van de op haar rustende verbintenis tot het uitkeren van de door eiseres ingediende schadeclaims, zodat zij thans in gebreke en in verzuim is. Eiseres heeft de raceauto’s inmiddels laten herstellen omdat zij die nodig had voor haar bedrijfsvoering en de kosten voor gedaagde derhalve voorgefinancierd. Eiseres lijdt schade door deze handelswijze van gedaagde, onder andere bestaande uit financieringskosten en tevens komt hierdoor de bedrijfsvoering van eiseres in gevaar, zodat eiseres een gerechtvaardigd en spoedeisend belang heeft bij toewijzing van het door haar gevorderde voorschot op de door gedaagde uit te betalen schadepenningen.
3.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet ontvankelijkheid, althans afwijzing van de vordering van eiseres.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Bevoegdheid
4.1. De bevoegdheid van de voorzieningenrechter om kennis te nemen van deze vordering vloeit voort uit het bepaalde in de (EG) verordening 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-verordening). Overigens is de bevoegdheid van de voorzieningenrechter ook niet betwist.
Spoedeisend belang
4.2. Het spoedeisend belang van eiseres vloeit in voldoende mate voort uit haar stellingen.
De materiële beoordeling
4.3. De vordering, waarin een voorschot op de schade-uitkering(en) als gevolg van drie incidenten wordt verzocht, strekt tot betaling van een geldsom. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats, waarbij de rechter niet alleen zal hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling (restitutierisico), welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. Met inachtneming hiervan overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.4. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een voldoende aannemelijke (geld)vordering van eiseres op gedaagde dient te worden beoordeeld of gedaagde schadepenningen is verschuldigd aan eiseres in verband met de schadevoorvallen aan haar raceauto’s die zich in het raceseizoen 2012 hebben voorgedaan.
4.5. Het standpunt van gedaagde is dat zij niet gehouden is tot enige uitkering krachtens voornoemde verzekeringsovereenkomsten, omdat er - kort gezegd - gebreken kleven aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomsten nu er slechts een ‘Binder’ tot stand was gekomen tussen gedaagde en Motorsport Assure LLP (hierna MA) op grond waarvan MA de enige entiteit was die namens gedaagde verzekeringsovereenkomsten kon aangaan. Gedaagde heeft de Binder met MA per 26 september 2012 met onmiddellijke ingang vernietigd of ontbonden wegens “misrepresentation”. Als gevolg daarvan was MA niet langer bevoegd om gedaagde op enige wijze te vertegenwoordigen en ontstond voor MA de plicht om al haar dossiers aan gedaagde over te dragen. Gedaagde heeft vervolgens Aderia UK Limited (hierna ‘Aderia’) als haar management agent aangesteld om deze dossiers af te handelen. Aderia heeft op haar beurt, om de afhandeling te versnellen, Hyperion Loss Adjusters Limited (hierna ‘Hyperion’) aangesteld. Volgens gedaagde heeft zij ASV hiervan in november 2012 via Aderia op de hoogte gebracht. Na 26 september 2012 is gedaagde gebleken dat er nogal wat mis was met het verzekeringsprogramma. Thans staat volgens gedaagde nog niet vast of de onderhavige tot stand gekomen verzekeringsovereenkomsten wel geldig zijn. Gedaagde dient immers eerst nog (tezamen met betrekking tot nog vierhonderd andere soortgelijke verzekeringsovereenkomsten) vast te stellen of er verzekeringsovereenkomsten door of namens gedaagde zijn afgesloten, wat de precieze inhoud daarvan is, of de premies volledig en tijdig zijn voldaan en of de schadeclaims in alle aspecten terecht worden voorgesteld. Dit onderzoek is nog gaande. Alleen al om die reden dient de vordering te worden afgewezen.
4.6. Voorts is volgens gedaagde van belang dat de algemene polisvoorwaarden, zo die al van toepassing zouden zijn, verwijzen naar Engels recht, zodat ten aanzien van de aannemelijkheid van de ingediende claims een oordeel naar Engels recht dient te geschieden. Toepassing van het Engels recht brengt met zich mee dat er een strikte uitleg van de polisvoorwaarden moet worden gehanteerd. Gedaagde doet in dat kader een beroep op de uitsluitingsgronden die in de polisvoorwaarden zijn opgenomen, waarbij met name een beroep zal worden gedaan op de hiernavolgende bepaling:
“6. Loss or damage to any Insured Car or part caused by actions of the team or Driver, where the team or Driver knew (or reasonably should have known) that such actions were likely to cause loss or damage. (…)”
Ten aanzien van elke ingediende claim dient alsnog aan de uitsluitingsgronden, met name aldus uitsluitingsgrond 6, te worden getoetst of de claim voor uitkering in aanmerking komt. Dat kan in dit stadium nog niet worden vastgesteld, aldus gedaagde. Voorts staat de hoogte van de vordering ter discussie, nu de schadeopstellingen slechts offertes betreffen en het onderhavig dossier geen facturen en betalingsbevestigingen bevat. Zelfs indien eiseres een rekeningen zou hebben ontvangen en betaald, zal het schadebedrag waarschijnlijk lager uitvallen dan is gevorderd, omdat (mogelijk) ook gebruikte of reserveonderdelen zijn aangewend voor de reparatie.
4.7. Reeds de aannemelijkheid van de vordering(en) staat volgens gedaagde al aan toewijzing in de weg, maar er is daarnaast ook sprake van een restitutierisico op grond waarvan toewijzing niet mogelijk moet worden geacht. Eiseres heeft gesteld dat de bedrijfsvoering van haar onderneming in gevaar komt, zodat ook op die grond de (geld)vordering in kort geding dient te worden afgewezen.
4.8. De voorzieningenrechter overweegt dat aldus dient beoordeeld te worden of thans al zodanig duidelijk is dat er in een eventuele bodemprocedure door gedaagde dekking verleend moet worden en schadepenningen uitgekeerd moeten worden, dat reeds nu in kort geding een voorschot op die schadepenningen toewijsbaar is. Gelet op het gemotiveerde verweer van gedaagde moet hierop vooralsnog ontkennend geantwoord worden, nu gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de ingediende claim op diverse onderdelen nog nader onderzocht dient te worden, waarbij de voorzieningenrechter overigens de kanttekening plaatst dat uit de brieven die door of namens gedaagde voorafgaand aan dit kort geding zijn verzonden niet kan worden afgeleid dat het standpunt wordt ingenomen dat er in het geheel geen verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen tussen eiseres en gedaagde. Voorts wijst de voorzieningenrechter erop dat er vanzelfsprekend een grens is aan de termijn voor het verrichten van een (nader) onderzoek door gedaagde en dat hierbij enige voortvarendheid van haar mag worden verwacht, gelet op de zwaarwegende belangen van eiseres bij duidelijkheid over het definitieve standpunt van gedaagde.
4.9. De voorzieningenrechter oordeelt derhalve dat, mede gelet op het karakter van de procedure in kort geding, de vordering van eiseres vooralsnog niet voor toewijzing vatbaar is.
Proceskosten
4.10. Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit kort geding.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vordering af.
II. Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 3.715,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart onderdeel II van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.