ECLI:NL:RBONE:2013:BZ4481

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/08/134827 / KG ZA 13-21
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot voorschot op schadevergoeding in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 14 maart 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Combi Survey Holland B.V. en Millburn Insurance Company Ltd. Eiseres, Combi Survey Holland B.V., heeft een vordering ingesteld tegen gedaagde, Millburn Insurance Company Ltd., met het verzoek om een voorschot van € 21.119,76 op schadevergoeding te ontvangen. De vordering is gebaseerd op een verzekeringsovereenkomst voor een raceauto die schade heeft opgelopen tijdens een incident. Eiseres stelt dat zij aan alle contractuele verplichtingen heeft voldaan en dat gedaagde in gebreke is gebleven met de uitbetaling van de schadevergoeding.

De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, omdat niet is voldaan aan de vereisten voor toewijzing van een geldsom in kort geding. De rechter heeft overwogen dat er onvoldoende aannemelijkheid is dat gedaagde gehouden is tot uitkering van het gevorderde bedrag, mede gezien het verweer van gedaagde dat er gebreken zijn in de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst. Gedaagde heeft aangevoerd dat de verzekeringsovereenkomst mogelijk niet geldig is en dat er nog onderzoek nodig is naar de claim.

De voorzieningenrechter heeft ook het restitutierisico in overweging genomen, wat betekent dat als de vordering zou worden toegewezen en later blijkt dat gedaagde niet tot uitkering verplicht was, het risico bestaat dat eiseres het bedrag niet kan terugbetalen. Gezien deze overwegingen heeft de rechter geoordeeld dat de vordering van eiseres niet voor toewijzing vatbaar is. Eiseres is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/134827 / KG ZA 13-21
datum vonnis: 14 maart 2013
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Nederland, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COMBI SURVEY HOLLAND B.V.,
gevestigd te Schiedam,
eiseres,
advocaat: mr. A.M. van Heest te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
MILLBURN INSURANCE COMPANY LTD,
gevestigd te Londen,
gedaagde,
advocaat: mr. S.N.J. Putter te Amsterdam.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de uitgebrachte dagvaarding met bijbehorende producties
- de akte overleggen producties van 22 januari 2013 (lees: 22 februari 2013) door gedaagde
- de akte overleggen producties van 25 februari 2013 door eiseres
- de akte overleggen productie van 26 februari 2013 door eiseres
- de akte overleggen productie van 26 februari 2013 door gedaagde
- de mondelinge behandeling op 27 februari 2013
- de pleitnota van eiseres
- de pleitnota van gedaagde
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In deze zaak staat het navolgende vast.
2.2. Eiseres, handelend onder de naam V8 Racing International, exploiteert onder meer een raceteam.
2.3. Gedaagde is een Engelse verzekeraar, die onder meer verzekeringen voor autosportevenementen aanbiedt.
3. Het geschil
3.1. Eiseres vordert - kort samengevat en uitvoerbaar bij voorraad - om gedaagde te veroordelen tot betaling, bij wijze van voorschot op de definitieve schade-uitkeringen, van het bedrag van € 21.119,76, met veroordeling in de kosten van het geding en met verstrekking van een Europese executoriale titel.
3.2. Eiseres stelt daartoe dat zij met gedaagde - via de voor haar optredende verzekeringsagent Autosportverzekering.nl B.V. (hierna: ASV) - een verzekeringsovereenkomst heeft gesloten, meer in het bijzonder een raceautoverzekering. De door eiseres bij gedaagde verzekerde raceauto is betrokken geweest bij een incident, waarbij schade aan de raceauto is ontstaan. Eiseres heeft conform het daartoe door gedaagde opgestelde schademeldingsprotocol de uit deze schade voortvloeiende verzekeringsclaim
- via ASV en voorzien van de benodigde bewijsstukken - bij gedaagde ingediend. Het uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst door gedaagde uit te keren schadebedrag bedraagt € 21.119,76. Gedaagde weigert echter tot uitkering van dit bedrag over te gaan, ondanks het feit dat eiseres aan alle contractuele verplichtingen heeft voldaan en diverse sommaties daartoe. Gedaagde schiet aldus toerekenbaar tekort in de nakoming van de op haar rustende verbintenis tot het uitkeren van de door eiseres ingediende schadeclaim, zodat zij thans in gebreke en in verzuim is. Eiseres heeft de raceauto inmiddels laten herstellen omdat zij die nodig had voor haar bedrijfsvoering en de kosten voor gedaagde derhalve voorgefinancierd. Eiseres lijdt schade door deze handelswijze van gedaagde, onder andere bestaande uit financieringskosten en tevens komt hierdoor de bedrijfsvoering van eiseres in gevaar, zodat eiseres een gerechtvaardigd en spoedeisend belang heeft bij toewijzing van het door haar gevorderde voorschot op de door gedaagde uit te betalen schadepenningen.
3.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet ontvankelijkheid, althans afwijzing van de vorderingen van eiseres.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Bevoegdheid
4.1. De bevoegdheid van de voorzieningenrechter om kennis te nemen van deze vordering vloeit voort uit het bepaalde in de (EG) verordening 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-verordening). Overigens is de bevoegdheid van de voorzieningenrechter ook niet betwist.
Spoedeisend belang
4.2. Het spoedeisend belang van eiseres vloeit in voldoende mate voort uit haar stellingen.
De materiële beoordeling
4.3. De vordering, waarin een voorschot op de schade-uitkering wordt verzocht, strekt tot betaling van een geldsom. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats, waarbij de rechter niet alleen zal hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling (restitutierisico), welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening. Met inachtneming hiervan overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.4. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een voldoende aannemelijke (geld)vordering van eiseres op gedaagde dient te worden beoordeeld of gedaagde schadepenningen is verschuldigd aan eiseres in verband met het schadevoorval aan haar raceauto die zich in het raceseizoen 2012 heeft voorgedaan.
4.5. Het standpunt van gedaagde is dat zij niet gehouden is tot enige uitkering krachtens voornoemde verzekeringsovereenkomst, omdat er - kort gezegd - gebreken kleven aan de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst nu er slechts een ‘Binder’ tot stand was gekomen tussen gedaagde en Motorsport Assure LLP (hierna MA) op grond waarvan MA de enige entiteit was die namens gedaagde verzekeringsovereenkomsten kon aangaan. Gedaagde heeft de Binder met MA per 26 september 2012 met onmiddellijke ingang vernietigd of ontbonden wegens “misrepresentation”. Als gevolg daarvan was MA niet langer bevoegd om gedaagde op enige wijze te vertegenwoordigen en ontstond voor MA de plicht om al haar dossiers aan gedaagde over te dragen. Gedaagde heeft vervolgens Aderia UK Limited (hierna ‘Aderia’) als haar management agent aangesteld om deze dossiers af te handelen. Aderia heeft op haar beurt, om de afhandeling te versnellen, Hyperion Loss Adjusters Limited (hierna ‘Hyperion’) aangesteld. Volgens gedaagde heeft zij ASV hiervan in november 2012 via Aderia op de hoogte gebracht. Na 26 september 2012 is gedaagde gebleken dat er nogal wat mis was met het verzekeringsprogramma. Thans staat volgens gedaagde nog niet vast of de onderhavige tot stand gekomen verzekeringsovereenkomst wel geldig is. Gedaagde dient immers eerst nog (tezamen met betrekking tot nog vierhonderd andere soortgelijke verzekeringsovereenkomsten) vast te stellen of er een verzekeringsovereenkomst door of namens gedaagde is afgesloten, wat de precieze inhoud daarvan is, of de premies volledig en tijdig zijn voldaan en of de vordering in alle aspecten terecht wordt voorgesteld. Dit onderzoek is nog gaande. Alleen al om die reden dient de vordering te worden afgewezen.
4.6. Voorts is volgens gedaagde van belang dat de algemene polisvoorwaarden, zo die al van toepassing zouden zijn, verwijzen naar Engels recht, zodat ten aanzien van de aannemelijkheid van de ingediende claim een oordeel naar Engels recht dient te geschieden. Toepassing van het Engels recht brengt met zich mee dat er een strikte uitleg van de polisvoorwaarden moet worden gehanteerd. Gedaagde doet in dat kader een beroep op de uitsluitingsgronden die in de polisvoorwaarden zijn opgenomen, waarbij met name een beroep zal worden gedaan op de hiernavolgende bepaling:
“6. Loss or damage to any Insured Car or part caused by actions of the team or Driver, where the team or Driver knew (or reasonably should have known) that such actions were likely to cause loss or damage. (…)”
Ten aanzien van de ingediende claim dient alsnog aan de uitsluitingsgronden, met name aldus uitsluitingsgrond 6, te worden getoetst of de claim voor uitkering in aanmerking komt. Dat kan in dit stadium nog niet worden vastgesteld, aldus gedaagde. Voorts staat de hoogte van de vordering ter discussie, nu de schadeopstelling slechts een offerte betreft en het onderhavig dossier geen enkele factuur en betalingsbevestiging bevat. Zelfs indien eiseres een rekening zou hebben ontvangen en betaald, zal het schadebedrag waarschijnlijk lager uitvallen dan is gevorderd, omdat (mogelijk) ook gebruikte of reserveonderdelen zijn aangewend voor de reparatie.
4.7. Reeds de aannemelijkheid van de vorderingen staat volgens gedaagde al aan toewijzing in de weg, maar er is daarnaast ook sprake van een restitutierisico op grond waarvan toewijzing niet mogelijk moet worden geacht. Eiseres heeft gesteld dat de bedrijfsvoering van haar onderneming in gevaar komt, zodat ook op die grond de (geld)vordering in kort geding dient te worden afgewezen.
4.8. De voorzieningenrechter overweegt dat aldus dient beoordeeld te worden of thans al zodanig duidelijk is dat er in een eventuele bodemprocedure door gedaagde dekking verleend moet worden en schadepenningen uitgekeerd moeten worden, dat reeds nu in kort geding een voorschot op die schadepenningen toewijsbaar is. Gelet op het gemotiveerde verweer van gedaagde moet hierop vooralsnog ontkennend geantwoord worden, nu gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de ingediende claim op diverse onderdelen nog nader onderzocht dient te worden, waarbij de voorzieningenrechter overigens de kanttekening plaatst dat uit de brieven die door of namens gedaagde voorafgaand aan dit kort geding zijn verzonden niet kan worden afgeleid dat het standpunt wordt ingenomen dat er in het geheel geen verzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen tussen eiseres en gedaagde. Voorts wijst de voorzieningenrechter erop dat er vanzelfsprekend een grens is aan de termijn voor het verrichten van een (nader) onderzoek door gedaagde en dat hierbij enige voortvarendheid van haar mag worden verwacht, gelet op de zwaarwegende belangen van eiseres bij duidelijkheid over het definitieve standpunt van gedaagde.
4.9. De voorzieningenrechter oordeelt derhalve dat, mede gelet op het karakter van de procedure in kort geding, de vordering van eiseres vooralsnog niet voor toewijzing vatbaar is.
Proceskosten
4.10. Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit kort geding.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vordering af.
II. Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 589,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart onderdeel II van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.