ECLI:NL:RBONE:2013:BZ4894

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C/07/206413 / KG ZA 13-23 - 1
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding in kort geding afgewezen wegens gebrekkige teruglevering van hotel

In deze zaak vorderden de eiseressen, Jung Beheer B.V. c.s., in kort geding een schadevergoeding van de gedaagden, Sandton Landgoedhotel Vennendal B.V. c.s., in verband met de beweerdelijk gebrekkige feitelijke teruglevering van een hotel. De procedure volgde op een koopovereenkomst die op 10 februari 2011 was gesloten voor de aankoop van een hotel-horecabedrijf aan het Vennenpad 5 te Nunspeet. De eiseressen stelden dat de gedaagden hun betalings- en leveringsverplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet volledig waren nagekomen, wat hen schade had berokkend. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vorderingen van de eiseressen, maar dat de gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar was. De rechter concludeerde dat de eiseressen onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun schadeposten en dat de gedaagden niet in gebreke waren gebleven op een wijze die een onmiddellijke voorziening rechtvaardigde. De vorderingen werden afgewezen, en de eiseressen werden veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 2.740,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/07/206413 / KG ZA 13-23
Vonnis in kort geding van 20 maart 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JUNG BEHEER B.V.,
gevestigd te Nunspeet,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VENNENDAL EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Nunspeet,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HILLHOUSE VASTGOED B.V.,
gevestigd te Nunspeet,
eiseressen,
advocaat mr. W.J.A. Lansing te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANDTON LANDGOEDHOTEL VENNENDAL B.V.,
gevestigd te Nunspeet,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANDTON HOTELS B.V.,
gevestigd te Deventer,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SANDTON HOLDING B.V.,
gevestigd te Deventer,
gedaagden,
advocaat mr. C.C.H. Wiekeraad te Kampen.
Partijen zullen hierna Jung Beheer B.V. c.s. en Sandton genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 10;
- het faxbericht van Sandton van 19 februari 2013;
- het faxbericht van Jung Beheer B.V. c.s. van 19 februari 2013;
- de brief van Sandton van 4 maart 2013 met producties a t/m s;
- het faxbericht van Jung Beheer B.V. c.s. van 5 maart 2013 met producties 11 t/m 14;
- het faxbericht van Jung Beheer B.V. c.s. van 5 maart 2013 met productie 15;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van Jung Beheer B.V. c.s.;
- de pleitnota van Sandton.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 10 februari 2011 heeft een deel van partijen met betrekking tot de onderneming, zijnde een hotel-horecabedrijf, staande en gelegen aan het Vennenpad 5 te Nunspeet ("Landgoedhotel Vennendal") een koopovereenkomst tegen een koopsom van
€ 300.000,00 gesloten.
2.2. Gelijktijdig heeft een deel van partijen met betrekking tot voormeld object een huurovereenkomst gesloten.
2.3. Ten behoeve van de financiering van de koop van gemelde onderneming heeft een deel van partijen op 1 april 2011 een overeenkomst van geldlening/verpanding gesloten.
2.4. Sandton is de uit gemelde koop,- huur- en geldleningovereenkomst voortvloeiende verplichtingen jegens Jung Beheer B.V. c.s. niet nagekomen als gevolg waarvan geschillen tussen partijen zijn ontstaan. Ter beslechting daarvan hebben partijen op 12 december 2012 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin zijn partijen, voor zover hier van belang, het volgende overeengekomen:
"Artikel 2 - Betaling
2.1 (...).
2.2 Sandton c.s. zal een bedrag ad EUR 240.000,- aan Jung Beheer c.s. voldoen, en wel in 12 maandelijkse termijnen van EUR 20.000,- met ingang van 31 januari 2013 (in die zin dat de eerste termijn van EUR 20.000,- uiterlijk 31 januari 2013 is voldaan en de laatste termijn van EUR 20.000,- uiterlijk per 31 december 2013 is voldaan). Tussentijdse (aanvullende) betaling is steeds boetevrij toegestaan.
2.3 Sandton c.s. zal ter zake de huurverplichtingen over november en december 2012 een bedrag ad EUR 60.000,- aan Jung Beheer c.s. voldoen. Van dit bedrag is een deel, namelijk EUR 30.000,- reeds op vrijdag 23 november 2012 door Sandton c.s. voldaan. Het restantbedrag ad EUR 30.000,- wordt uiterlijk per 31 december 2012 voldaan.
2.4 (...).
2.5 (...).
2.6 In geval van niet-tijdige betaling van een der overeengekomen c.q. geldende (betalings)termijnen geldt een (boete)rente van 2% per week voor iedere week dat Sandton c.s. in gebreke is.
Artikel 4 - Feitelijke (terug)levering onderneming
4.1 Sandton Landgoedhotel zal de activa, zoals destijds gekocht conform de Koopovereenkomst, per 1 januari 2013 (feitelijk) (terug)leveren aan Jung Beheer c.s. en/of (een) nader door Jung Beheer c.s. aan te wijzen derde(n), e.e.a. in bezemschone staat althans in nette en opgeruimde staat. (...).
4.2 Aldus worden de in Bijlage 7 opgenomen activa per 1 januari 2013 in oorspronkelijke staat - behoudens normaal gebruik e/o slijtage - (terug)geleverd".
2.5. In het kader van de feitelijke (terug)levering als bedoeld in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst hebben partijen op 31 december 2012 een (nadere) lijst opgesteld en ondertekend waarin Sandton heeft verklaard dat zij een schadevergoeding zal overmaken uiterlijk vrijdag 4 januari 2013 overeenkomstig de waarde van de in die lijst genoemde elementen (vanwege het ontbreken/niet compleet zijn conform bijlage 7 van de vaststellingsovereenkomst).
3. Het geschil
3.1. Jung Beheer B.V. c.s. vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(1) Sandton hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan Jung Beheer B.V. c.s. ten titel van nakoming c.q. schadevergoeding, bij wijze van voorschot, van een bedrag van € 65.077,82, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2013, althans vanaf datum opeisbaarheid, tot en met de dag der algehele voldoening, op verbeurte van een dwangsom, ten gunste van Jung Beheer B.V. c.s. die alsdan hoofdelijk door Sandton wordt verschuldigd, ten bedrage van € 5.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte van een dag, dat Sandton nalaat hieraan (volledige) uitvoering te geven;
(2) Sandton hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. Sandton voert gemotiveerd verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Van een spoedeisend belang van Jung Beheer B.V. c.s. bij hun vordering is in voldoende mate gebleken. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat een dergelijk belang reeds is gegeven, nu Jung Beheer B.V. c.s. voldoende hebben gesteld en door Sandton niet is betwist dat zij de uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeiende betalings- en leveringsverplichtingen niet volledig is nagekomen. Jung Beheer B.V. c.s. kan in hun vorderingen worden ontvangen.
4.2. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.3. Aan hun vorderingen hebben Jung Beheer B.V. c.s. ten grondslag gelegd dat Sandton wanprestatie heeft gepleegd doordat zij de uit de vaststellingsovereenkomst voortvloeiende betalings- en leveringsverplichtingen niet volledig is nagekomen waardoor Jung Beheer B.V. c.s. schade hebben geleden en nog steeds lijden, bestaande uit de volgende posten (voor zover in dit kort geding van belang):
(1) staat van het opgeleverde/inventaris ad € 23.834,02;
(2) reparatie herfstzaal wanden ad € 11.750,00 (exclusief BTW);
(3) reparatie/vervanging zitmaaier ad € 2.700,62 (exclusief BTW);
(4) achterstallig onderhoud brandmeld- en brandblusapparatuur ad € 1.173,04 (exclusief BTW);
(5) herstel aanleg computer en telefoonruimte ad € 170,00 (exclusief BTW);
(6) vloerbedekking directiekantoor ad € 520,00 (exclusief BTW);
(7) twee handmaaiers reparatie achterstallig onderhoud ad € 199,91 (exclusief BTW);
(8) openstaande bedragen voor reeds aan Sandton betaalde reserveringen ad € 868,00 (exclusief BTW);
(9) door Jung Beheer B.V. c.s. betaalde (achterstallige) KPN-rekeningen aangaande brandweer alarm telefoonlijn teneinde afsluiting te voorkomen ad € 135,03 (exclusief BTW).
Daarnaast stellen Jung Beheer B.V. c.s. dat Sandton in strijd met de vaststellingsovereenkomst de BTW over de huur van de maanden november en december 2012 niet heeft voldaan waardoor zij een bedrag van € 12.600,00 van Sandton hebben te vorderen. Ook stellen Jung Beheer B.V. c.s. dat het in artikel 2.2 en 2.3 van de vaststellingsovereenkomst bedoelde eerste termijnbedrag ad € 20.000,00 en het restantbedrag van de huur ad € 30.000,00 eerst op 5 februari 2013 respectievelijk 4 januari 2013, dus niet tijdig, is ontvangen waardoor Sandton op grond van artikel 2.6 van die overeenkomst een boeterente van € 628,57 (€ 342,86 + € 285,71) aan Jung Beheer B.V. c.s. is verschuldigd. Tot slot vorderen Jung Beheer B.V. c.s. vergoeding van de door hun gemaakte buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van € 1.815,00 (inclusief BTW), conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten (BIK) van het rapport van de Commissie Voorwerk II.
4.4. Voor zover niet uitdrukkelijk erkend, heeft Sandton gemelde schadeposten gemotiveerd betwist.
Ten aanzien van de (feitelijke) teruglevering van de onderneming
4.5. Ten aanzien van het gevorderde verband houdende met de staat van het opgeleverde/inventaris overweegt de voorzieningenrechter dat partijen weliswaar zijn overeengekomen dat Sandton aan Jung Beheer B.V. c.s. uiterlijk 4 januari 2013 een schadevergoeding zal betalen overeenkomstig de waarde van de in de lijst van 31 december 2012 genoemde activa met betrekking tot de kamers, de keuken, de zomerzaal, de receptie, het linnen, het servies en overig, maar dat deze waarde nog nader diende te worden bepaald. Op 3 januari 2013 heeft Jung Beheer B.V. c.s. een prijsopgave gedaan waarop Sandton op 4 januari 2013 heeft gereageerd. Uit deze en verdere door Sandton bij brief van 4 maart 2013 overgelegde correspondentie, zoals deze tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht, blijkt dat de overeengekomen uiterste betaaldatum van 4 januari 2013 kennelijk niet fataal is en ook dat partijen nadien voor een groot deel overeenstemming hebben bereikt (onder meer met betrekking tot de kamers en de keuken, een deel van het linnen en het servies en onderhoud/eventuele reparatie van de CV en het zwembad) en dat Sandton daaraan inmiddels (gedeeltelijk) uitvoering heeft gegeven. Over een aantal geschilpunten zal de bodemrechter nog oordelen, nu Jung Beheer B.V. c.s. daartoe een procedure hebben geëntameerd. Daargelaten dat thans onduidelijk is wat de huidige (omvang van de) schade ter zake de staat van het opgeleverde/inventaris is, is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat zich geen feiten en omstandigheden voordoen die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is geboden en het oordeel van de bodemrechter niet kan worden afgewacht. Bovendien hebben Jung Beheer B.V. c.s. hun stelling dat zij door voorfinanciering in financiële problemen komen, niet onderbouwd. Hieruit volgt dat het gevorderde, zoals in rechtsoverweging 4.3 sub (1) is weergegeven, zal worden afgewezen.
4.6. Ten aanzien van de overige gestelde kosten met betrekking tot de reparatie van de wanden van de herfstzaal en de zitmaaier, het achterstallig onderhoud van de brandmeld- en brandblusapparatuur, het herstel van de aanleg van de computer en telefoonruimte, de vloerbedekking in het directiekantoor, twee handmaaiers, de openstaande bedragen voor reeds aan Sandton betaalde reserveringen en de door Jung Beheer B.V. c.s. betaalde (achterstallige) KPN-rekeningen overweegt de voorzieningenrechter dat de vaststellingsovereenkomst noch de eerdergenoemde lijst van 31 december 2012 grondslag biedt voor het oordeel dat Sandton deze kosten aan Jung Beheer B.V. c.s. dient te vergoeden. Een dergelijke grondslag is ook overigens niet gebleken. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat op grond van artikel 11 van de vaststellingsovereenkomst partijen elkaar over en weer volledige en finale kwijting verlenen (e.e.a. uiteraard behoudens de voor Sandton uit hoofde van deze vaststellingsovereenkomst voortvloeiende (betalings)verplichtingen). Het gevorderde, zoals in rechtsoverweging 4.3 sub (2) tot en met (9) is weergegeven, zal dus eveneens worden afgewezen.
Ten aanzien van de BTW
4.7. Anders dan Jung Beheer B.V. c.s. stellen, is de voorzieningenrechter met Sandton van oordeel dat uit (artikel 2.3 van) de vaststellingsovereenkomst op geen enkele wijze kan worden afgeleid dat de door Sandton te betalen huur over de maanden november en december 2012 exclusief BTW is en dat de daarin genoemde bedragen worden vermeerderd met de BTW. Dat in de in rechtsoverweging 2.2 bedoelde huurovereenkomst expliciet is opgenomen dat alle bedragen, tenzij anders vermeld, exclusief BTW zijn en voorts in de confraternele correspondentie telkens is uitgegaan van huurtermijnen exclusief BTW, is door de meergenoemde vaststellingsovereenkomst niet (meer) relevant. Gemelde huurovereenkomst is immers op grond van artikel 3.1 van de vaststellingsovereenkomst per 1 januari 2013 ontbonden (dan wel beëindigd), zodat daaraan per genoemde datum geen rechten meer kan worden ontleend. Voorts betrekt de voorzieningenrechter daarbij de eerdergenoemde finale kwijting. Voor zover in dit verband sprake is van het mogelijk ontbreken van wilsovereenstemming tussen partijen, zoals Sandton tijdens de mondelinge behandeling subsidiair heeft aangevoerd, is dit een vraag die eveneens in de bodemprocedure moet worden beantwoord. Hieruit volgt dat de gevorderde BTW over de huurmaanden november en december 2012 ook zal worden afgewezen.
Ten aanzien van de boeterente
4.8. Nu partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat de boeterente door Sandton is betaald en door Jung Beheer B.V. c.s. is ontvangen, behoeft deze vordering geen bespreking meer.
Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten
4.9. Reeds op de grond dat enige onderbouwing daarvan ontbreekt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de gevorderde vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten evenzeer dient te worden afgewezen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de vaststellingsovereenkomst ter zake niets bepaalt en voorts dat Jung Beheer B.V. c.s. onvoldoende hebben gesteld dat zij na het verstrijken van de in de vaststellingsovereenkomst bepaalde betalings- en leveringstermijnen buitengerechtelijke incassokosten hebben gemaakt die op de voet van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub c BW voor vergoeding in aanmerking komen.
Conclusie
4.10. De slotsom is dat de vorderingen van Jung Beheer B.V. c.s. niet toewijsbaar zijn.
Proceskosten
4.11. Jung Beheer B.V. c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Sandton worden begroot op:
- griffierecht € 1.836,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal € 2.740,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt Jung Beheer B.V. c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Sandton tot op heden begroot op € 2.740,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.