ECLI:NL:RBONE:2013:BZ4988

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
07/630280-09; RK 11/1277
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • mr. F. van der Maden
  • mr. G.A. Versteeg
  • mr. L.J.C. Hangx
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging van de status als verdachte in de Vollenhovense moordzaak

In de Vollenhovense moordzaak blijft de zoon van het vermoorde echtpaar Vis voorlopig verdachte. De rechtbank Oost-Nederland, locatie Zwolle, heeft op 20 maart 2013 besloten dat het Openbaar Ministerie (OM) drie maanden extra tijd krijgt voor nader onderzoek. De zoon had verzocht om zijn status als verdachte te beëindigen, maar het OM heeft aangegeven dat er nog steeds onderzoek gaande is naar de moord op zijn ouders, gepleegd in september 2009. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de verdenking en het feit dat het onderzoek nog niet is afgerond.

De officier van justitie, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, heeft betoogd dat er geen reden is om de vervolging te staken, aangezien er nog steeds opsporingshandelingen plaatsvinden. De verdediging heeft echter benadrukt dat de status van verdachte een zware impact heeft op het leven van de verzoeker, die als bekende Nederlander moeilijkheden ondervindt in zijn dagelijks leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de ernstige bezwaren tegen de verzoeker niet meer aanwezig zijn voor voorlopige hechtenis, het redelijk vermoeden van schuld nog steeds bestaat.

De rechtbank heeft de beslissing om het verzoek tot beëindiging van de status als verdachte aan te houden voor de duur van drie maanden, zodat het OM de tijd heeft om het onderzoek af te ronden. De rechtbank benadrukt dat het maatschappelijk belang van het voortduren van het opsporingsonderzoek zwaarder weegt dan de belangen van de verzoeker op dit moment. De zaak blijft dus voorlopig open, en de verzoeker blijft verdachte totdat er meer duidelijkheid is over de onderzoeksresultaten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Sector Strafrecht – Meervoudige raadkamer; onderzoek achter gesloten deuren
zittingsplaats en -datum: Zwolle, woensdag 13 maart 2013
uitspraakdatum: woensdag 20 maart 2013
parket- en rekestnummer(s): 07/630280-09; RK 11/1277
soort: verzoek artikel 36 Wetboek van Strafvordering
voorzitter: mr. F. van der Maden
rechters: mr. G.A. Versteeg en mr. L.J.C. Hangx
officier van justitie: mr. C.C.S. Bordenga-Koppes
griffier: P.A. Feenstra
naam, voornamen verdachte: [verdachte]
geboorteplaats, -datum: [plaats, 1975],
feitelijke verblijfplaats: in deze zaak woonplaats kiezend ten kantore van zijn raadsman
raadsman/-vrouw: dhr. mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle
Tussenbeslissing op het verzoek beëindiging strafzaak, ingediend op 16 september 2011. Op de hierboven genoemde zittingsdatum hebben verzoeker en openbaar ministerie wederom hun zienswijze gegeven.
standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er zich in de zaak geen situatie voordoet als bedoeld in artikel 36 Sv, namelijk dat de vervolging niet wordt voortgezet. Er wordt nog immer onderzoek verricht en er is meer tijd nodig om tot resultaten te komen. Er is geen sprake van dat het openbaar ministerie niet voortvarend heeft gehandeld of een passieve houding heeft aangenomen.
Naar aanleiding van het rapport van Independent Forensic Services (IFS) d.d. 4 oktober 2012 zijn op 30 november 2012 aanvullende vragen aan dit instituut voorgelegd die op 11 december 2012 zijn beantwoord. Die aanvullende vragen zijn niet aan de rechtbank of raadsman verstrekt, omdat deze niet specifiek op deze verdachte betrekking hadden. De antwoorden op die vragen zijn in de review door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) meegenomen. Deze review is evenmin overgelegd in het onderzoek. In het rapport van het NFI van 3 januari 2013, in het bezit van de rechtbank en de verdediging, zijn de uitkomsten van een nader sporenonderzoek naar biologische sporen en DNA–onderzoek opgenomen. Dit onderzoek heeft geen concreet resultaat opgeleverd.
Op 10 januari 2013 is besloten aanvullend onderzoek te verrichten naar sporen op een horloge, een kraan en de pols van een van de slachtoffers. De resultaten worden op korte termijn verwacht. Daarnaast is opdracht gegeven tot een uitgebreide analyse van alle forensische onderzoeken door een forensisch-technisch recherche-deskundige. Daarbij is het onderzoek naar alle sporen op het vest en het T-shirt van slachtoffer [slachtoffer], de methodes van onderzoek, de plekken van bemonstering en de wijze waarop die bemonstering door het NFI is gedaan, beoordeeld. Naar aanleiding van die analyse is op 13 februari 2013 tot aanvullend onderzoek besloten op het vest van slachtoffer [slachtoffer]. Ook het T-shirt is op andere plekken dan voorheen bemonsterd. Beide aanvragen zijn naar het NFI gestuurd; er zijn nog geen resultaten bekend. Ten slotte moeten er nog enkele tactische sporen worden uitgerechercheerd. Omdat het openbaar ministerie daarbij afhankelijk is van anderen zijn daar nog geen resultaten van bekend. Eerder is er voor de hand liggend onderzoek verricht om snel resultaten te boeken; nu vindt onderzoek plaats op andere plekken op de kleding. Het onderzoek is inmiddels zo specialistisch geworden dat tactische en forensische informatie moet worden uitgewisseld en andere mogelijkheden besproken moeten worden om de vraagstelling duidelijk te krijgen, voordat er beslissingen over de voortgang kunnen worden genomen. Op 15 en 19 november 2012 en op 10 januari en 13 februari 2013 zijn er besprekingen geweest waaraan forensische opsporing van de politie, een forensisch adviseur, het NFI, de forensisch officier van justitie, de recherche officier van justitie, een leidinggevende van het openbaar ministerie, de zaaksofficier van justitie en zaaksparketsecretaris, en het tactisch team van de politie hebben deelgenomen. Het is een moeizaam verlopend onderzoek.Er zijn nog 2 of 3 rapporten te verwachten, waarna misschien nog ander forensisch onderzoek moet worden verricht.
Verzoeker, tevens verdachte, [verdachte] kan daarom niet worden ingesloten in, maar ook niet uitgesloten van de resultaten van het onderzoek. Ernstige bezwaren tegen verzoeker zijn nog onverkort van aanwezig. Het opsporingsonderzoek is nog niet gestaakt. De status van verzoeker als verdachte is daarbij van belang. De officier van justitie verzoekt de beslissing op het verzoek opnieuw voor 3 maanden aan te houden.
standpunt verdediging
Het doel van het verzoekschrift is een einde te maken aan de onduidelijkheid ten aanzien van de status van cliënt en de verdere vervolging. De verdenking en de strafzaak rusten zwaar op hem. Tegen zijn wil is verzoeker bekende Nederlander: het is moeilijk om het leven weer op te pakken. Hij kan geen werk krijgen. Hij kan ook moeilijk een woning vinden. In de relationele, maar ook maatschappelijke sfeer kan hij zich niet als [verdachte] presenteren, totdat zijn naam is gezuiverd. Verzoeker heeft geen leven; alles is kapot. Iedereen wil af van de onduidelijkheid in deze strafzaak. Daarom is het verzoek aan de rechtbank het verzoek toe te wijzen of aan de officier van justitie om tot dagvaarden over te gaan.
De vervolging is in april 2010 met de aanhouding begonnen, waarna verzoeker 3 maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze is door de rechtbank opgeheven, omdat er geen ernstige bezwaren meer tegen verzoeker bestonden. De officier van justitie neemt nog steeds ernstige bezwaren aan, maar daarmee slaat het openbaar ministerie de plank mis. Na de vrijlating heeft verzoeker een jaar lang niets meer van het openbaar ministerie gehoord, naar aanleiding waarvan het verzoek tot beëindiging van de zaak is gedaan. De beslissing daarop is vier maal door de rechtbank aangehouden, omdat er nog onderzoek zou lopen. De verdediging stelt vraagtekens bij dat marginale onderzoek: er wordt steeds een resultaat gepresenteerd waarop weer wordt voortgeborduurd zonder dat er iets concreets tegen verzoeker uitkomt. Nu, drie en een halve maand na de vorige zitting, zijn de resultaten van het onderzoek teleurstellend: het openbaar ministerie is niet voortvarend. De aanvullende vragen zijn aan de verdediging niet toegezonden, het tactisch onderzoek leverde ook geen resultaat op en op het T-shirt zit geen DNA van verzoeker.
De belangrijkste vraag is of het opsporingsonderzoek wel betrekking heeft op verzoeker. Voor tactisch onderzoek is de status van verzoeker als verdachte niet van belang. Als er onderzoek plaatsvindt moet het openbaar ministerie aangeven of dat op verzoeker betrekking heeft, anders is de beslissing op het verzoek eindeloos te traineren. Op basis van de onderzoeksresultaten tot nu toe is niet aannemelijk dat verzoeker nog zal worden vervolgd. De verdediging verzoekt toewijzing van het verzoek de zaak geëindigd te verklaren.
motivering
Het wettelijk kader waarin het verzoek dient te worden beoordeeld is de vaststelling of vervolging in de strafzaak wordt voortgezet. De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het gegeven dat de verdenking ziet op een zeer ernstig misdrijf. Het strafrechtelijk onderzoek heeft, hoewel de rechtbank heeft geoordeeld dat de ernstige bezwaren en gronden voor het voortduren van de voorlopige hechtenis niet meer aanwezig waren, tot dusverre opgeleverd dat verzoeker nog niet kan worden uitgesloten als verdachte. Dat de rechtbank destijds – bij de toen geldende stand van zaken – heeft geoordeeld dat het gewicht van de ernstige bezwaren onvoldoende was om de voortzetting van de voorlopige hechtenis te kunnen rechtvaardigen, laat onverlet dat het redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 Wetboek van Strafvordering nog onverkort bestaat. De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie nog steeds opsporingshandelingen doet verrichten, voornamelijk op forensisch gebied, die de nodige tijd vergen en die, naarmate de tijd voortschrijdt steeds specialistischer van aard zijn. Daarbij is het voor het verloop van dat onderzoek van belang dat verzoeker de status van verdachte heeft.
Het openbaar ministerie heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er thans geen sprake is van een situatie waarin de vervolging niet wordt voortgezet, waarbij evenmin - afgezet tegen de complexiteit van de verrichte en nog te verrichten onderzoeken - een redelijke termijn is overschreden. Dat er geen concrete resultaten zijn gepresenteerd laat onverlet dat er, zo heeft de officier van justitie ter zitting aannemelijk gemaakt, achter de schermen nog veel gebeurt en ook nog staat te gebeuren. De officier van justitie heeft op de zitting concreet aangegeven welke onderzoeken lopen. Dat het opsporingsonderzoek zich thans niet enkel en specifiek op verzoeker richt, maakt niet dat verzoeker als verdachte zou moeten worden uitgesloten. Hoewel de rechtbank het belang van verzoeker om duidelijkheid te krijgen over het voortduren van zijn status van verdachte en de vervolging kan plaatsen dient het maatschappelijk belang dat gediend is bij het voortduren van het opsporingsonderzoek terwijl verzoeker de status van verdachte heeft, thans nog te prevaleren. De belangen van verzoeker en het strafvorderlijk belang afwegende, brengt de rechtbank tot de beslissing het verzoek weer aan te houden.
beslissing
De rechtbank schorst de beslissing op het verzoek ex artikel 36 Wetboek van Strafvordering voor de duur van 3 maanden.