ECLI:NL:RBONE:2013:BZ5508

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
134968 KG ZA 13-27
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. van Eerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een concurrentiebeding en onrechtmatige daad in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland, zitting houdende in Almelo, op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen European Royalty Operations B.V. en drie gedaagden, waaronder een stichting. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.L. Geeraths, vorderde onder meer een verbod op concurrerende werkzaamheden door gedaagde sub 2, die een arbeidsovereenkomst met eiseres had en een concurrentiebeding had geschonden. De zaak werd behandeld op 7 maart 2013, waarbij gedaagde sub 1 in persoon verscheen en gedaagde sub 2 niet aanwezig was.

Eiseres stelde dat gedaagden concurrerende activiteiten verrichtten die in strijd waren met het concurrentiebeding en dat dit onrechtmatig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres tegen gedaagden sub 1 en 3 werd afgewezen, omdat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat deze gedaagden onrechtmatig handelden. De rechter concludeerde dat het afhandig maken van cliënten door concurrenten niet per definitie onrechtmatig is, tenzij er sprake is van oneerlijke middelen.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat gedaagde sub 2 wel degelijk het concurrentiebeding had geschonden en dat de vordering van eiseres tegen hem gedeeltelijk werd toegewezen. Gedaagde sub 2 werd veroordeeld om zijn werkzaamheden voor de Stichting Dierenfonds en de Stichting Dierentoekomst te staken en te verbieden om documenten van eiseres te gebruiken. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor eventuele overtredingen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagden sub 1 en 3, terwijl gedaagde sub 2 in de kosten van de procedure werd veroordeeld tot betaling aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 134968 KG ZA 13-27
datum vonnis: 20 maart 2013
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
European Royalty Operations B.V.,
gevestigd te Wierden,
eiseres,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Almelo,
tegen
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 1,
procederende in persoon,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde sub 2,
niet verschenen,
3. de Stichting Dierenfonds,
statutair gevestigd te Barendrecht,
gedaagde sub 3,
vertegenwoordigd door gedaagde sub 1.
Het procesverloop
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 7 maart 2013. Ter zitting zijn verschenen: namens eiseres mevrouw [R], directeur van eiseres, en haar advocaat mr. Geeraths, gedaagde sub 1, mede namens gedaagde sub 3. Gedaagde sub 2 is niet verschenen. De standpunten zijn toegelicht.
Eiseres heeft haar standpunt laten toelichten door haar advocaat.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1.1 In deze zaak staat het navolgende vast.
1.2 Eiseres drijft een onderneming die zich onder meer bezig houdt met het verrichten van activiteiten om gelden te verwerven voor fondsen en goede doelen.
1.3 In de tussen gedaagde sub 2 en eiseres gesloten arbeidsovereenkomst is in artikel 11 een concurrentiebeding opgenomen, luidend:
“Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen Nederland in enigerlei vorm werkzaam te zijn bij een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever, hetzij de werknemer daartoe voorafgaande schriftelijk toestemming van werkgever heeft gekregen, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden. Bij overtreding van dit verbod verbeurt werknemer ten behoeve van werkgever een dadelijk opeisbare boete van € 500,00 voor elke dag dat werknemer in overtreding is”.
1.4 De tussen gedaagde sub 2 en eiseres gesloten arbeidsovereenkomst is per 12 juni 2012 beëindigd.
Vordering van eiseres.
2.1 Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan eiseres te voldoen het bedrag van € 20.000,-- als zijnde een voorschot op de door eiseres geleden schade en de opeisbare boete ten gevolge van de overtreding door gedaagden van het met eiseres gesloten concurrentiebeding, althans op grond van onrechtmatige daad;
II gedaagde sub 2 te veroordelen om zijn huidige werkzaamheden ten behoeve van de Stichting Dierenfonds en de Stichting Dierentoekomst te staken en gestaakt te houden totdat in een bodemprocedure in hoogste instantie zal zijn beslist, danwel op een andere wijze concurrerende werkzaamheden jegens eiseres te verrichten;
III gedaagden te verbieden op enigerlei wijze gebruik te (laten) maken van documenten die afkomstig zijn van eiseres en door gedaagden worden gebruikt in de stichtingen Dierenfonds en Dierentoekomst, zijnde de documenten zoals die zijn overgelegd als productie 9;
IV te bepalen dat bij overtreding door gedaagden van het hierboven gevorderde onder II gedaagde sub 2 aan eiseres is verschuldigd een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag zolang deze overtredingen voortduren;
V te bepalen dat bij overtreding door gedaagden van het hierboven gevorderde onder III gedaagden sub 1, 2 en 3 aan eiseres zijn verschuldigd een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag zolang deze overtredingen voortduren;
Althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht. Gedaagden te veroordelen, hoofdelijk, in de kosten van de procedure.
2.2 Eiseres heeft ter onderbouwing van haar vordering aangevoerd dat gedaagden
concurrerrende werkzaamheden jegens eiseres hebben verricht.
Eiseres stelt dat gedaagde sub 2 op grond van het overeengekomen concurrentiebeding geen concurrerende werkzaamheden mag verrichten, althans dat de concurrentie die jegens eiseres wordt gepleegd, onrechtmatig is, en dat gedaagden sub 1 en sub 3 zich schuldig maken aan een onrechtmatige daad door oneerlijke concurrentie. Eiseres stelt dat sprake is van het kopiëren van activiteiten, gebruik van gelijke locaties en gelijke uitstraling van bijvoorbeeld kleding en marketingtools. Beide stichtingen maken gebruik van door eiseres ontwikkelde werkwijzes, lay-out, standaarddocumenten, enzovoorts. Voorts is sprake van een ondeugdelijke handelswijze van gedaagden. Bijvoorbeeld worden er onterecht donaties afgeschreven, worden handtekeningen van donateurs vervalst en maken gedaagden gebruik van (standaard) documenten van eiseres. Eiseres heeft hierdoor het aantal donateurs zien afnemen.
Gedaagde sub 1 is vanaf 14 maart 2012 tot in elk geval 22 mei 2012 voorzitter c.q. secretaris geweest bij de Stichting Dierentoekomst welke stichting vrijwel identieke activiteiten ontplooit als eiseres. Gedaagde sub 1 heeft ook een andere stichting opgericht, althans is betrokken geweest bij de Stichting Dierenfonds.
Gedaagde sub 2 heeft het overeengekomen concurrentiebeding geschonden. Gedaagde sub 2 heeft werkzaamheden verricht bij de Stichting Dierentoekomst.
Verweer van gedaagden sub 1 en 3.
3.1 Gedaagden sub 1 en 3 verweren zich tegen de vordering van eiseres en concluderen tot afwijzing van de vordering.
3.2 Gedaagden 1 en 3 voeren aan dat geen sprake is van ongeoorloofde concurrerende werkzaamheden. Zij ontplooien de activiteiten niet op de openbare weg maar, na toestemming van bijvoorbeeld een manager van een supermarkt, binnen die supermarkt. Ook staat op de documenten duidelijk “Stichting Dierenfonds” vermeld. Gedaagden sub 1 en 3 handelen op een soortgelijke wijze als zoveel stichtingen. Zulke stichtingen maken allen gebruik van soortgelijke methoden om gelden te werven. Gedaagde sub 1 en 3 betwisten dat sprake is van drie-maandelijkse afschrijvingen.
De overwegingen van de voorzieningenrechter:
4.1 Eiseres heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt een spoedeisend belang te hebben bij het gevorderde, zodat de voorzieningenrechter over zal gaan tot de materiële beoordeling.
Overwegingen ten aanzien van gedaagde sub 2.
4.2 Gedaagde sub 2 heeft niet weersproken dat hij een arbeidsovereenkomst met eiseres heeft gesloten, daarbij een concurrentiebeding is overeengekomen, en hij dit concurrentiebeding heeft overtreden. Het gevorderde onder II en III zal daarom worden toegewezen, voor zover gedaagde sub 2 betreffende. Het gevorderde onder IV en V zal eveneens voor zover gedaagde sub 2 betreffende worden toegewezen met dien verstande dat de voorzieningenrechter het redelijk acht om de gevorderde dwangsommen van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag, te maximeren op hierna aan te geven wijze. Het gevorderde voorschot van € 20.000,00 op de door eiseres geleden schade zal worden afgewezen aangezien eiseres de door haar gestelde schade niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd.
4.3 Gedaagde sub 2 zal als de meest in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten.
Overwegingen ten aanzien van gedaagden 1 en 3.
4.4 Voorop gesteld zij dat het hier gaat om een beoordeling van een vordering en het daartegen gevoerde verweer in een kort geding procedure, welke naar haar aard beperkingen kent wat betreft de waarheidsvinding -voor bewijslevering is daarvoor in een kort geding procedure geen plaats- en de te geven beslissingen. Die beslissingen zijn slechts voorlopig van karakter. Het gaat om een ordemaatregel. In de onderhavige zaak zal de voorzieningenrechter op basis van de door partijen aangedragen stellingen en onderbouwing daarvan, slechts een inschatting kunnen maken van de kans dat uiteindelijk bij een eindbeslissing in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat gedaagden sub 1 en 3 jegens eiseres concurrerende werkzaamheden hebben verricht die een onrechtmatige daad opleveren.
Elk handelen van partijen na de hierna te noemen beslissingen is derhalve voor eigen risico, aangezien de kans bestaat dat de bodemrechter later oordelend anders zal beslissen.
4.5 De voorzieningenrechter overweegt dat eiseres in de eerste plaats gedaagden sub 1 en 3 verwijt dat zij haar werkwijze kopiëren. Eiseres verwijt gedaagden sub 1 en 3 in de tweede plaats een ondeugdelijke handelswijze. Er is sprake van onterechte afschrijvingen en het vervalsen van handtekeningen. Hierdoor worden potentiële donateurs afgeschrikt en eiseres heeft hierdoor het aantal donateurs zien afnemen waardoor eiseres schade heeft geleden.
4.6 Kernvraag is of gedaagden sub 1 en 3 onrechtmatig jegens eiseres hebben gehandeld door haar te imiteren zoals eiseres stelt. Door eiseres te imiteren hebben gedaagden sub 1 en 3 volgens eiseres gepoogd om te profiteren van haar bedrijfsdebiet. De eerste vraag is dan of het profiteren van het bedrijfsdebiet van een concurrent reeds op zichzelf als onrechtmatig moet worden beschouwd. Het gaat dan om het profiteren van in de producten van de concurrent geopenbaarde resultaten van inspanning, inzicht of kennis en/of profiteren van de reputatie van diens bedrijf of product en van het werk en de kosten welke deze zich heeft moeten getroosten om voor dat bedrijf of product een gunstige bekendheid te verwerven.
4.7 De voorzieningenrechter overweegt dat uit de vrijheid van handel en bedrijf volgt dat het afhandig maken van cliënten en/of opdrachten van een concurrent in beginsel niet onrechtmatig is maar enkel door bijkomende omstandigheden dat kan worden. Die bijkomende omstandigheden kunnen zijn gelegen in het hanteren van oneerlijke middelen zoals het gebruik maken van kennelijke dwaling van de cliënt, het geven van misleidende informatie e.d.
4.8 De voorzieningenrechter overweegt dat eiseres haar stelling dat gedaagden sub 1 en 3 haar werkwijze en dergelijke kopiëren onvoldoende heeft onderbouwd. Eiseres heeft wel een machtigingsformulier van Stichting Dierenfonds overgelegd maar hierbij geen vergelijkingsmateriaal bijgevoegd. Aldus is niet vast te stellen of gedaagden sub 1 en 3 gebruik maken van de (standaard) documenten van eiseres. Gedaagde sub 1 en 3 hebben aangevoerd dat alle fondsenwervers voor goede doelen op min of meer dezelfde wijze opereren. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet op voorhand vaststaat dat het ontplooien van activiteiten door gedaagden sub 1 en 3 die lijken op de activiteiten van eiseres (of de stichtingen met wie eiseres samenwerkt) onrechtmatig is. In dit verband is van belang dat gedaagde sub 1 en 3 hebben gesteld dat Stichting Dierenfonds duidelijk haar identiteit kenbaar maakt aan het winkelend publiek. Of daarbij sprake is van misleiding is rechtens niet komen vast te staan. Voorts is in de onderhavige procedure rechtens niet komen vast te staan dat onterechte afschrijvingen hebben plaatsgevonden en er handtekeningen zijn vervalst. Ten slotte heeft eiseres niet dan wel onvoldoende onderbouwd dat zij haar aantal donateurs heeft zien afnemen en zij door de handelwijze van gedaagden sub 1 en 3 schade heeft geleden.
4.9 De vordering van eiseres tegen gedaagden sub 1 en 3 zal daarom worden afgewezen.
4.10 Eiseres zal, als de ten aanzien van gedaagden sub 1 en 3 in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagden sub 1 en 3.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
Beslissing ten aanzien van gedaagde sub 1 en 3.
5.1 Wijst de vordering van eiseres tegen gedaagden 1 en 3 af.
5.2 Veroordeelt eiseres in de proceskosten van gedaagden sub 1 en 3, tot op deze uitspraak begroot op € 589,00 aan griffierecht.
Beslissing ten aanzien van gedaagde sub 2.
5.3 Wijst het gevorderde bedrag van € 20.000,-- als zijnde een voorschot op de door eiseres geleden schade en de opeisbare boete, af;
5.4 Veroordeelt gedaagde sub 2 om zijn huidige werkzaamheden ten behoeve van de Stichting Dierenfonds en de Stichting Dierentoekomst te staken en gestaakt te houden totdat in een bodemprocedure in hoogste instantie zal zijn beslist, danwel op een andere wijze concurrerende werkzaamheden jegens eiseres te verrichten;
5.5 Verbiedt gedaagde sub 2 op enigerlei wijze gebruik te (laten) maken van documenten die afkomstig zijn van eiseres en door gedaagde sub 2 worden gebruikt in de stichtingen Dierenfonds en de stichting Dierentoekomst, zijnde de documenten zoals die zijn overgelegd als productie 9;
5.6 Bepaalt dat bij overtreding door gedaagde sub 2 van het hierboven vermelde onder 5.4 gedaagde sub 2 aan eiseres is verschuldigd een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag zolang deze overtredingen voortduren, met een maximum van € 10.000,00;
5.7 Bepaalt dat bij overtreding door gedaagde sub 2 van het hierboven gevorderde onder 5.5 gedaagde sub 2 aan eiseres is verschuldigd een dwangsom van € 100,00 per dag of gedeelte van een dag zolang deze overtredingen voortduren, met een maximum van € 10.000,00;
5.8 Veroordeelt gedaagde sub 2 in de kosten van deze procedure, tot op met dit vonnis aan de zijde van eiseres begroot op € 667,34 aan verschotten (griffierecht € 589,00 en explootkosten € 78,34) en € 816,00 aan salaris van de gemachtigde.
5.9 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
5.10 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G. van Eerden, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.