ECLI:NL:RBONE:2013:BZ6420

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/08/132591 / HA ZA 12-382
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de pachtkamer in een geschil over een pachtovereenkomst en onrechtmatige daad

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Nederland, stond de bevoegdheid van de pachtkamer centraal in een geschil tussen een pachter en een verpachter. De eiseres, een besloten vennootschap, had een varkensstal gepacht van de gedaagde en vorderde schadevergoeding wegens een onrechtmatige daad. De eiseres stelde dat de gedaagde op onrechtmatige wijze de toegang tot de stal had ontzegd en varkens had verkocht zonder toestemming. De rechtbank oordeelde dat de vordering in conventie niet onder de bevoegdheid van de pachtkamer viel, omdat deze niet kwalificeerde als een vordering uit hoofde van de pachtovereenkomst. De rechtbank verwierp de incidentele vordering van de gedaagde tot onbevoegdheid en verwijzing naar de pachtkamer, maar verwees de reconventionele vorderingen van de gedaagde wel naar de pachtkamer. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen in conventie en reconventie niet voldoende samenhingen om in één procedure behandeld te worden. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de eiseres. Het vonnis werd uitgesproken op 20 maart 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/132591 / HA ZA 12-382
datum vonnis: 20 maart 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Nederland, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres in de hoofdzaak in conventie,
gedaagde in de hoofdzaak in reconventie,
incidenteel verweerster,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. A.E. Klomp te Nijmegen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde in de hoofdzaak in conventie,
eiser in de hoofdzaak in reconventie,
incidenteel eiser,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. B. Nijman te Wageningen.
Het procesverloop
In de hoofdzaak en in het incident
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
[Gedaagde] heeft geconcludeerd voor antwoord, een vordering in reconventie ingesteld en de onbevoegdheid van de rechtbank Oost-Nederland, locatie Almelo, ingeroepen en verwijzing van de zaak naar de pachtkamer van de rechtbank Oost-Nederland, locatie Almelo, gevorderd.
[Eiseres] heeft geantwoord op de exceptie van onbevoegdheid en geconcludeerd tot afwijzing.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd in het incident.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
In de hoofdzaak
1. Bij dagvaarding vordert [eiseres] om [gedaagde] ter zake van de door [eiseres] geleden schade te veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag ter hoogte van € 33.430,05, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Voorts vordert [eiseres] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 3.725,99 aan advocaatkosten alsmede hem te veroordelen in de kosten van deze procedure, de kosten van beslaglegging daaronder begrepen.
2. [Eiseres] stelt daartoe dat zij sinds enige jaren van [gedaagde] een varkensstal pacht. In onderling overleg hebben partijen de pachtprijs met ingang van 1 juli 2011 verlaagd. De kosten voor gas, water en licht zijn niet veranderd. [Eiseres] heeft maandelijks de pacht en de kosten voor gas, water en licht aan [gedaagde] voldaan. Op enig moment heeft [eiseres] [gedaagde] kenbaar gemaakt de pachtovereenkomst te willen beëindigen. Over een concrete datum van beëindiging hebben partijen nog niet gesproken. Op 26 september 2012 was [eiseres] voornemens de varkens, die aanwezig waren in de varkensstal, te ontruimen en af te voeren naar het slachthuis. [Gedaagde] heeft dit (onrechtmatig) verhinderd door het gepachte op slot te doen en aan de feitelijke macht van [eiseres] te onttrekken. Bij brief van
26 september 2012 heeft [eiseres] [gedaagde] formeel in gebreke gesteld en hem gesommeerd om [eiseres] binnen 24 uur toegang te verlenen tot de varkensstal, zodat zij deze kon ontruimen. Een reactie van [gedaagde] bleef uit. Vervolgens heeft [gedaagde] op 1 oktober 2012 de varkens verduisterd, door deze zonder overleg, toestemming of medeweten van [eiseres], aan een derde te verkopen, die de varkens op haar beurt weer heeft verkocht, waarna de varkens zijn afgevoerd naar een slachterij in Duitsland. Door de varkens aan een derde te verkopen, heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. [Gedaagde] heeft immers een ernstige inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [eiseres]. [Gedaagde] heeft hiermee eigenrichting gepleegd, hetgeen een onrechtmatige daad jegens [eiseres] oplevert. Door het onrechtmatig handelen van [gedaagde] heeft [eiseres] schade geleden, die onder meer bestaat uit de waarde die de varkens op 1 oktober 2012 vertegenwoordigden.
In het incident
3. De exceptie van onbevoegdheid is tijdig en op de juiste wijze voorgesteld.
4. [Gedaagde] stelt dat de rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van de vordering van [eiseres]. Daartoe stelt [gedaagde] dat het geschil tussen partijen zich beweegt in de sfeer van het pachtrecht. Er is een geschil ontstaan over de hoogte van de pacht, de beëindiging van de pachtovereenkomst en de (niet-) nakoming van de financiële verplichtingen van [eiseres]. De stellingen van [eiseres] komen er op neer dat [gedaagde] zich als verpachter niet aan de verplichting ex artikel 7:336 van het Burgerlijke wetboek (BW) heeft gehouden, namelijk om [eiseres] als pachter het verpachte, namelijk de stal, ter beschikking te stellen en te laten voor zover dat voor het overeengekomen gebruik noodzakelijk is. Op grond van artikel 1019j van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden alle zaken uit hoofde van een pachtovereenkomst in de zin van artikel 7:311 BW behandeld door de pachtkamer van de rechtbank. De zaak dient derhalve op basis van artikel 1019k Rv naar de bevoegde pachtkamer te worden verwezen.
5. [Eiseres] concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van [gedaagde] in zijn vordering. Daartoe stelt [eiseres] dat haar vordering een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad betreft, aangezien [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op haar eigendomsrecht en eigenrichting heeft gepleegd. [Gedaagde] heeft dit incident enkel opgeworpen omdat [gedaagde] zelf stelt een vordering te hebben uit hoofde van een pachtovereenkomst en de pachtkamer van de rechtbank bij uitsluiting bevoegd is om van deze vordering kennis te nemen.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. In artikel 1019j Rv is bepaald dat zaken betreffende een pachtovereenkomst worden behandeld door de pachtkamer van de rechtbank. Uit artikel 1019q j° 71 lid 2 Rv volgt dat indien een zaak die niet in behandeling is bij de pachtkamer, verder behandeld en beslist moet worden door de pachtkamer, de zaak op verlangen van een van de partijen of ambtshalve wordt verwezen naar de pachtkamer van de rechtbank. Die beoordeling geschiedt sinds de wetswijziging in 2002 aan de hand van een voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil en niet meer uitsluitend aan de hand van de grondslag van de vordering zoals ingesteld (artikel 71 lid 3 Rv).
7. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank strekken de vorderingen van [eiseres] in conventie tot vergoeding van schade als gevolg van een beweerdelijk door [gedaagde] jegens [eiseres] gepleegde onrechtmatige daad. [Eiseres] vordert immers vergoeding van schade ontstaan als gevolg van het maken van een inbreuk op zijn eigendomsrecht, door het zonder diens toestemming verkopen van de aan [eiseres] in eigendom toebehorende varkens. De vordering in conventie is derhalve niet te kwalificeren als een vordering, waarvoor op grond van artikel 1019j Rv de pachtkamer bevoegd is.
8. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat de in reconventie door [gedaagde] ingestelde vorderingen wél op grond van artikel 1019j Rv tot de competentie van de pachtkamer behoren. Kort gezegd vordert [gedaagde] de schriftelijke vastlegging van de pachtovereenkomst en de beëindiging ervan alsmede betaling door [eiseres] van te weinig betaalde pacht en enkele met de pachtovereenkomst samenhangende kostenposten.
9. Ingevolge artikel 1019 l lid 2 Rv, dat het eerste lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing verklaart, dienen alle vorderingen in het geval van objectieve cumulatie, waarvan er tenminste één een vordering als bedoeld in artikel 1019j betreft, door de pachtkamer te worden behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Artikel 1019 l Rv vormt een pendant van artikel 94 lid 2-4 Rv en voorkomt dat een onnodige splitsing optreedt van wat beter samen kan worden beoordeeld (MvT, Kamerstukken II, 30 448, nr. 3, p 37). Uitgangspunt van de wetgever is geweest dat samenhangende vorderingen vanuit een oogpunt van doelmatigheid zo veel mogelijk door één en dezelfde rechter moeten worden behandeld en beslist, waarbij rekening moet worden gehouden met het specialisme van de rechter.
10. Bezien in het licht van dit uitgangspunt is de rechtbank van oordeel dat de vereiste samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie in het onderhavige geval ontbreekt. De enige samenhang die tussen de vorderingen bestaat is dat het gaat om vorderingen tussen dezelfde partijen. De vorderingen in conventie en reconventie staan geheel op zichzelf en een oordeel over de vorderingen in conventie heeft geen gevolgen voor een oordeel over de vorderingen in reconventie en omgekeerd. Bij behandeling van de vorderingen in afzonderlijke procedures dreigen derhalve geen ongewenste effecten als het risico van tegenstrijdige rechterlijke beslissingen en vertraging vanwege het wachten op een oordeel van een andere rechter dat voor de oordeelsvorming van belang is. Voordeel van verwijzing van de conventionele vorderingen naar de pachtkamer, gelegen in de specialistische kennis van de pachtkamer, is evenmin aanwezig, aangezien de conventionele vorderingen geen enkel pachtrechtelijk element bevatten. Van een situatie waarin de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie zich verzet tegen afzonderlijke behandeling is dan ook geen sprake.
11. Uit het vorengaande volgt dat de exceptie van onbevoegdheid ten onrechte is opgeworpen en dat de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring en verwijzing van de zaak waar het betreft de conventionele vorderingen, naar de pachtkamer van de rechtbank afgewezen dient te worden. Waar het betreft de reconventionele vorderingen, wordt de zaak ambtshalve doorverwezen naar de pachtkamer. Met de inwerkingtreding van de Wet HGK is de pachtkamer binnen de rechtbank Oost-Nederland gevestigd in Zwolle.
12. [Gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding te worden veroordeeld.
In de hoofdzaak
13. Gelet op hetgeen is overwogen in het incident zal de rechtbank de hoofdzaak verwijzen naar de rol.
De beslissing
In het incident
De rechtbank:
I. wijst de vordering van [gedaagde] af;
II. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 452,-- aan salaris van de advocaat;
III. verklaart onderdeel II. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In de hoofdzaak
De rechtbank:
IV. verwijst de zaak wat betreft de conventionele vorderingen naar de rol van woensdag
3 april 2013 voor beraad comparitie;
V. verwijst de zaak wat betreft de reconventionele vorderingen, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de rol van dinsdag 16 april 2013 van de pachtkamer van deze rechtbank te Zwolle ter verdere behandeling en beslissing.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen en op 20 maart 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.