ECLI:NL:RBONE:2013:BZ7205

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
848327 - CV EXPL 12-6535
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging overeenkomst van opdracht in de kinderopvang zonder inachtneming van de opzegtermijn

In deze zaak gaat het om de opzegging van een overeenkomst van opdracht tussen Kion Kinderopvang B.V. en een gedaagde partij, die betrekking heeft op de dagopvang van de dochter van de gedaagde. De overeenkomst, die op 2 mei 2011 inging, had een maandelijkse vergoeding van € 774,00 en was aangegaan voor onbepaalde tijd, met een opzegtermijn van één maand. De gedaagde partij heeft de overeenkomst op 3 mei 2012 met onmiddellijke ingang opgezegd, wat leidde tot een geschil over de verschuldigde kosten voor de maand mei 2011. Kion vorderde een bedrag van € 918,05, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat de gedaagde partij de kosten over de maand mei niet had voldaan.

De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat zij op grond van artikel 7:408 BW gerechtigd was de overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. De kantonrechter oordeelde dat dit verweer slaagde, omdat de overeenkomst een overeenkomst van opdracht was in de zin van artikel 7:400 BW. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde partij als consument de overeenkomst had gesloten, waardoor zij niet gebonden was aan de overeengekomen opzegtermijn. Dit werd bevestigd door artikel 7:413 lid 2 BW, dat bepaalt dat van de opzeggingsbevoegdheid niet ten nadele van de consument kan worden afgeweken.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van Kion af en veroordeelde Kion in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. B.J. Engberts op 22 maart 2013, waarbij de rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij niet gehouden was aan de opzegtermijn en dat Kion geen recht had op de gevorderde bedragen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 848327 \ CV EXPL 12-6535 \ BE \ 340 \ be
uitspraak van 22 maart 2013
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap Kion Kinderopvang B.V.
gevestigd te [Nijmegen]
eisende partij
gemachtigde Groenewegen en Partners Amsterdam
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. D.A.J. Coppens
Partijen worden hierna Kion en [gedaagde partij] genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 november 2012 met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2. De feiten
2.1. Kion houdt zich bezig met kinderopvang. Tussen partijen is in februari 2011 een overeenkomst tot stand gekomen inzake de dagopvang van de dochter van [gedaagde partij]. De ingangsdatum van deze overeenkomst was 2 mei 2011 en het maandelijks te betalen bedrag was € 774,00. De overeenkomstwas aangegaan voor onbepaalde tijd. In artikel 12 van de overeenkomst is bepaald dat een opzegtermijn van een maand geldt.
2.2. Na een wendag op 28 april 2011 heeft [gedaagde partij] de overeenkomst op 3 mei 2012 met onmiddellijke ingang opgezegd/ontbonden.
2.3. Kion heeft daarop de kosten over de periode van 2 mei 2011 tot en met 31 mei 2011 ad € 749,60 bij [gedaagde partij] in rekening gebracht. [gedaagde partij] heeft deze rekening niet voldaan. Zij heeft wel een voorstel tegen finale kwijting gedaan. Dit voorstel is afgewezen. [gedaagde partij] heeft een bedrag van € 50,- voldaan.
3. De vordering en het verweer
3.1. Kion vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] zal veroordelen om aan Kion tegen behoorlijk bewijst van kwijting te voldoen € 918,05 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2012 over € 749,60 tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2. Kion beroept zich daartoe op de contractuele opzegtermijn van één maand die met zich mee brengt dat de overeenkomst per 31 mei 2011 is beëindigd. Dit betekent dat [gedaagde partij] over de maand mei nog € 749,60 is verschuldigd. Tevens wordt vertragingsrente en vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten (€ 178,50) gevorderd. Hierop is een deelbetaling van € 50,00 in mindering gebracht.
3.3. [gedaagde partij] voert gemotiveerd verweer waarop hierna nader wordt ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde partij] voert onder meer aan dat zij (op grond van art. 7:408 BW) gerechtigd is de overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen.
4.2. De kantonrechter is van oordeel dat dit verweer slaagt. De tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst is een overeenkomst van opdracht in de zin van art. 7:400 BW. In art. 7:408 lid 1 BW is bepaald dat een opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen. Omdat [gedaagde partij] deze opdracht als ‘consument’ in de zin van art. 7:408 lid 3 BW sloot, kan van deze opzeggingsbevoegdheid niet ten nadele van haar worden afgeweken. Dit blijkt uit art. 7:413 lid 2 BW. Dit betekent dat [gedaagde partij] niet gebonden is aan de overeengekomen opzegtermijn.
4.3. Kion betoogt dat het haar onredelijk voorkomt indien [gedaagde partij] de overeenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn zou kunnen beëindigen. Daarbij wijst zij erop dat zij enige tijd nodig heeft om een nieuwe plaatsing te kunnen realiseren en dat een plaats zonder opzegtermijn enkele weken onbezet zal zijn wat een schadepost is voor Kion.
Dit betoog kan worden beschouwd als een beroep op art. 7:400 lid 2 BW waarin is bepaald dat de art. 7:401 - 412 BW niet van toepassing zijn als iets anders voortvloeit uit de wet, de inhoud of aard van de overeenkomst van opdracht of van een andere rechtshandeling, of de gewoonte.
Uit de tekst en wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 1987/88, 17 896, nr. 3, p. 8) blijkt echter dat dit niet geldt voor het bepaalde in art. 7:408 lid 1 en 3 BW. Hoewel duidelijk is dat opzegging van de overeenkomst zonder inachtneming van een opzegtermijn Kion schade kan berokkenen, brengt haar betoog de kantonrechter daarom niet tot een ander oordeel. Evenmin kan geoordeeld worden dat de in art. 7:408 lid 1 BW neergelegde wettelijke regel niet van toepassing is omdat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (art. 6:2 lid 2 BW). Daarbij is betrokken dat de opdrachtnemer (Kion) op grond van art. 7:411 BW – onder omstandigheden – bij een opzegging van een overeenkomst van opdracht aanspraak kan maken op een vergoeding van loon of een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Ook kan de opdrachtnemer aanspraak maken op onkosten, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen, die voor de opdrachtnemer verbonden waren aan de uitvoering van de opdracht (art. 7:406 lid 1 BW). Hieraan wordt toegevoegd dat de vordering van Kion niet is gebaseerd op deze bepalingen.
4.4. De slotsom is dat de vordering wordt afgewezen. Kion wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. wijst de vordering af;
5.2. veroordeelt Kion in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagde partij] begroot op € 200,- aan salaris voor de gemachtigde;
5.3. verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2013.