ECLI:NL:RBONE:2013:BZ7205
Rechtbank Oost-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opzegging overeenkomst van opdracht in de kinderopvang zonder inachtneming van de opzegtermijn
In deze zaak gaat het om de opzegging van een overeenkomst van opdracht tussen Kion Kinderopvang B.V. en een gedaagde partij, die betrekking heeft op de dagopvang van de dochter van de gedaagde. De overeenkomst, die op 2 mei 2011 inging, had een maandelijkse vergoeding van € 774,00 en was aangegaan voor onbepaalde tijd, met een opzegtermijn van één maand. De gedaagde partij heeft de overeenkomst op 3 mei 2012 met onmiddellijke ingang opgezegd, wat leidde tot een geschil over de verschuldigde kosten voor de maand mei 2011. Kion vorderde een bedrag van € 918,05, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat de gedaagde partij de kosten over de maand mei niet had voldaan.
De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat zij op grond van artikel 7:408 BW gerechtigd was de overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. De kantonrechter oordeelde dat dit verweer slaagde, omdat de overeenkomst een overeenkomst van opdracht was in de zin van artikel 7:400 BW. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde partij als consument de overeenkomst had gesloten, waardoor zij niet gebonden was aan de overeengekomen opzegtermijn. Dit werd bevestigd door artikel 7:413 lid 2 BW, dat bepaalt dat van de opzeggingsbevoegdheid niet ten nadele van de consument kan worden afgeweken.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van Kion af en veroordeelde Kion in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. B.J. Engberts op 22 maart 2013, waarbij de rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij niet gehouden was aan de opzegtermijn en dat Kion geen recht had op de gevorderde bedragen.