ECLI:NL:RBONE:2013:BZ7271

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
237664
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en forumkeuze in civiele procedure tussen Afbouwbegeleider en GEFO Gesellschaft für Oeltransporte mbH

In deze zaak, die voor de Rechtbank Oost-Nederland diende, ging het om een bevoegdheidsincident tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Afbouwbegeleider en de Duitse vennootschap GEFO Gesellschaft für Oeltransporte mbH. De rechtbank moest beoordelen of er een geldige forumkeuze was gemaakt op basis van de EEX-Verordening, specifiek artikel 23, dat de voorwaarden voor een forumkeuze regelt. Eiseres in het incident, Afbouwbegeleider, stelde dat er een forumkeuze was overeengekomen in de afbouwbegeleidingsovereenkomst, maar de rechtbank oordeelde dat deze overeenkomst niet ondertekend was, waardoor de vereisten van artikel 23 lid 1 sub a niet waren vervuld.

De rechtbank overwoog verder dat, hoewel er geen schriftelijke overeenkomst was, er mogelijk een forumkeuze tot stand was gekomen door de gebruikelijke handelwijze tussen partijen, zoals bedoeld in artikel 23 lid 1 sub b. Afbouwbegeleider had twee andere overeenkomsten overgelegd die wel ondertekend waren en dezelfde forumkeuze bevatten. De rechtbank besloot echter dat GEFO nog niet had kunnen reageren op deze nieuwe stukken en verwees de zaak naar de rol om GEFO in de gelegenheid te stellen hierop te reageren.

De beslissing van de rechtbank was dat de zaak op 17 april 2013 weer op de rol zou komen voor akte aan de zijde van GEFO, waarna het partijdebat in het incident in beginsel zou worden beëindigd. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de uiteindelijke uitkomst van het incident nog niet was vastgesteld. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. N.W. Huijgen op 20 maart 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/237664 / HA ZA 12-883
Vonnis in incident van 20 maart 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster in het incident]
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. E.C.G. Klinkhamer te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
GEFO GESELLSCHAFT FÜR OELTRANSPORTE MGH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.W. ten Katen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [verweerster in het incident] en Gefo worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid ex artikel 11 Rv
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten
2.1. In het kader van het incident gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
2.2. Op 15 juli 2011 hebben [verweerster in het incident] en Gefo een managementovereenkomst gesloten, op grond waarvan Gefo maandelijks een managementvergoeding van € 39,666,66 aan [verweerster in het incident] is verschuldigd en daarnaast een maandelijks afzonderlijk door [verweerster in het incident] te factureren succespremie van € 2.500,00. Gefo heeft de facturen van [verweerster in het incident] voor de succespremie van mei 2012 en de managementvergoeding van juni 2012 zonder protest behouden.
2.3. Als bijlage 2 bij de dagvaarding is overgelegd een stuk dat is opgemaakt op briefpapier van [verweerster in het incident] en dat als opschrift draagt: “Overeenkomst”. Het stuk luidt verder onder meer als volgt:
De ondergetekenden:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Scheepvaartonderneming [.] [verweerster in het incident] B.V. […] (hierna te noemen: “Afbouwbegeleider”);
en
2. GEFO Gesellschaft für Oeltransporte mbH […] (hierna te noemen: “Opdrachtgever”);
Afbouwbegeleider en Opdrachtgever, hierna gezamenlijk ook wel te noemen: “Partijen”;
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Opdrachtgever is aan Afbouwbegeleider bij de uitvoering van de Afbouw van het Mts. Charisma […] een prijs van € 30.000,00 (zegge: DERTIGDUIZEND EURO) exclusief btw, hierna te noemen: “de Begeleidingsprijs”, verschuldigd. De Begeleidingsprijs omvat tevens de kosten van de Afbouwbegeleider.
2. De begeleidingsprijs dient door Opdrachtgever in 3 termijnen te worden betaald aan de Afbouwbegeleider. Termijn 1, € 10.000,-- bij ondertekening van deze overeenkomst. Termijn 2, € 10.000,-- bij aankomst van het casco op de afbouwlocatie. Termijn 3, € 10.000,-- voor de oplevering en direct na geslaagde proefvaart. Afbouwbegeleider stuurt hiervoor een factuur aan Opdrachtgever. De begeleidingsprijs is niet vatbaar voor verrekening en/of opschorting.
3. […]
4. De Bemiddelingsovereenkomst wordt beheerst door het Nederlandse recht.
5. Partijen zullen eventuele geschillen zoveel mogelijk op minnelijke wijze proberen op te lossen. Mocht dit niet lukken dan is de bevoegde rechter te Arnhem bevoegd om kennis te nemen van geschillen tussen partijen.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Nijmegen op …………
Afbouwbegeleider Opdrachtgever
…………… ……………
De heer [namens verweerster in het incident] De heer [namens eiseres in het incident]
2.4. De overeenkomst is niet gedateerd en ook niet ondertekend.
2.5. [verweerster in het incident] heeft Gefo herhaaldelijk gesommeerd haar facturen te betalen.
2.6. Gefo heeft een bedrag van € 10.000,00 aan [verweerster in het incident] betaald.
3. Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
3.1. [verweerster in het incident] vordert in de hoofdzaak, samengevat, veroordeling van Gefo tot betaling aan haar van € 61.666,66, vermeerderd met rente, alsmede vergoeding van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente, en veroordeling van Gefo in de proceskosten. Zij legt aan haar vordering ten grondslag dat zij met Gefo een managementovereenkomst en een afbouwbegeleidingsovereenkomst heeft gesloten en dat Gefo haar verplichtingen uit hoofde van beide overeenkomsten niet nakomt door ondanks sommatie de facturen van Gefo onbetaald te laten. [verweerster in het incident] vordert nakoming, bestaande uit betaling.
3.2. [verweerster in het incident] stelt zich in de dagvaarding op het standpunt dat de rechtbank Arnhem – die per 1 januari 2013 is opgegaan in de rechtbank Oost-Nederland – bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, gelet op het forumkeuzebeding dat is opgenomen in de afbouwbegeleidingsovereenkomst (zie hierboven onder 2.3).
3.3. Gefo heeft nog niet geantwoord in de hoofdzaak. Zij vordert voor alle weren dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Daartoe voert zij aan dat geen sprake is van een geldige forumkeuze, nu de afbouwbegeleidingsovereenkomst – waarop [verweerster in het incident] de bevoegdheid van deze rechtbank baseert – niet door partijen is ondertekend en partijen geen wilsovereenstemming hebben bereikt ten aanzien van het forumkeuzebeding.
3.4. [verweerster in het incident] voert verweer in het incident.
3.5. In het navolgende zal de rechtbank, voor zover van belang, nader ingaan op de stellingen van partijen.
4. De beoordeling in het incident
4.1. Nu beide partijen zijn gevestigd in landen die partij zijn bij de Europese Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de EEX-Verordening), moet de vraag naar de bevoegdheid van de rechtbank worden beantwoord aan de hand van die Verordening. Partijen zijn het daarover ook eens. Zij zijn het er verder over eens dat artikel 23 van de EEX-Verordening van toepassing is op de vragen of het forumkeuzebeding in de afbouwbegeleidingsovereenkomst aan de vereisten van een geldig forumkeuzebeding voldoet en of dit leidt tot de bevoegdheid van deze rechtbank.
4.2. Artikel 23 van de EEX-Verordening bepaalt dat, wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dit gerecht bevoegd is of de gerechten van die lidstaat bevoegd zijn. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten bij een schriftelijke overeenkomst (artikel 23 lid 1 sub a), dan wel in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden (artikel 23 lid 1 sub b), dan wel, kort gezegd, in een vorm die in de internationale handelspraktijk gebruikelijk is (artikel 23 lid 1 sub c).
Een geldige forumkeuze als bedoeld in deze bepaling maakt de aldus aangewezen rechter, behoudens afwijkend beding, exclusief bevoegd en prevaleert boven de bevoegdheidsregels in de artikelen 2 en 5 van de EEX-Verordening.
4.3. In deze zaak is niet voldaan aan de vormvereisten van artikel 23 lid 1 sub a van de EEX-Verordening. [verweerster in het incident] beroept zich weliswaar op de onder 2.3 genoemde afbouwbegeleidingsovereenkomst, maar deze is door geen van beide partijen ondertekend. Dit brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat de gestelde forumkeuze is overeengekomen in een schriftelijke overeenkomst of in een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst in de zin van artikel 23 lid 1 sub a van de EEX-Verordening. Het enkele feit dat Gefo in verband met de afbouwbegeleidingsovereenkomst € 10.000,00 aan [verweerster in het incident] heeft betaald maakt dit niet anders.
4.4. Bij haar incidentele conclusie van antwoord heeft [verweerster in het incident] twee andere afbouwbegeleidingsovereenkomsten in het geding gebracht: één met betrekking tot het Mts. Meiro en één met betrekking tot het Mts. Grete-Marie. Deze beide overeenkomsten hebben dezelfde partijen en bevatten hetzelfde forumkeuzebeding als de afbouwovereenkomst waarover het in deze zaak gaat en zij zijn bovendien door beide partijen ondertekend. Dit zou kunnen leiden tot de conclusie dat zich hier de situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 23 lid 1 sub b van de EEX-Verordening, namelijk dat de forumkeuze tot stand is gekomen door de handelwijze die tussen partijen gebruikelijk is geworden.
4.5. Omdat Gefo echter nog niet heeft kunnen reageren op deze stukken en de mogelijk daaraan te verbinden conclusie, zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen om Gefo in de gelegenheid te stellen dit alsnog bij akte te doen.
4.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 april 2013 voor akte aan de zijde van Gefo over hetgeen is vermeld onder 4.5, waarna het partijdebat in het incident in beginsel zal zijn beëindigd,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.
Coll.: JC