ECLI:NL:RBONE:2013:BZ8189

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
240902
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in faillissementszaak

Op 19 maart 2013 heeft de Rechtbank Oost-Nederland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van Saas Concepts B.V. tegen mr. M.A.M. [de rechter], die betrokken was bij de behandeling van een verzoek tot faillietverklaring. Het wrakingsverzoek werd ingediend nadat de mondelinge behandeling was gesloten, maar voordat de einduitspraak was gedaan. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tijdig was ingediend, aangezien het onderzoek ter zitting nog niet was afgesloten. De verzoekster stelde dat de rechter haar niet serieus nam en bepaalde bewijsstukken niet wilde inzien, wat leidde tot de conclusie dat de rechter niet onpartijdig kon zijn. De wrakingskamer verwierp deze argumenten en oordeelde dat de rechter in zijn motivering de term 'ongeloofwaardig' mocht gebruiken, wat niet automatisch duidt op vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De enkele stelling van verzoekster dat zij niet serieus werd genomen, was onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat het wrakingsverzoek ongegrond was en wees het af. De beschikking werd openbaar uitgesproken en de motivering werd op schrift gesteld op 21 maart 2013.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Wrakingskamer
Zaaknummer: 240902 / HA RK 13-68
Beschikking van 19 maart 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SAAS CONCEPTS B.V.
gevestigd te Arnhem,
verzoekster tot wraking,
gemachtigde [...],
en
[de rechter],
in zijn hoedanigheid van rechter in de rechtbank Oost-Nederland, team Toezicht, in de zaak tussen de heren [A] en [B] (hierna: [A] en [B]) en Saas Concepts B.V. met zaaknummer 240366 / FT RK 13-283.
1. De procedure
1.1. Nadat op 19 maart 2013 het onderzoek ter zitting inzake het verzoek van [A] en [B] tot faillietverklaring van Saas Concepts B.V. was gesloten en mr. [de rechter] bezig was met het motiveren van de uitspraak, heeft [de gemachtigde] in zijn hoedanigheid van middellijk aandeelhouder van Saas Concepts B.V. een verzoek tot wraking gedaan van mr. M.A.M. [de rechter]. Saas Concepts B.V. wordt hierna aangeduid als verzoekster.
1.2. Daarop is de zitting geschorst totdat op het verzoek tot wraking is beslist. Mr. [de rechter] heeft niet in de wraking berust. Hij heeft aangegeven zijn standpunt ter zitting toe te lichten.
1.3. Op 19 maart 2013 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking
plaatsgevonden. Namens verzoekster zijn verschenen de heren [twee bestuurders van verzoekster], bestuurder van Saas Concepts, die het verzoek mondeling hebben toegelicht. Voorts is mr. [de rechter] verschenen. Hij heeft verweer gevoerd. Ten slotte zijn verschenen [A] en [B], bijgestaan door hun advocaat mr. M.C.E. Eikenboom, advocaat te Rotterdam. Laatstgenoemde heeft haar zienswijze op het wrakingsverzoek gegeven.
1.4. Na de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer
het onderzoek ter zitting gesloten en mondeling uitspraak gedaan. Het verzoek tot wraking is afgewezen. Hierna volgt de motivering van deze beslissing.
2. Het wrakingsverzoek
2.1. Verzoekster heeft kort gezegd het volgende aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek tot faillietverklaring van Saas Concepts is verzoekster niet serieus genomen door mr. [de rechter]. Hij ging volledig voorbij aan allerlei bewijsstukken waarop verzoekster een beroep deed. Mr. [de rechter] wilde deze bewijsstukken niet inzien en daarmee heeft verzoekster niet de mogelijkheid gekregen om deze bewijsstukken in te dienen. In dit verband heeft mr. [de rechter] tijdens het motiveren van de uitspraak ook de term “ongeloofwaardig” gebruikt. Verzoekster is aldus in feite voor leugenaar uitgemaakt. Bovendien, zo stelt verzoekster, was er sprake van een zeer onprettige situatie tijdens de mondelinge behandeling. Verzoekster stelt dat een en ander bij haar ertoe heeft geleid dat mr. [de rechter] niet als onpartijdig kan worden aangemerkt.
2.2. Het verweer van mr. [de rechter] en de zienswijze van mr. Eikenboom worden hierna
voor zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1. Zowel mr. [de rechter] als mr. Eikenboom heeft aangevoerd dat het wrakingsverzoek te laat is gedaan. Het onderzoek ter zitting was al gesloten. Op het moment dat mr. [de rechter] bezig was met het motiveren van de uitspraak werd hij door [de gemachtigde] meerdere malen onderbroken en uiteindelijk ook gewraakt.
3.2. De wrakingskamer verwerpt dit verweer. Een wrakingsverzoek moet zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Dat is in dit geval gebeurd. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is namelijk komen vast te staan dat mr. [de rechter] het onderzoek ter zitting had gesloten en was begonnen met het motiveren van de uitspraak, maar hij had het faillissement van Saas Concepts B.V. nog niet uitgesproken. In een zaak als hier aan de orde, waarin het gaat om een verzoek tot faillietverklaring, is dat het moment waarop de zaak door het wijzen van een einduitspraak eindigt. Verzoekster is derhalve ontvankelijk in haar wrakingsverzoek.
3.3. Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief is gerechtvaardigd. Uit de artikelen 36 en 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief kan worden afgeleid dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.4. Voor zover het wrakingsverzoek zich richt tegen het oordeel van mr. [de rechter] om geen kennis te nemen van het stuk van het UWV waaruit met het UWV gemaakte afspraken zouden volgen, is dit verzoek ongegrond. Vast is komen te staan dat verzoekster het betreffende stuk eerst aan mr. [de rechter] heeft aangeboden -feitelijk ermee heeft ‘gewapperd’- nadat het onderzoek ter zitting was gesloten en mr. [de rechter] bezig was met het motiveren van de uitspraak. Dat is te laat. Het had op de weg van verzoekster gelegen om dit stuk eerder in het geding te brengen. Dit geldt te meer nu zij andere stukken kennelijk wel in een eerder stadium heeft overgelegd.
3.5. Verzoekster stelt verder dat mr. [de rechter] bepaalde bewijsstukken niet wilde inzien en dat hij in dat verband tijdens het motiveren van de uitspraak de term “ongeloofwaardig” heeft gebezigd. Volgens verzoekster is zij daarmee in feite voor leugenaar uitgemaakt. Naar het oordeel van de wrakingskamer levert dit evenwel geen concrete aanwijzing op voor het oordeel dat mr. [de rechter] jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees van verzoekster daarvoor objectief is gerechtvaardigd. Vast staat dat mr. [de rechter] de term “ongeloofwaardig”, dan wel de term “niet geheel geloofwaardig” bezigde tijdens het motiveren van de uitspraak. Een aspect daarvan is het waarderen van de stellingen van partijen en de door hen in het geding gebrachte stukken. Om aan te geven waarom zijn oordeel in het voordeel of nadeel van een partij uitvalt, is het op zichzelf toegestaan dat een rechter zich in dat verband, dus bij het formuleren van de uitspraak, bedient van een term als “ongeloofwaardig” of woorden van gelijke strekking.
3.6. Voorts is de wrakingskamer van oordeel dat de enkele stelling van verzoekster, dat zij tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek tot faillietverklaring van Saas Concepts B.V. niet serieus is genomen door mr. [de rechter] en dat er sprake was van een zeer onprettige situatie, zonder nadere toelichting die ontbreekt, onvoldoende is om tot het oordeel te kunnen komen dat mr. [de rechter] vooringenomen is of dat de vrees van verzoekster hiertoe objectief gerechtvaardigd is.
3.7. Ten slotte overweegt de wrakingskamer dat de omstandigheid dat mr. [de rechter] wellicht een fout heeft gemaakt bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak zich niet leent voor een oordeel door de wrakingskamer. Een dergelijke omstandigheid kan slechts in hoger beroep aan de orde worden gesteld.
3.8. Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.J. Wiegman (voorzitter), G.H.W. Bodt en L.B.M. Klein Tank en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren uitgesproken op 19 maart 2013. De motivering is op schrift gesteld op 21 maart 2013.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.