ECLI:NL:RBONE:2013:CA2778

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/1159
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C. Quak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex. art. 591a Sv na beëindiging van strafzaak zonder straf of maatregel

In deze zaak heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Oost-Nederland op 13 februari 2013 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, woonachtig te Amsterdam en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P. de With, verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand die hij had gemaakt in verband met een strafzaak die was geëindigd in een sepot. De officier van justitie had zich op het standpunt gesteld dat de opgevoerde rechtsbijstandskosten bovenmatig waren en dat er geen wettelijke basis was voor een rentevergoeding.

De raadkamer oordeelde dat de verzoeker zelf, niet-verschuldigbaar, mede de oorzaak was van de tegen hem ontstane verdenking. Dit was te wijten aan zijn handelen in de vastgoedwereld, wat had geleid tot een verdenking van witwassen. De raadkamer concludeerde dat het niet billijk was om de volledige kosten van rechtsbijstand te vergoeden, gezien de rol van verzoeker in het ontstaan van de verdenking. De gedeclareerde werkzaamheden werden als onvoldoende gespecificeerd beoordeeld, wat leidde tot de conclusie dat de kosten niet in verhouding stonden tot de aard van de zaak.

Uiteindelijk werd aan verzoeker een schadevergoeding van € 2.550,- toegekend, bestaande uit € 2.000,- voor rechtsbijstand en € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift. De raadkamer benadrukte dat de zaak niet als complex werd beschouwd en dat de kosten van rechtsbijstand in dit geval niet gerechtvaardigd waren. De beslissing werd genomen door rechter P.C. Quak, in aanwezigheid van griffier M.B. Wichman, en uitgesproken in openbare raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Sector strafrecht
Parketnummer : 05/980518-12
Rechtbanknummer : 12/1159
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer naar aanleiding van het op 8 november 2012 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift tot schadevergoeding krachtens artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, van:
naam : [verzoeker], hierna te noemen: verzoeker,
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
woonplaats kiezende te Amsterdam aan de Jacob Obrechtstraat 70 (postbus 75195, 1070 AD) ten kantore van zijn advocaat mr. P. de With.
De behandeling in raadkamer
Het verzoekschrift is op 30 januari 2013 in openbare raadkamer behandeld.
Aldaar is verzoeker verschenen, bijgestaan door mr. J.M. Sitsen, advocaat, optredend namens mr. P. de With voornoemd.
Als officier van justitie is mr. R. Leuven opgetreden.
De standpunten
Het verzoekschrift strekt tot vergoeding van de door verzoeker gemaakte kosten dan wel geleden schade tot een bedrag van:
- € 20.538,53, ter zake van kosten van rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande op het moment van betaling tot de dag der voldoening; en
- € 2.500,- (inclusief BTW), ter zake van kosten van rechtsbijstand ten behoeve van het indienen van het onderhavige verzoekschrift.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie d.d. 21 december 2012.
Het verzoekschrift is toegelicht door verzoeker naar aanleiding van vragen van de raadkamer en door de advocaat aan de hand van een pleitnota.
De beoordeling
Naast genoemd verzoekschrift en conclusie heeft de raadkamer kennis genomen van:
- een brief d.d. 29 augustus 2012 (volgens stempel) van de officier van justitie bij het Functioneel Parket te Zwolle;
- een kennisgeving sepot (code 02) van de officier van justitie, d.d. 30 augustus 2012;
- een tweede kennisgeving sepot (code 01) van de officier van justitie, d.d. 30 oktober 2012.
De raadkamer constateert dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts overweegt de raadkamer ten aanzien van de inhoud van het verzoekschrift als volgt.
A. Kosten rechtsbijstand
Door verzoeker wordt verzocht om een vergoeding wegens rechtsbijstandskosten van
€ 20.538,53 (honorarium, inclusief kantoorkosten, reiskosten en BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van voldoening van de declaraties. De uren die door verzoeker's raadslieden aan het dossier zijn besteed, zijn nader gespecificeerd in de bij het verzoekschrift gevoegde declaraties en urenspecificaties.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgevoerde rechtsbijstandskosten bovenmatig zijn en dat enige vergoeding daarvan dient te worden gematigd. Voorts stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er geen wettelijke basis bestaat voor toekenning van een rentevergoeding.
a. gronden van billijkheid
Bij verzoeken tot schadevergoeding als het onderhavige heeft de raadkamer - binnen de kaders van de desbetreffende wetgeving - te onderzoeken of en in hoeverre tot vergoeding van schade, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ter beantwoording van de vraag of gronden van billijkheid aanwezig zijn om tot vergoeding over te gaan, dient derhalve niet alleen in de beschouwing te worden betrokken hetgeen aan kosten wordt opgevoerd, maar ook de omvang van 'de zaak', de aard van de verrichte rechtsbijstandswerkzaamheden, de aard en totstandkoming van de verdenking, alsmede de wijze waarop 'de zaak' is geëindigd.
b. de ontstane verdenking
Nu het in de onderhavige zaak gaat om een zaak die niet voor de strafrechter is gebracht, doch is geëindigd in een sepot en in omvang lijkt te zijn beperkt tot een aanhouding, verhoor en kortdurende inverzekeringstelling, zal de raadkamer allereerst stilstaan bij de vraag hoe de verdenking tot stand is gekomen.
Tijdens de behandeling in raadkamer heeft verzoeker toegelicht dat in 2003 een aanbod is gedaan aan [vriend verzoeker], een vriend van verzoeker, om onroerend goed tegen een gunstige prijs te kopen. Verzoeker heeft, omdat hij architect is, die [vriend verzoeker] daarbij geadviseerd. Samen hebben zij afgesproken dat [vriend verzoeker] het onroerend goed tegen die gunstige prijs zou aankopen en dat deze het onroerend goed diezelfde dag met een winst van € 25.000 zou doorverkopen aan verzoeker. Korte tijd later heeft verzoeker het onroerend goed zelf ook weer doorverkocht met winst. Verzoeker heeft verklaard dat hij op grond hiervan door de FIOD is verdacht van witwassen. Deze verdenking betreft de strafzaak, waarop het verzoekschrift betrekking heeft. Verzoeker heeft verklaard het achteraf dom te vinden dat hij toen voor de snelle winst is gegaan. Het dossier bedroeg naar zijn zeggen één dikke ordner, waarvan slechts enkele pagina’s op hem en [vriend verzoeker] betrekking hadden.
De advocaat heeft hier nog aan toegevoegd dat de verdenking, behalve op witwassen, ook betrekking zou hebben op oplichting (van laatstbedoelde koper, naar de raadkamer begrijpt).
De raadkamer is allereerst van oordeel dat verzoeker bij de opsporingsautoriteiten door zijn eigen, hierboven omschreven, handelen een niet onbegrijpelijke verdenking jegens zichzelf heeft doen ontstaan. Immers, het is een feit van algemene bekendheid dat onroerend goed niet tweemaal op één dag pleegt te worden verkocht, althans niet door personen die niet gerekend kunnen worden tot professionele vastgoedhandelaren. Dergelijke praktijken passen naar hun uiterlijke verschijningsvorm in een beeld van frauduleus handelen. Zeker verzoeker moet naar het oordeel van de raadkamer hiervan weet hebben gehad, omdat hij als architect nu eenmaal bekend mag worden verondersteld met de vastgoedwereld.
Ook de officier van justitie schrijft in zijn brief d.d. 29 augustus 2012 (volgens stempel), waarin hij de sepotbeslissing met code 02 toelicht, dat naar zijn oordeel sprake is van ‘uiterst laakbaar handelen’ door verzoeker.
De raadkamer is dan ook van oordeel dat verzoeker zelf, niet-verschuldigbaar, mede de oorzaak is van de tegen hem ontstane verdenking. Onder die omstandigheden acht de raadkamer het niet billijk aan verzoeker een schadevergoeding van staatswege toe te kennen voor alle door hem gemaakte kosten, die kennelijk zijn gemoeid met zijn uitleg aan FIOD en OM - achteraf - dat verzoeker, ondanks de schijn die hij zelf in het leven heeft geroepen, geen strafbare bedoelingen heeft gehad.
De raadkamer zal om die reden de hierna nader vast te stellen vergoeding - op gemelde gronden van billijkheid - halveren.
c. de gedeclareerde werkzaamheden voor rechtsbijstand
Bij het onderzoek naar de vraag of gronden van billijkheid aanwezig zijn om tot vergoeding van rechtsbijstandskosten over te gaan, dient voorts de vraag te worden beantwoord of de verrichte rechtsbijstandswerkzaamheden - mede gelet op de inhoud en omvang van het dossier, alsmede de beschrijving van die werkzaamheden - redelijkerwijs nodig zijn geweest voor de behandeling van 'de zaak' waarop het verzoek betrekking heeft. Indien en voorzover naar het oordeel van de raadkamer werkzaamheden onnodig zijn verricht of niet zijn verricht ten behoeve van 'de zaak', kan hiervan in beginsel het gevolg zijn dat geen gronden van billijkheid tot toekenning van een vergoeding worden aangenomen.
In de onderhavige zaak is de raadkamer van oordeel dat de overgelegde urenspecificaties vragen oproept. Immers, 'de zaak' is geëindigd in een sepot en lijkt zich te hebben beperkt tot aanhouding, verhoor en een kortdurende inverzekeringstelling van verzoeker.
Verzoeker heeft zelf verklaard dat sprake was van één dikke ordner, waarin slechts enkele pagina’s aan de rol van hem en [vriend verzoeker] zijn besteed. En in dat licht bezien komt een vergoeding van ruim € 20.000,- op het eerste gezicht als bovenmatig voor.
Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de advocaat namens verzoeker uitvoerig toegelicht dat deze zaak een complexe materie betrof, die grote deskundigheid en veel tijd heeft vereist.
De raadkamer vermag echter niet in te zien wat aan de hierboven geschetste feiten dermate complex is, dat de desbetreffende strafzaak aan rechtsbijstandswerkzaamheden zoveel kosten heeft gevergd. In raadkamer is ook niet aannemelijk gemaakt dat dit anders zou zijn.
Bovendien is de raadkamer van oordeel dat de gedeclareerde werkzaamheden in uitermate algemene bewoordingen zijn verantwoord. Verantwoordingen als "diverse werkzaamheden", “corr. met derden" of "tel. met derden", geven onvoldoende inzicht in de aard van de feitelijk verrichte werkzaamheden, zoals nodig voor de beantwoording van de vraag of, waarom en in hoeverre de gedeclareerde werkzaamheden zijn verricht in het kader van deze strafzaak. De urenspecificaties bieden de raadkamer dan ook onvoldoende inzicht en houvast voor het vaststellen van een billijke schadevergoeding.
Gelet op het vorenstaande zal de raadkamer een schatting moeten maken of en zo ja, in hoeverre in het kader van de onderhavige strafzaak kosten wegens rechtsbijstand zijn gemaakt, die voor vergoeding in aanmerking komen.
De onderhavige zaak komt de raadkamer niet voor als een complexe strafzaak. Verzoeker heeft daartoe een advocaat in de arm genomen die een specialistisch uurtarief hanteert. De raadkamer zal deze keuze respecteren.
De raadkamer zal aldus uitgaan van een relatief eenvoudige strafzaak, waarbij de rechtskundige bijstand vooral heeft bestaan in:
• bijstand van verzoeker, tijdens en na het verhoor en inverzekeringstelling (waaronder begrepen lezen en bespreken van het dossier);
• uitleg verschaffen aan de opsporingsdiensten en aan het Openbaar Ministerie betreffende de intenties van verzoeker;
• verkrijgen van een andere categorie sepot, te weten sepotcode 01 in plaats van sepotcode 02.
Wat betreft dit laatste punt, de sepotwijziging, is de raadkamer van oordeel dat dit buiten het bestek van de schadevergoeding krachtens artikel 591a Sv valt. De raadkamer gaat er van uit dat 'de zaak' is geëindigd met de sepotbeslissing d.d. 30 augustus 2012. Kosten die daarna zijn gemaakt, vallen ook buiten het bestek van artikel 591a Sv.
Voor toekenning van wettelijke rente biedt artikel 591a Sv geen grond. De raadkamer zal dit onderdeel van het verzoek dan ook geheel afwijzen.
Gelet op het vorenstaande acht de raadkamer voor de aan het verzoek tot schadevergoeding ten grondslag liggende strafzaak een totaalbedrag (inclusief wachttijd, reistijd, reiskosten, kantoorkosten en BTW) wegens rechtskundige bijstand ad € 4.000,- billijk.
Zoals hiervoor onder b. overwogen, zal de raadkamer bij de aan verzoeker toe te kennen schadevergoeding rekening houden met de rol van verzoeker bij het ontstaan van de verdenking, en om die reden een halvering toepassen.
Aldus acht de raadkamer gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker wegens verleende rechtsbijstand in de strafzaak een schadevergoeding toe te kennen ad € 2.000,- (zegge: tweeduizend euro).
B. Kosten verzoekschrift
De raadkamer is van oordeel dat, gelet op de gebruikelijke vergoeding inzake verzoekschriften ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift een bedrag van € 550,00 (inclusief 21% B.T.W.) kan worden toegewezen.
Niet aannemelijk is gemaakt waarom in dit specifieke geval van de gebruikelijke vergoeding zou moeten worden afgeweken. De raadkamer merkt hierover ten overvloede nog op dat het niet zo kan zijn dat een hogere dan gebruikelijke vergoeding wordt verlangd in geval een op zichzelf tamelijk eenvoudige procedure nodeloos omvangrijk wordt gemaakt.
De raadkamer zal daarom beslissen als hierna te melden en neemt daarbij de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.
De beslissing
Kent toe aan verzoeker voornoemd een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van
€ 2.550,- (zegge tweeduizendvijfhonderdenvijftig euro).
Gelast de griffier van de rechtbank om aan verzoeker voornoemd uit te betalen het bedrag van € 2.550,- (zegge tweeduizendvijfhonderdenvijftig euro).
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking, nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan door overmaking op rekeningnummer [X]
Aldus gegeven in raadkamer door mr. P.C. Quak, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, als griffier,
en uitgesproken in openbare raadkamer van 13 februari 2013.