ECLI:NL:RBOVE:2013:1436

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
C/08/139781 / KG ZA 13-200
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van inboedelgoederen in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 juli 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde. Eiseres vorderde de afgifte van een aantal inboedelgoederen of, indien afgifte niet mogelijk was, een schadevergoeding ter waarde van die goederen. De partijen hebben van 1 mei 2011 tot juni 2012 samengewoond in de woning van gedaagde, maar hun relatie is in juni 2012 beëindigd zonder dat er afspraken zijn gemaakt over de eigendom van de inboedelgoederen. Tijdens de zitting op 9 juli 2013 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, maar een vergelijk bleek niet mogelijk. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres gedeeltelijk toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 489,00 aan eiseres. De vordering tot afgifte van de vaatwasser werd afgewezen, omdat gedaagde als eigenaar werd aangemerkt op basis van een kwitantie. Voor de overige goederen, zoals bureaus en een dressoir, werd vastgesteld dat deze mede-eigendom waren, maar gedaagde moest een bedrag van € 400,00 betalen om de volledige eigendom te verkrijgen. De vordering tot afgifte van de lamp werd toegewezen, maar de vordering tot afgifte van het laminaat werd afgewezen. De kosten van het geding werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/139781 / KG ZA 13-200
datum vonnis: 11 juli 2013 (ib)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. C.J. Looijen te Zetten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde],

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft gesteld en gevorderd zoals staat te lezen in de inleidende dagvaarding.
1.2.
De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2013. Bij die gelegenheid zijn verschenen [eiseres] met haar advocaat mr C.J.Looijen evenals [gedaagde] in persoon. Partijen hebben bij die gelegenheid hun standpunten toegelicht. Na verder debat
- waarbij bleek dat een vergelijk niet tot de mogelijkheden behoorde - is vonnis gevraagd.
1.3.
De uitspraak is bij vervroeging bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben samengewoond van 1 mei 2011 tot juni 2012, en wel in de in eigendom aan [gedaagde] toebehorende woning. Hun relatie is per laatst genoemde datum (definitief) op de klippen gelopen. Partijen hebben geen samenlevingscontract opgesteld. Ook anderszins hebben partijen geen afspraken aan het papier toevertrouwd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert om [gedaagde] te veroordelen tot de afgifte van een aantal in de dagvaarding aangeduide inboedelgoederen dan wel om [gedaagde] te veroordelen om die goederen aan haar “te vergoeden”. Een en ander op de wijze zoals dat is aangeduid in het slot van de dagvaarding.
3.2.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
3.3.
De standpunten van partijen worden hierna bij de beoordeling nader verduidelijkt.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter zal hierna elk item afzonderlijk beoordelen.
De vaatwasser
4.2.
Deze (niet-inbouw) vaatwasser bevindt zich naar zeggen van [gedaagde] nog steeds in diens woning en wordt door hem gebruikt. Door [eiseres] is aangevoerd dat deze vaatwasser bij Mediamarkt is gekocht met geld dat zij daartoe van haar ouders heeft verkregen. Door [gedaagde] is aangevoerd dat de vaatwasser door hem is gekocht en dat hij het is geweest die daarvoor heeft betaald. De betreffende door [eiseres] in het geding gebrachte kwitantie ten bedrage van € 373,50 staat daarom ook op zijn naam.
4.3.
Door [eiseres] is geen steun in het geding gebracht voor haar stelling dat zij voor de aanschaf van deze vaatwasser geld ter beschikking heeft gekregen van haar ouders en/of dat zij deze koopsom heeft betaald. Voorshands oordelend wordt dan ook doorslaggevende betekenis gehecht aan de betreffende in het geding gebrachte kwitantie waaruit dus blijkt dat aan [gedaagde] kwijting is verleend voor de betaling voor deze vaatwasser. Dit brengt mee dat in het kader van deze voorlopige voorziening (met nu eenmaal zeer beperkte mogelijkheden tot waarheidsvinding), het er voor moet worden gehouden dat niet [eiseres] maar [gedaagde] eigenaar is geworden van deze vaatwasser. Dit ook nu gesteld noch gebleken is dat partijen meteen of later over de (mede)eigendom van deze vaatwasser specifieke afspraken hebben gemaakt. De vordering tot afgifte van de vaatwasser of tot vergoeding van de waarde daarvan zal dan ook worden afgewezen.
Twee bureaus, dressoir, eettafel met vier stoelen en een TV-meubel
4.6.
Voor wat betreft de twee bureaus, het dressoir, de eettafel met vier stoelen en het
TV-meubel staat tussen partijen vast dat die goederen in maart 2012 bij Leen Bakker zijn aangeschaft en dat die goederen zich nog steeds bevinden in de woning van [gedaagde]. Dit laatste met uitzondering van 1 bureau dat [eiseres] mee heeft genomen bij haar vertrek uit de woning. Verder is tussen partijen niet in geschil dat [gedaagde] een bedrag van € 600,- aan [eiseres] heeft betaald voor de aanschaf van deze goederen.
4.7.
Door [eiseres] is aangevoerd dat deze aankopen gelijktijdig bij Leen Bakker zijn gedaan voor in totaal € 1.150,-. Dit totaalbedrag is naar zeggen van [eiseres] betaald/gepind van haar ING rekening, en wel op de wijze dat op 6 maart 2012 door haar
€ 500,- is aanbetaald en dat door haar op 20 maart 2012 het restant ad € 650,- is voldaan. Ter onderbouwing heeft [eiseres] bankafboekingen van genoemde pinbetalingen in het geding gebracht waaruit blijkt dat de genoemde bedragen op de genoemde data van haar ING rekening zijn afgeboekt, steeds via een betaalautomaat/pastransactie bij “Leen Bakker Fil. 035/Hengelo OV”.
4.8.
De voorzieningenrechter constateert dat de door [eiseres] geschetste voorstelling van zaken als zodanig niet adequaat is weersproken door [gedaagde], zodat de voorzieningenrechter van de juistheid daarvan voorshands uit zal gaan. Dit betekent dat deze goederen mede-eigendom zijn geworden van partijen. Door [gedaagde] is aangevoerd dat hij deze goederen nodig heeft “ter stoffering” van zijn woning, en dat hij daarom geen afstand wil doen van (een deel van) die goederen. Het standpunt van [eiseres] zoals dat ter zitting nader is toegelicht, moet aldus worden begrepen dat zij zich in die aanpak kan vinden, mits haar de waarde van die goederen wordt toegekend.
4.9.
De voorzieningenrechter is bij deze stand van zaken - en vooruitlopend op een mogelijk daartoe strekkende beslissing van de bodemrechter - van oordeel dat dit onderdeel van het geschil het hoofd moet worden geboden door de oplossing dat de gehele eigendom van die goederen toekomt aan [gedaagde] na betaling door [gedaagde] aan [eiseres] van
€ 550,- (het totaalbedrag van € 1.150,- minus voormelde betaling van [gedaagde] van 600,-) minus de waarde van het zich bij [eiseres] bevindende bureau dat door de voorzieningenrechter op basis van wat daarover is gezegd ter zitting, voorshands wordt bepaald op € 150,-. Aldus resteert een betalingsverplichting van [gedaagde] van € 400,-.
4.10.
Er is geen reden om daarop een korting toe te passen nu het recent verkregen nieuwe goederen betreft. Toewijzing van wettelijke rente daarover is niet gevorderd. De desbetreffende vordering van [eiseres] tot afgifte van de hier aan de orde zijnde goederen zal dus worden afgewezen.
De lamp
4.11.
Tussen partijen staat genoegzaam vast dat deze lamp (boven de eetkamertafel) in eigendom toebehoort aan [eiseres] en dat deze lamp recent door een ongelukje voor risico van [gedaagde] kapot is gegaan. Afgifte daarvan aan [eiseres] heeft geen zin meer. Door [gedaagde] is aangeboden om aan [eiseres] te betalen de aanschafwaarde zijnde
€ 89,-. Door [eiseres] is tegen die aanpak geen bezwaar meer geuit. Reden om ten gunste van [eiseres] dat bedrag toe te wijzen en de desbetreffende vordering tot afgifte af te wijzen. Na betaling van dat bedrag kan [gedaagde] zich dus eigenaar noemen van de lamp.
Laminaat
4.12.
Vast staat dat het hier aan de orde zijnde (click)laminaat is gelegd in de woonkamer van de woning van [gedaagde]. Door [eiseres] is aangevoerd dat dat laminaat op 9 februari 2012 is aangeschaft bij De Gamma te Hengelo met geld dat van haar afkomstig is, te weten door een pinbetaling van die datum van € 323,46 ten laste van haar ING rekening, van welke afboeking een afschrift is geproduceerd. Door [gedaagde] is aangevoerd dat niet vast staat dat toen laminaat is gekocht en dat het [eiseres] is geweest die voor het laminaat heeft betaald. Naar zeggen van [gedaagde] staat hem juist bij dat hij het is geweest die hiervoor heeft betaald. Het laminaat is gelegd en laat zich niet verwijderen. [gedaagde] wenst het gelegde laminaat te behouden.
4.13.
De voorzieningrechter stelt vast dat noch door [eiseres] noch door [gedaagde] een bon van de Gamma is geproduceerd waarop staat vermeld dat toen voor dat bedrag laminaat is gekocht. Aldus is niet te toetsen of de meergenoemde afboeking inderdaad betrekking heeft op de aanschaf van het hier aan de orde zijnde laminaat.
4.14.
De stellingname van [eiseres] komt de voorzieningenrechter voorshands oordelend dan ook onvolledig voor. Dit is reden voor de voorzieningenrechter om de betreffende vordering tot afgifte van dit laminaat af te wijzen evenals de betreffende betalingsvordering.
De slotsom
4.15.
De slotsom luidt dan ook dat in na te melden zin moet worden beslist. Nu partijen over een weer in het gelijk zijn gesteld zal de voorzieningenrechter de kosten van dit geding compenseren op na te melden wijze.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
I. Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen € 489,00.
II. Verklaart deze betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
III. Compenseert de kosten van dit geding aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
IV. Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.L.J. Koopmans, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.