ECLI:NL:RBOVE:2013:1670

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
140046 KG ZA 13-213
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoning wegens ernstige geluidsoverlast

In deze zaak heeft de stichting Woningstichting De Woonplaats een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel de ontruiming van een huurwoning te vorderen. De vordering is gebaseerd op stelselmatige ernstige geluidsoverlast die door [gedaagde] zou zijn veroorzaakt, met name tijdens de nachtelijke uren. De Woonplaats heeft in de dagvaarding van 3 juli 2013 gesteld dat de overlast voortkomt uit luidruchtige ruzies tussen [gedaagde] en haar vriend, en heeft diverse bewijsstukken overlegd, waaronder verklaringen van omwonenden. Tijdens de zitting op 12 juli 2013 heeft de gemachtigde van De Woonplaats de vordering toegelicht en aangegeven dat de huurachterstand was ingetrokken.

[gedaagde] heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van ernstige geluidsoverlast. Zij stelde dat zij nooit behoorlijk in gebreke is gesteld en dat de vordering misbruik van procesrecht inhoudt. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vordering alleen kan worden toegewezen als er zeer waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden. De rechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is van stelselmatige geluidsoverlast, die niet alleen overdag maar ook 's nachts plaatsvond, en dat [gedaagde] meerdere keren is aangesproken op haar gedrag.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van De Woonplaats toewijsbaar is, gezien de ernst van de tekortkomingen van [gedaagde]. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en heeft haar tevens in de proceskosten veroordeeld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontruiming kan plaatsvinden voordat de zaak in een bodemprocedure is behandeld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. W.K.F. Hangelbroek, kantonrechter, op 19 juli 2013.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 140046 KG ZA 13-213
Uitspraak : 19 juli 2013 (jm)

Vonnis in kort geding in de zaak van:

De stichting Woningstichting De Woonplaats,

gevestigd en kantoorhoudend te Enschede,
eisende partij,
hierna te noemen: De Woonplaats,
gemachtigde: mr. R.J. Leijssen te Enschede,
tegen

[gedaagde],

wonend te[woonplaats],
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. mr. R.H.A. Vennegoor te Enschede.

De procedure

De eisende partij heeft gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding van 3 juli 2013.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 juli 2013. Op deze zitting heeft
De Woonplaats haar standpunt doen toelichten door haar gemachtigde, die zich daarbij bediend heeft van een pleitnota. Bij die gelegenheid heeft De Woonplaats haar vordering ter zake de huurachterstand ingetrokken.
[gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd waartoe haar gemachtigde zich eveneens heeft bediend van een pleitnota.
Vonnis is bepaald op heden.

De feiten, het geschil en de motivering van de beslissing

1.
[gedaagde] huurt van De Woonplaats de woning staande en gelegen aan de [adres]. De Woonplaats heeft bij dagvaarding van 3 juli 2013 gevorderd [gedaagde] te veroordelen de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen wegens, kort gezegd, het regelmatig veroorzaken van ernstige geluidsoverlast waardoor
De Woonplaats niet in staat is het rustig woongenot te verschaffen aan omwonenden tevens huurders van De Woonplaats.
2.
De Woonplaats voert aan dat de overlast voor een groot deel veroorzaakt wordt door luidruchtige ruzies tussen [gedaagde] en haar vriend [naam], overdag maar vaak ook ’s nachts. Ter onderbouwing van haar stelling heeft De Woonplaats vele producties in het geding gebracht waaronder verklaringen van omwonenden. Tevens heeft zij gewezen op de gesprekken die hebben plaatsgevonden tussen de woonconsulent van De Woonplaats en de wijkhuismeester van het complex waar [gedaagde] woonachtig is enerzijds, en [gedaagde] anderzijds. Deze gesprekken hadden tot doel de door [gedaagde] veroorzaakte geluidsoverlast en de relatie tussen [gedaagde] en haar buren te bespreken. De Woonplaats voert aan dat het veelvuldig veroorzaken van ernstige geluidsoverlast, ook gedurende de nachtelijke uren, voldoende grond geeft de huurovereenkomst te beëindigen. Gelet op de ernst en de duur van de overlast en het steeds terugkerende karakter ervan, kan de ontbinding niet worden afgewacht en is de ontruiming spoedeisend.
3.
[gedaagde] voert verweer stellende dat van ernstige geluidsoverlast geen sprake is, althans niet zodanig dat ontruiming op korte termijn noodzakelijk is en de uitkomst van een bodemvoorziening niet kan worden afgewacht. Hoewel de grondslag van de vordering berust op wanprestatie is [gedaagde] ter zake nimmer behoorlijk in gebreke gesteld en is haar ook nimmer een redelijke termijn gegund om haar verplichtingen uit hoofde van de huurovereen- komst na te komen. Door dat na te laten maakt De Woonplaats misbruik van haar procesrecht en wordt [gedaagde] onnodig op kosten gejaagd. De vordering dient te worden afgewezen met veroordeling van De Woonplaats in de kosten van het geding.
4.
In beginsel kan de vordering slechts worden toegewezen wanneer het zeer waarschijnlijk is dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden en de ontruiming zal worden toegewezen. Bovendien moet, gelet op het definitieve karakter van de beslissing, sprake zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Overwogen wordt dat het vereiste spoedeisend belang in deze zaak, gelet op de aard van de vordering en hetgeen De Woonplaats daarover heeft gesteld, aanwezig is.
5.
Met betrekking tot het verweer dat [gedaagde] rauwelijks is gedagvaard wordt verwezen naar de aan [gedaagde] gerichte brief van De Woonplaats d.d. 21 maart 2013 (prod. 4 bij dagvaarding). Daarin staat onder meer:
“(…) Op donderdag 14 maart 2013 ben ik samen met de wijkhuismeester, [N], bij u op bezoek geweest. De geluidsoverlast die uw buren ervaren is besproken. U erkende de gemelde overlast.
De volgende punten zijn besproken:
. u gaat zelf in gesprek met de buren om de situatie te bespreken;
(….)
In april 2013 kom ik u samen met de wijkhuismeester opnieuw bezoeken. Wij gaan ervan uit dat er dan geen meldingen van overlast meer zijn. (….)”
In de brief van De Woonplaats van 17 april 2013 gericht aan [gedaagde] (prod. 8 bij dagvaarding) staat onder meer:
“(….) Op donderdag 17 april 2013 ben ik bij u op bezoek geweest. Aanwezig bij dit gesprek waren u en uw ex, de heer [naam], de wijkhuismeester [N] en ik. De volgende punten zijn besproken:
. Bij ons vorige bezoek op 14 maart 2013 hebben wij afgesproken dat u zelf met de buren in gesprek zou gaan om de situatie te bespreken. Helaas heeft u dit niet gedaan.
. Zondag 14 april 2013 is de ruzie tussen u en uw buren zo hoog opgelopen dat de politie hiervan melding heeft gemaakt;
. De overlastmeldingen die De Woonplaats heeft ontvangen zijn besproken. De afspraak is gemaakt dat u en uw buren elkaar met rust laten. Dit om te voorkomen dat de situatie escaleert.
. Wij willen u er nogmaals op wijzen dat u verantwoordelijk bent voor uw bezoek.
(…)”
In de brief van De Woonplaats van 29 mei 2013 gericht aan [gedaagde] (prod. 15 bij dagvaarding) staat onder meer:
“(….) Opdonderdag 23 mei 2013was u aanwezig bij het MDO. Daar heb ik met u besproken dat De Woonplaats weer meldingen heeft ontvangen over geluidsoverlast afkomstig uit uw woning. De overlast bestaat onder andere uit ruzie, schreeuwen, harde muziek en het gooien van deuren. De overlastmeldingen komen bij ons binnen vanaf het moment dat u aan de [adres] bent komen wonen.
(…)”
Deze brieven in onderling verband en samenhang bezien, zijn voldoende om tot het oordeel te komen dat [gedaagde] meerdere malen erop is gewezen dat zij haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet behoorlijk nakomt. Gelet op het tijdsverloop is haar ook voldoende tijd gegeven daar verbetering in aan te brengen wat niet is gelukt. Het verweer wordt verworpen.
6.
De Woonplaats heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat bijna vanaf het moment dat [gedaagde] de woning betrok, sprake is van stelselmatig ernstige geluidsoverlast. Daarbij dient zwaar meegewogen te worden dat die overlast niet alleen overdag plaatsvindt, maar ook gedurende de nacht. Uit de vele klachten van de omwonenden blijkt dat de nachtelijke geluidsoverlast, ondanks het feit dat [gedaagde] hierop meerdere malen is aangesproken, niet is verminderd. Zo blijkt uit onder meer:
- Het emailbericht van [B] (bewoonster van de [adres]) van 4 maart 2013 gericht aan [N] (wijkhuismeester), prod. 1 bij dagvaarding, waarin zij aangeeft:
“(…) Dinsdag 26 februari 2013 zijn de nieuwe buren gearriveerd op nr. 25. Een jonge vrouw, een jongeman en een klein kind.
Woensdag 27 februari 2013 van 22.30 uur tot 00.00 uur ernstige geluidsoverlast.
(…)”
- Het emailbericht van [B] van 22 april 2013 gericht aan [N] (prod. 9 bij dagvaarding) waarin zij aangeeft:
“(…)
20 april 2013: Zaterdag
(…) Smorgens veel te doen bij ons naast. Ca. 20.00 uur savonds super harde muziek, met veel gebonk! (…) Van 20.00 tot 02.00 hard muziek, alle deuren en ramen open beneden, en achter thuis schreeuwen. Wij hebben alle ramen en deuren gesloten en zijn tegen half 12 naar bed gegaan. Slapen kwam er niet van. (…) Dus een hoop geschreeuw (ook op straat), ruzie en hard muziek. (…)”
- Het emailbericht van [B] van 1 mei 2013 gericht aan [N] (prod. 10 bij dagvaarding) waarin zij meedeelt:
“(…)
Maandag 29 april 2013:
18
uur de radio wederom op 10 (…). Tot zekers 21.00 uur heel veel overlast. (…) Om 01.00 uur (snachts dus) hadden de buren (nr 25 dus) ruzie en gooiden met de deuren als of het niks was. (…)”
- de overlastmelding van [naam], [adres] (prod. 18), waarin deze persoon melding maakt van geluidshinder van mensen veroorzaakt door [adres] met als toelichting:
“(…)Wil fatsoenlijk kunnen slapen.
(…) 30-5-’13: 23.00 u: met visiete luid op balkon wietlucht kind schreeuwt
19-6-’13: 0.00 u: met schreeuwend kind op balkon tot 1.00 uur.(…)”
Dit alles is onacceptabel en geeft aanleiding tot ontbinding van de huurovereenkomst. De gehorigheid van de woning kan geen excuus zijn voor de geluidsoverlast. Het is eerder een reden geluidsoverlast uit te sluiten. De gestelde wanprestatie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter zo ernstig dat de vordering kan worden toegewezen. De nadelige gevolgen hiervan heeft [gedaagde] echter aan zichzelf te wijten.
7.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde] de kosten van deze procedure te dragen. Daarbij wordt overwogen dat niet duidelijk is waarom De Woonplaats de vordering heeft aangebracht bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank en niet bij de kantonrechter te Enschede. Die zou in deze zaak immers ook bevoegd zijn en een gelijke voorziening kunnen treffen. Door de handelwijze van De Woonplaats moet [gedaagde], als de in het ongelijk gestelde partij, € 1.836,-- aan griffierecht betalen, terwijl dit bij de kantonrechter slechts € 448,-- is. In dat licht bezien is het onjuist de nadelige financiële gevolgen van de keuzen van De Woonplaats geheel op [gedaagde] af te wentelen. Het is daarom billijk een gedeelte van het griffierecht als nodeloos veroorzaakt voor rekening van De Woonplaats te laten.

De beslissing in kort geding

I Veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 (veertien) dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten.
II Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van
De Woonplaats begroot op € 942,79 waaronder € 400,-- wegens het salaris van de gemachtigde.
III Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, kantonrechter, en op 19 juli 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.