ECLI:NL:RBOVE:2013:1776

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
139707 KGZA 13-191
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan renovatie door huurder

In deze zaak vorderde de eisende partij, Woningstichting De Woonplaats, medewerking van de gedaagde huurder aan de renovatie van de door haar gehuurde woning. De vordering werd ingediend in een kort geding procedure, waarbij de eisende partij stelde dat de renovatie noodzakelijk was voor groot onderhoud aan 117 woningen in de wijk. De Woonplaats had de huurders geïnformeerd over de plannen en 95% van hen had ingestemd met de renovatie. De gedaagde huurder betwistte de redelijkheid van de vordering, onder andere omdat zij recent een nieuwe badkamer had gekregen en de aangekondigde huurverhoging niet redelijk vond. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde huurder haar medewerking niet kon onthouden, ondanks de overlast die de renovatie met zich meebracht. De rechter vond dat de Woonplaats voldoende maatregelen had genomen om de overlast te beperken en dat de renovatie in het belang van de huurders was. De vordering van De Woonplaats werd toegewezen, met uitzondering van de vordering om de renovatie met de sterke arm uit te voeren. De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de procedure, waarbij de rechter opmerkte dat de keuze van De Woonplaats om de zaak bij de voorzieningenrechter aan te brengen, onterecht was en extra kosten voor de gedaagde met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 139707 KGZA 13-191
Uitspraak : 13 augustus 2013 (s.r.)

Vonnis in de zaak van:

stichting
Woningstichting De Woonplaats
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede
eisende partij, hierna ook wel de Woonplaats te noemen,
gemachtigde: mr. R.J. Leijssen, advocaat te Enschede
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij, hierna ook wel [gedaagde] te noemen,
procederend in persoon.
1.
De procedure
De eisende partij heeft gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding van 28 juni 2013.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2013. Op deze zitting heeft De Woonplaats haar standpunt doen toelichten door haar gemachtigde, die zich daarbij heeft bediend van een pleitnota.
[gedaagde] heeft tegen de vordering verweer gevoerd.
Vervolgens is vonnis bepaald.

De feiten, het geschil en de motivering van de beslissing

1.
[gedaagde] huurt van De Woonplaats een woning staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. De Woonplaats heeft bij dagvaarding van 28 juni 2013 gevorderd [gedaagde] te veroordelen om haar medewerking te verlenen aan de renovatie van deze woning en de werklieden van de door De Woonplaats ingeschakelde aannemer op eerste verzoek toegang te verschaffen tot haar huurwoning. De Woonplaats vordert tevens om haar toe te staan de renovatie zonodig met de sterke arm te laten uitvoeren, en om [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.
De Woonplaats voert ter onderbouwing het volgende aan. Op verzoek van huurders in de wijk [wijk], waarin de door [gedaagde] gehuurde woning ligt, worden 117 woningen onder handen genomen voor groot onderhoud en woningverbetering. De werkzaamheden zijn te beschouwen als groot onderhoud/renovatie in de zin van artikel 7:220 BW lid 3. De huurders zijn over de plannen uitgebreid geïnformeerd, onder meer door brieven en tijdens informatiebijeenkomsten. Ook is een brochure uitgegeven getiteld
Groot onderhoud 117 woningen [wijk]waarin door de huurders te maken individuele keuzes zijn opgenomen.
De werkzaamheden houden onder meer in een verbetering van isolatie van de muren en het dak, waardoor het energieverbruik zal dalen; daarnaast vinden diverse andere bouwkundige verbeteringen plaats. Gezien de aard van de werkzaamheden, en de tijdsduur van gemiddeld drie en een halve week, kunnen de bewoners tijdens het werk in de woningen blijven en worden er geen wisselwoningen ter beschikking gesteld. Voor iedere woning zal tijdelijk een eigen mobiele badkamer worden geplaatst. De aan de renovatie verbonden huurverhoging van € 50,00 per maand is gerechtvaardigd gezien de verbetering aan het woongenot en de lagere energiekosten in de toekomst. Van de huurders heeft 95% ingestemd met de renovatie; het plan moet daarom op grond van 7:220 lid 3 BW als redelijk worden beschouwd.
De Woonplaats heeft er belang bij dat alle woningen in de wijk tegelijk worden gerenoveerd. Omdat de werkzaamheden op korte termijn worden uitgevoerd heeft zij spoedeisend belang bij haar vordering.
3.
[gedaagde] betwist dat het voorstel van de Woonplaats jegens haar redelijk is. In haar woning is in 2009, voordat zij daar woonde, een nieuwe badkamer geplaatst en De Woonplaats wil daarom nu geen nieuwe badkamer plaatsen. De aangekondigde huurverhoging is mede daarom in het geval van [gedaagde] niet redelijk, aangezien de werkzaamheden verder weinig verbetering opleveren.
Ook heeft [gedaagde] bezwaar tegen het feit dat tijdens de werkzaamheden geen wisselwoning wordt aangeboden. Doordat al enkele woningen zijn gerenoveerd weet [gedaagde] dat het werk veel stof en lawaai oplevert, rommel in huis en containers in de straat. Verder zijn werkmensen al vanaf 7 uur ’s-ochtends in huis aanwezig zijn. [gedaagde] heeft een druk gezin met vier kinderen, waarvan er drie ‘s-morgens naar school moeten. Het is niet redelijk om te verlangen dat een gezin wekenlang in die omstandigheden tussen de bouwwerkzaamheden leeft, zeker als men ook nog gebruik moet maken van een mobiele badkamer die voor het huis staat.
4.
In deze kort geding procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van De Woonplaats in een bodemprodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
5.
De vraag of [gedaagde] gehouden is medewerking te verlenen aan de onderhouds- dan wel renovatiewerkzaamheden zal worden beantwoord op basis van een belangenafweging. Voorop staat dat De Woonplaats als goed verhuurder rekening zal moeten houden met de overlast die haar huurders ondervinden als gevolg van werkzaamheden. Zij heeft dat ook gedaan door een aantal maatregelen te nemen, zoals het zoveel mogelijk uitvoeren van het werk vanaf de buitenzijde van de woning, het plannen van alle werkzaamheden binnen een tijdsbestek van ruim drie weken, het gedeeltelijk laten opslaan van meubilair, het verstrekken van afdekmateriaal, het ter beschikking stellen van een woonkamerwoning voor overdag en de plaatsing van mobiele badkamers. Verder is de werkwijze na een proef met vier woningen aangepast, om de belasting voor de bewoners verder te beperken.
6.
Dat de voorzieningen in het geval van [gedaagde] dermate ontoereikend zijn dat van haar niet kan worden gevergd mee te werken, is onvoldoende aannemelijk geworden. Hoewel onweerlegbaar vaststaat dat er gedurende een periode van enkele weken flinke overlast zal zijn, is het niet redelijk te verlangen dat voor die relatief korte periode een wisselwoning wordt aangeboden. De kosten van een dergelijke voorzieningen, die gezien de collectieve aard van het project dan aan alle bewoners zou moeten worden aangeboden, staat niet in verhouding tot wat het oplevert. Daarbij is van belang dat het gebruik van een wisselwoning voor bewoners van [wijk] twee verhuizingen binnen een tijdsbestek van enkele weken zou betekenen, met alle overlast en kosten van dien.
Onder die omstandigheden kan [gedaagde] als goed huurder haar medewerking niet onthouden. Dit geldt temeer nu zij niet heeft betwist dat de maatregelen om de woningen te isoleren nuttig zijn en mede in het belang van de bewoners. Bovendien is het belang van De Woonplaats om alle werkzaamheden in een keer te kunnen uitvoeren evident.
7.
Dat in de woning van [gedaagde] geen nieuwe badkamer zal worden geplaatst, leidt niet tot een ander oordeel. De beslissing van De Woonplaats om de badkamer uit 2009 nu niet te vervangen komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor, zeker nu van de zijde van [gedaagde] niet gesteld is dat de huidige badkamer niet voldoet.
8.
Of het redelijk is om na het afronden van de werkzaamheden een huurverhoging door te voeren van € 50,00 (of een ander bedrag al naar gelang de specifieke omstandigheden van het geval) kan in de onderhavige procedure niet worden beoordeeld, en blijft dan ook buiten de belangenafweging.
9.
Gelet op al het voorgaande dient het primair gevorderde te worden toegewezen.
10.
De vordering om de renovatie zonodig met de sterke arm te laten uitvoeren kan niet worden toegewezen. De deurwaarder kan alleen de hulp van politie en justitie inroepen als het gaat om beslag en ontruiming, en dat is hier niet aan de orde.
11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Daarbij wordt overwogen dat niet duidelijk is waarom De Woonplaats de vordering heeft aangebracht bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank en niet bij de kantonrechter te Enschede. Deze zou in deze zaak immers ook bevoegd zijn en een gelijke voorziening kunnen treffen. Door de handelwijze van De Woonplaats moet [gedaagde], als de in het ongelijk gestelde partij, € 863,00 aan griffierecht betalen, terwijl dit bij de kantonrechter slechts € 112,00 is. Ook het salaris gemachtigde is in civiele procedures veel hoger. In dat licht bezien is het onjuist de nadelige gevolg van de keuze van De Woonplaats op [gedaagde] af te wentelen en is het billijk een gedeelte van het griffierecht als nodeloos veroorzaakt voor rekening van De Woonplaats te laten.

Vonnis in kort geding

I Veroordeelt [gedaagde]
- om haar medewerking te verlenen aan de renovatie van haar woning aan de [adres] te [woonplaats], zoals omschreven in de brochure
Groot onderhoud 117 woningen [wijk], met dien verstande dat de badkamer bij [gedaagde] niet (geheel) wordt vernieuwd, en
- de werklieden van de door De Woonplaats ingeschakelde aannemer op eerste verzoek toegang te verschaffen tot haar huurwoning en volledig mee te werken met deze renovatie.
II Veroordeeld [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van De Woonplaats begroot op € 606,79 waaronder € 400,00 wegens het salaris van de gemachtigde.
III Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
IV Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en op 13 augustus 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.