In deze kort geding procedure vorderde Woningstichting De Woonplaats, als verhuurder, dat gedaagde, de huurder, medewerking verleent aan de renovatie van de door haar gehuurde woning. De Woonplaats had eerder een dagvaarding ingediend waarin zij eiste dat gedaagde haar toegang verleent tot de woning voor de renovatiewerkzaamheden. De renovatie betreft groot onderhoud aan 117 woningen in de wijk, waarbij de huurders voorafgaand aan de werkzaamheden uitgebreid zijn geïnformeerd. De Woonplaats stelde dat 95% van de huurders instemde met de renovatie, en dat de werkzaamheden noodzakelijk waren voor de verbetering van de woningen en het verlagen van het energieverbruik.
Gedaagde betwistte de redelijkheid van de renovatie, met name de aangekondigde huurverhoging en het ontbreken van een wisselwoning tijdens de werkzaamheden. Zij voerde aan dat de overlast en gezondheidsrisico's voor haar jonge kind onaanvaardbaar waren. De voorzieningenrechter moest beoordelen of de vordering van De Woonplaats in een bodemprocedure kans van slagen had en of gedaagde verplicht was om mee te werken aan de renovatie.
De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel er overlast zou zijn, de maatregelen die De Woonplaats had genomen om de overlast te beperken voldoende waren. De rechter vond dat gedaagde niet had aangetoond dat de omstandigheden zodanig waren dat zij niet kon meewerken aan de renovatie. De vordering van De Woonplaats werd toegewezen, met de verplichting voor gedaagde om medewerking te verlenen aan de renovatie. Gedaagde werd ook veroordeeld in de kosten van de procedure, waarbij de rechter opmerkte dat de keuze van De Woonplaats om de zaak bij de voorzieningenrechter aan te brengen, onterecht was en dat dit onterecht nadelige gevolgen had voor gedaagde.