ECLI:NL:RBOVE:2013:1927

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 augustus 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
Awb 13/1039
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op het structureel en beroepsmatig geven van hondengedragstrainingen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel geoordeeld over het beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Raalte. Eiser, wonende naast belanghebbende, had handhavend opgetreden tegen de hondengedragstrainingen die belanghebbende op haar perceel in Luttenberg gaf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de activiteiten van belanghebbende niet kunnen worden aangemerkt als een kleinschalig beroep- of bedrijf-aan-huis volgens het bestemmingsplan 'Buitengebied'. De rechtbank oordeelt dat het structureel en beroepsmatig geven van hondengedragstrainingen niet past binnen de bestemming 'Wonen', omdat deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die niet in overeenstemming is met de woonfunctie. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en gelast belanghebbende om met ingang van 1 oktober 2013 de hondengedragstrainingen te beëindigen, met een dwangsom van € 500,- per overtreding, tot een maximum van € 10.000,-. Eiser's verzoek om alle hondentrainingsactiviteiten te beëindigen, werd afgewezen, omdat incidenteel geven van commando's aan eigen honden of die van vrienden niet in strijd is met de woonbestemming. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het niet horen van eiser in het handhavingsverzoek niet correct was, maar dit had geen invloed op de uitkomst van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/1039

uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding van

[eiser]

wonende te Luttenberg, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte,
verweerder,
en
[belanghebbende],
wonende te Luttenberg, belanghebbende.
Overwegingen
1.
Belanghebbende geeft hondengedragstrainingen op haar perceel aan de [adres] in Luttenberg. In het thans bestreden besluit worden de activiteiten van belanghebbende als volgt omschreven:
- één keer per week worden op de woensdagavond groepstrainingen gehouden;
belanghebbende ontvangt dan twee groepen van maximaal 6 cursisten. Elke training duurt een uur. De eerste training begint om 19:00 uur;
  • daarnaast geeft belanghebbende een aantal keer per week privéles; elke les duurt ongeveer 45 minuten. Uit het overzicht dat belanghebbende over het jaar 2012 heeft verstrekt blijkt dat het aantal lessen varieert van één tot maximaal vijf per week. Deze lessen kunnen op elke dag van de week plaatsvinden. Uit het overzicht blijkt dat vrijdag en woensdag de dagen zijn waarop de meeste lessen plaatsvinden;
  • op het terrein van belanghebbende kunnen één of twee auto’s geparkeerd worden; bij de groepslessen wordt de cursisten gevraagd de auto langs de [adres] plaatsen, aan de oostzijde van de woning;
  • op het terrein van belanghebbende bevindt zich een schuur. Bij slechte weersomstandigheden wordt deze gebruikt voor het geven van de cursussen. Belanghebbende schat in dat in ongeveer 33 tot 50% van de lessen dit het geval is geweest;
  • in de maanden januari, juli, augustus en december van het jaar 2012 is geen les gegeven.
2.
Eiser en zijn echtgenote wonen op het perceel naast dat van belanghebbende. Bij brief van 27 juli 2012 heeft eiser verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de trainingsactiviteiten van belanghebbende. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat verweerder belanghebbende in het thans bestreden besluit heeft gelast om met ingang van 1 juni 2013 de met het bestemmingsplan strijdige activiteiten, zoals in dat besluit en hiervoor onder 1 omschreven, op haar perceel te beëindigen en beëindigd te houden. Aan deze last heeft verweerder een dwangsom verbonden van € 500,- per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 10.000,-.
3.
Eiser voert in beroep allereerst aan dat het bestreden besluit, onder meer voor wat betreft de daarin opgenomen beschrijving van de door belanghebbende gegeven trainingen, op een aantal punten onjuist en onduidelijk is. Voorts ondervindt eiser overlast van de door belanghebbende gegeven hondentrainingen, ongeacht of dit groeps- of privélessen zijn en of deze in de open lucht of in een schuur op het terrein van belanghebbende worden gegeven. Eiser stelt zich op het standpunt dat alle door belanghebbende gegeven trainingen als beroepsmatig en in strijd met het bestemmingsplan dienen te worden aangemerkt. Deze dienen daarom alle beëindigd te worden. Verder is volgens eiser de last onvoldoende duidelijk omschreven en biedt deze ruimte voor belanghebbende om hier naar eigen inzicht invulling aan te geven. Tot slot is eiser het er niet mee eens dat hij naar aanleiding van zijn handhavingsverzoek niet is gehoord en dat belanghebbende toestemming heeft gekregen om nog twee maanden met de hondentrainingsactiviteiten door te gaan.
4.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
Ingevolge het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ heeft het perceel aan de [adres] in Luttenberg de bestemming ‘Wonen’. Ingevolge artikel 31.1 van de bestemmingsplanregels zijn gronden met deze bestemming bestemd voor onder meer het wonen, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis. Daarnaast zijn op gronden met deze bestemming bij recht de in tabel 31.1 van de bestemmingsplanregels genoemde nevenfuncties toegestaan. Ingevolge artikel 31.5 van de bestemmingsplanregels kan het bevoegd gezag, met inachtneming van de in dit artikel opgenomen bepalingen, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 31.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestaan.
In artikel 1.67 van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ is bepaald dat onder kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis wordt verstaan een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingplicht op grond van het Activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m² en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
4.2.
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de in dat besluit beschreven activiteiten van belanghebbende naar aard en omvang niet meer als hobbymatig zijn te kwalificeren. Daarnaast is verweerder van mening dat deze activiteiten evenmin zijn aan te merken als een kleinschalig bedrijf- of beroep-aan-huis, zoals bedoeld in artikel 31.1 van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied. In dit verband heeft verweerder geconstateerd dat voor de activiteiten van belanghebbende, indien deze in de open lucht worden gegeven, een oppervlakte van meer dan de maximaal toegestane 100 m² wordt gebruikt. Verder leidt het geven van trainingen in de open lucht volgens verweerder tot een voor de omgeving onaanvaardbare hinder mede ten gevolge van het menselijk stemgeluid dat met die trainingen gepaard gaat. Verweerder concludeert in het bestreden besluit voorts dat het geven van hondentrainingen niet een nevenfunctie is die op grond van het bestemmingsplan binnen de bestemming ‘Wonen’ bij recht is toegestaan of die door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden toegestaan.
Op basis van deze overwegingen heeft verweerder geconcludeerd dat de hondengedragstrainingen van belanghebbende, in de opzet en omvang zoals in het bestreden besluit omschreven, ter plaatse volgens het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ niet zijn toegestaan.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende de door verweerder vastgestelde aard en omvang van haar activiteiten, zoals beschreven in het bestreden besluit en op basis waarvan de last is opgelegd, niet heeft bestreden. Voorts is ter zitting vastgesteld dat belanghebbende de groepstrainingen per 1 juni 2013 naar een andere locatie heeft verplaatst, maar dat na deze datum nog wel privétrainingen op haar perceel worden gegeven. Deze privétrainingen worden meestal in de schuur gehouden, maar vinden soms ook buiten plaats.
4.4.
In verweer en ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat hij de in het bestreden besluit beschreven activiteiten van belanghebbende als een totaalpakket heeft beschouwd en dit totaalpakket als zodanig in strijd met het bestemmingsplan heeft geacht. In het geval dat de omvang van de trainingsactiviteiten op het perceel van belanghebbende verandert, dient volgens verweerder opnieuw te worden beoordeeld of dit past binnen de bestemming ‘Wonen’. Voorts heeft verweerder zich in verweer op het standpunt gesteld dat het geven van hondengedragstrainingen als een dienstverlenend beroep dient te worden aangemerkt en dat dit onder omstandigheden, namelijk indien ook voor het overige aan de bestanddelen van de definitie van kleinschalig beroep-aan-huis wordt voldaan, binnen de bestemming ‘Wonen’ is toegestaan. Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat hij van mening is dat indien belanghebbende uitsluitend privétrainingen geeft en daarbij een oppervlakte van maximaal 100 m² gebruikt, dit is aan te merken als het uitoefenen van een kleinschalig beroep-aan-huis in de zin van het bestemmingsplan. De privétrainingen zouden in dat geval volgens verweerder op het perceel van belanghebbende zijn toegestaan. Hierbij heeft hij mede in aanmerking genomen dat belanghebbende zo’n twee tot vijf privétrainingen per week op haar perceel geeft.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met hetgeen hij in verweer en ter zitting heeft gesteld een onjuiste uitleg geeft aan het begrip kleinschalige beroepen- en
bedrijven-aan-huis. Zoals hij in het bestreden besluit zelf al heeft vastgesteld, speelt bij de vraag of het geven van hondengedragstrainingen onder dit begrip kan worden geschaard onder meer een rol welke ruimtelijke uitstraling deze activiteiten hebben. Verweerder heeft in dit verband overwogen dat tijdens de trainingen commando’s worden gegeven, al dan niet met stemverheffing, wat tot een staccato stemgebruik leidt. Dat heeft volgens verweerder tot gevolg dat het stemgebruik tijdens de lessen – en dan met name tijdens de groepslessen – afwijkend zal zijn van wat bij de woonfunctie gebruikelijk is. De rechtbank is evenwel van oordeel dat elke vorm van het op beroepsmatige wijze geven van hondentrainingen, mede als gevolg van de daarmee gepaard gaande geluidsproductie, een ruimtelijke uitstraling heeft die niet meer bij een woonfunctie past. Het geven van hondengedragstrainingen is aan te merken als een vorm van dressuur die, indien dit structureel en beroepsmatig op een bepaald perceel wordt uitgeoefend, naar het oordeel van de rechtbank niet meer een ruimtelijke uitstraling heeft die past bij een woonfunctie. Hieruit volgt dat het structureel en beroepsmatig geven van hondengedragstrainingen, ongeacht of dit groeps- of privétrainingen zijn en ongeacht of deze binnen of buiten worden gegeven, niet kan worden aangemerkt als een kleinschalig beroep- of bedrijf-aan-huis in de zin van het bestemmingsplan.
4.6.
De rechtbank stelt voorts vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het geven van hondengedragstrainingen niet een nevenfunctie is die volgens het bestemmingsplan bij recht is toegestaan dan wel die op grond van artikel 31.5 van de regels van dat plan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kan worden toegestaan.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder het structureel en beroepsmatig geven van hondengedragstrainingen door belanghebbende in zijn geheel had moeten verbieden, omdat dit in strijd is met de bestemming ‘Wonen’. Dit betekent dat verweerder zowel de groeps- als de privélessen, ongeacht of deze in de open lucht of in een schuur worden gegeven, had moeten verbieden. In de nu bestreden last onder dwangsom komt dit onvoldoende tot uitdrukking. Het bestreden besluit is daarmee onvoldoende duidelijk en biedt daarmee onvoldoende rechtszekerheid. De rechtbank ziet hierin aanleiding het beroep gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank ziet voorts aanleiding om vanuit het oogpunt van finale geschilbeslechting met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien en de last opnieuw te formuleren. Dit betekent dat de rechtbank belanghebbende zal gelasten om met ingang van 1 oktober 2013 het structureel en/of tegen betaling geven van hondengedragstrainingen, zowel groepslessen als privétrainingen, op het perceel aan de [adres] in Luttenberg te beëindigen en beëindigd te houden. Aan deze last wordt een dwangsom verbonden van € 500,- per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 10.000,-.
4.8.
Eisers eis dat alle hondentrainingsactiviteiten, waarbij honden fysiek aanwezig moeten zijn, op het perceel aan de [adres]dienen te worden beëindigd, kan niet worden ingewilligd. Deze eis komt er in de praktijk op neer dat op het perceel van belanghebbende geen commando’s meer aan honden mogen worden gegeven. Belanghebbende heeft aangegeven zelf twee honden te hebben en dat daarnaast ook vrienden, familie en kennissen wel eens op bezoek komen met hun hond. Naar het oordeel van de rechtbank staat de bestemming ‘Wonen’ er niet aan in de weg dat incidenteel en in de privésfeer aan honden commando’s worden gegeven. Daargelaten de vraag wanneer er nog sprake is van slechts het geven van commando’s en wanneer dit overgaat in het geven van training, is de rechtbank van oordeel dat de woonbestemming zich niet verzet tegen het incidenteel en op hobbymatige wijze geven van training door belanghebbende aan de eigen honden of aan die van vrienden, familie of kennissen.
4.9.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat, mede gelet op de door verweerder gegeven uitleg, de aan het bestreden besluit verbonden begunstigingstermijn niet onredelijk lang is.
Voor wat betreft het niet horen van eiser naar aanleiding van zijn handhavingsverzoek heeft verweerder in verweer aangegeven dat dit niet juist is geweest. Eiser heeft daarop ter zitting aangegeven dat deze beroepsgrond in de onderhavige procedure geen rol meer speelt.
Hetgeen eiser voor het overige in beroep heeft aangevoerd behoeft, gelet op het voorgaande, geen bespreking meer.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu van de kant van eiser niet van dergelijke kosten is gebleken. Wel dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • gelast belanghebbende om met ingang van 1 oktober 2013 het structureel en/of tegen betaling geven van hondengedragstrainingen, zowel groepslessen als privétrainingen, op het perceel aan de [adres] in Luttenberg te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 10.000,-;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • gelast verweerder het door eiser betaalde griffierecht ter hoogte van € 160,- aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door hem en mr. P.J.H. Bijleveld als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep