ECLI:NL:RBOVE:2013:2114

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
5 september 2013
Zaaknummer
Awb 13/485
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
  • A. van der Weij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders van Deventer om handhavend op te treden tegen gebruik van pand als woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende te Diepenveen, en het college van burgemeester en wethouders van Deventer. De zaak betreft de weigering van verweerder om handhavend op te treden tegen het gebruik van een schuur op het perceel aan [adres] te Diepenveen als woning. Eiser had in 2012 verzocht om handhaving, maar verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen sprake zou zijn van een overtreding. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het perceel valt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Buitengebied Deventer", waar de bestemming 'wonen' geldt. Volgens de planvoorschriften is op het bouwvlak van het perceel slechts één woning toegestaan. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat verweerder in 2008 vrijstelling heeft verleend voor het gebruik van de schuur als burgerwoning. Dit besluit is niet aangevochten en staat in rechte vast. Eiser was niet op de hoogte van deze vrijstelling, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet relevant is, aangezien de vrijstelling volgens de wettelijke voorschriften is gepubliceerd.

De rechtbank concludeert dat het gebruik van het pand als woning rechtmatig is, waardoor verweerder niet bevoegd is om handhavend op te treden. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en bevestigt de beslissing van verweerder. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open voor belanghebbenden en het bestuursorgaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/485

uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

[eiser]

wonende te Diepenveen, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerder,

[belanghebbenden]

wonende te Diepenveen, belanghebbenden.
13/485
Procesverloop
Bij besluit van 31 augustus 2012 heeft verweerder geweigerd om handhavend op te treden tegen het gebruik als woning van de schuur op het perceel [adres] te Diepenveen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 10 januari 2013 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit bij brief van 10 februari 2013 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft desgevraagd [belanghebbenden], hierna te noemen belanghebbenden, in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partijen deel te nemen aan dit geding.
Het beroep is ter zitting van 4 juli 2013 behandeld. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier. Belanghebbenden zijn in persoon verschenen.

Overwegingen

Op het perceel [adres] te Diepenveen staat een voormalige boerderij uit de negentiende eeuw, die vroeger eigendom is geweest van eiser. In 1996 hebben burgemeester en wethouders van Diepenveen als voorwaarde voor medewerking aan een vrijstelling voor een nieuwe bedrijfswoning voor eiser ondermeer de eis verbonden dat de destijds bestaande bedrijfswoning, dat is het pand dat thans wordt aangeduid als [adres], voor bewoning ongeschikt moest worden gemaakt. Eiser heeft hieraan voldaan en het pand is aan zijn bestemming onttrokken. De nieuwe bedrijfswoning is in 1997 gebouwd en het pand aan de [adres] is schuur geworden. Nadien is het pand aan een derde verkocht. Belanghebbenden hebben het pand in 2011 gekocht.
Eiser heeft bij brief van 1 juli 2012 verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van het pand aan de [adres] te Diepenveen als woning.
Verweerder heeft eisers verzoek om handhavend op te treden afgewezen, omdat geen sprake is van een overtreding waartegen handhavend kan worden opgetreden.
De rechtbank zal eerst vaststellen of sprake is van een overtreding, waartegen handhavend kan worden opgetreden.
Het perceel waarop het pand aan de [adres] te Diepenveen gelegen is, valt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Buitengebied Deventer”. Blijkens de plankaart, behorend bij dit bestemmingsplan, heeft het perceel de bestemming ‘wonen’. Op gronden waaraan deze bestemming is toegekend is artikel 21 van de voorschriften behorend bij het bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) van toepassing.
Uit het bepaalde in artikel 21.2, onder e, van de planvoorschriften volgt dat per bouwvlak, behoudens in geval van een hier niet ter zake doende uitzondering, slechts één woning is toegestaan.
Vast staat dat op het bouwvlak van het perceel waarop het pand aan de [adres] te Diepenveen gelegen is reeds een andere woning aanwezig is. In zoverre is het gebruik van het pand aan de [adres] te Diepenveen als woning dan ook niet in overeenstemming met het bestemmingsplan.
De rechtbank stelt evenwel vast dat verweerder bij besluit van 2 december 2008 vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) heeft verleend ten behoeve van het gebruik van de schuur/voormalige boerderij aan de [adres] te Diepenveen als burgerwoning. Tegen dit besluit zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit in rechte vaststaat. Dat eiser niet bekend was met de in 2008 verleende vrijstelling doet hieraan niet af, aangezien deze conform de geldende wettelijke voorschriften gepubliceerd is.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1.2, eerste lid, van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 9.1.10, eerste lid, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, hebben vrijstellingen die met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO zijn verleend hun geldigheid behouden. Hieruit volgt dat de het gebruik van het pand aan de [adres] te Diepenveen als burgerwoning rechtmatig is.
Verweerder is dan ook niet bevoegd om hiertegen handhavend op te treden.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de weigering om handhavend op te treden op juiste gronden heeft gehandhaafd en dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, en door hem en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep