ECLI:NL:RBOVE:2013:2135

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2013
Publicatiedatum
9 september 2013
Zaaknummer
C/08/139734 / KG ZA 13-193
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod van executoriale verkoop van een auto in verband met eigendomsgeschil

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, een kort geding aangespannen tegen de gemeente Deventer, vertegenwoordigd door haar burgemeester en bijgestaan door mr. R.A. van Weelderen. Eiser vordert dat de voorzieningenrechter de gemeente verbiedt om een Mercedes Benz, type S350, die in executoriaal beslag is genomen, te verkopen en dat het beslag op de auto wordt opgeheven. Eiser stelt dat de auto zijn eigendom is en dat het beslag is gelegd op basis van een ondeugdelijke titel. De gemeente heeft op 19 november 2012 een dwangbevel aan de vader van eiser uitgevaardigd, waarna op 2 mei 2013 beslag is gelegd op de auto. Eiser betoogt dat de auto op zijn naam staat en dat hij deze heeft gekocht en gefinancierd, maar de gemeente voert aan dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij de vader, [m], niet heeft gedagvaard, wat volgens de wet vereist is in een executiegeschil.

De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij niet aan de vereisten van artikel 438 lid 5 Rv heeft voldaan. Dit artikel vereist dat zowel de executant als de geëxecuteerde in een executiegeschil moeten worden gedagvaard. Eiser heeft nagelaten om [m] in het geding te betrekken, waardoor zijn vorderingen niet ontvankelijk zijn. Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat, zelfs als eiser ontvankelijk zou zijn, de vorderingen afgewezen zouden worden omdat het beslag is gelegd op basis van een geldige executoriale titel en er onvoldoende bewijs is dat eiser de eigenaar van de auto is. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente zijn begroot op € 1.493,00. Het vonnis is uitgesproken op 1 juli 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/139734 / KG ZA 13-193
Vonnis in kort geding van 1 juli 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. H. Tadema te Deventer,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE DEVENTER, te dezen vertegenwoordigd door haar burgemeester,
zetelende en kantoorhoudende te Deventer,
gedaagde,
advocaat mr. R.A. van Weelderen.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 7
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van de gemeente met producties 1 tot en met 3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De gemeente heeft op 19 november 2012 een dwangbevel ten bedrage van € 24.446,94 aan de vader van [eiser], de heer [m], doen uitgaan. Dit dwangbevel is op 20 februari 2013 op de voet van artikel 54 lid 2 Rv aan [m] betekend.
2.2.
Op 12 april 2013 om 10.21 uur is een personenauto van het merk Mercedes Benz, type S350, met kenteken [kenteken] (verder: de auto) op naam van [eiser] gesteld.
2.3.
Op 13 april 2013 om 11.42 uur is de auto op naam van [m] gesteld.
2.4.
Op 2 mei 2013 heeft een gerechtsdeurwaarder namens de gemeente executoriaal beslag gelegd op de auto, waarbij de auto in gerechtelijke bewaring is genomen. Het gelegde beslag is overbetekend aan [m], waarbij is aangezegd dat de executoriale verkoop op 24 juni 2013 zal plaatsvinden.
2.5.
Bij brief van 28 mei 2013 heeft [eiser] de gerechtsdeurwaarder verzocht om het beslag op te heffen en de auto terug te geven. De gerechtsdeurwaarder heeft dit verzoek bij brief van 19 juni 2013 afgewezen en heeft daarbij meegedeeld dat de executoriale verkoop met één week wordt opgeschort.
2.6.
Op 21 juni 2013 is een herstelexploot aan [m] betekend, waarin is vermeld dat het beslag is gelegd uit krachte van een door de gemeente d.d. 19 november 2012 ten laste van [m] in executoriale vorm uitgevaardigd dwangbevel.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente zal verbieden de auto van het merk Mercedes Benz, type S350, kenteken
[kenteken], te verkopen en de gemeente zal gelasten het beslag op deze auto op te heffen onder de verplichting de auto onmiddellijk aan [eiser] terug te geven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 27.500,00, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
3.2.
[eiser] stelt dat het de gemeente verboden moet worden om de auto executoriaal te verkopen, omdat het beslag op grond van een ondeugdelijke titel is gelegd. Daarnaast voert [eiser] aan dat de auto zijn eigendom is, waardoor de gemeente niet gerechtigd is om de auto executoriaal te verkopen. Volgens [eiser] heeft hij de auto van [naam] te [woonplaats] (verder: [naam]) gekocht, heeft hij de auto gefinancierd en heeft hij deze ook door [naam] geleverd gekregen. De eigendom van de auto heeft hij daarna niet overgedragen aan zijn vader. De auto is enkel in verband met de autoverzekering op naam van zijn vader gesteld, omdat zijn vader meer schadevrije jaren heeft, waardoor de verzekeringspremie voor hem lager is.
3.3.
De gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
4.2.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat onderhavig geding, gelet op de vorderingen van [eiser], een executiegeschil betreft.
4.3.
Het meest verstrekkende verweer van de gemeente betreft het verweer dat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu hij heeft nagelaten om [m] mede te dagvaarden, terwijl hij daartoe op grond van artikel 438 lid 5 Rv wel gehouden was.
Dit verweer slaagt. [eiser] dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden aangemerkt als “een derde” in de zin van voornoemd artikel en dit artikel schrijft dwingend voor dat in een executiegeschil als het onderhavige zowel de executant, in dit geval de gemeente, als de geëxecuteerde, [m], dienen te worden gedagvaard. Doordat [eiser] heeft nagelaten [m] in dit kort geding te betrekken, is aan dit vereiste niet voldaan, zodat [eiser] reeds op grond hiervan niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen. De stelling van [eiser] dat [m], die als belangstellende ter zitting aanwezig was, bereid is om vrijwillig in het geding te verschijnen, kan niet tot een ander oordeel leiden, daar [eiser] zijn vorderingen niet mede jegens [S] heeft ingesteld.
4.4.
Ook als over het hiervoor overwogene anders geoordeeld zou dienen te worden, moeten de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. In dit verband wordt overwogen dat het beslag, gelet op het herstelexploot van 21 juni 2013, op grond van een geldige executoriale titel is gelegd. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] de eigenaar van de auto is. Hiertoe wordt overwogen dat op grond van de door [eiser] overgelegde en op zijn naam gestelde factuur niet kan worden aangenomen dat hij de auto van [naam] heeft gekocht en deze heeft gefinancierd. Een factuur is immers geen koopovereenkomst en daaruit blijkt ook niet dat [eiser] degene is geweest die de auto heeft gefinancierd. De stelling van [eiser] dat hij ter financiering van de auto een betalingsregeling met [naam] is aangegaan, is door hem op geen enkele wijze onderbouwd. Voorts is van belang dat de auto ten tijde van de beslaglegging voor het huis van [m] geparkeerd stond, dat [m] over de sleutels van de auto beschikte, de berijder van de auto was, een verzekering ten behoeve van de auto heeft afgesloten en de auto op zijn naam gesteld heeft gekregen. Deze omstandigheden wijzen er niet op dat de auto tot het vermogen van [eiser] behoort. Dat de auto enkel in verband met de autoverzekering op naam van [m] zou zijn gesteld, maakt dat niet anders, nu niet valt in te zien waarom de verzekeringnemer tevens de kentekenhouder zou moeten zijn.
4.5.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht €  589,00
- salaris advocaat
904,00
Totaal €  1.493,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.493,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2013.