ECLI:NL:RBOVE:2013:2195

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 september 2013
Publicatiedatum
16 september 2013
Zaaknummer
C/08/141507 / KG ZA 13-259
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot medewerking aan verplaatsing en opslag van verpande schilderijen in kort geding

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 september 2013, hebben eisers, bestaande uit [eiseres sub 1], [eiseres sub 2] en [eiser sub 3], gedaagden, de ouders van [eiseres sub 1], aangeklaagd in een kort geding. De eisers vorderden dat gedaagden hun medewerking zouden verlenen aan de verplaatsing en opslag van schilderijen die als pandrecht waren gegeven ter zekerheid van leningen. De gedaagden hebben in het verleden leningen ontvangen van eisers, waarbij schilderijen als onderpand zijn gegeven. Eisers vreesden dat gedaagden in hun verplichtingen zouden tekortschieten, vooral na de verkoop van een schilderij zonder overleg met de pandhouders.

De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagden niet tekort waren geschoten jegens [eiseres sub 1], omdat deze op de hoogte was van de verkoop van het schilderij en de omstandigheden rondom de pandrechten. Echter, gedaagden waren wel tekortgeschoten jegens [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] door de opbrengst van het verkochte schilderij niet te gebruiken voor aflossing van de lening. Dit gaf eisers goede grond om te vrezen dat gedaagden ook in hun verplichtingen jegens [eiseres sub 1] zouden tekortschieten.

De voorzieningenrechter heeft gedaagden veroordeeld om binnen veertien dagen hun medewerking te verlenen aan de verplaatsing en opslag van de schilderijen, met een dwangsom van € 5.000 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 50.000. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/141507 / KG ZA 13-259
datum vonnis: 6 september 2013 (s)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

1.[eiseres sub 1],

wonende te [woonplaats],
verder te noemen [eiseres sub 1],

2. [eiseres sub 2],

wonende te [woonplaats],
verder te noemen [eiseres sub 2]

3. [eiser sub 3],

wonende te [woonplaats],
verder te noemen [eiser sub 3]
eisers,
verder gezamenlijk te noemen eisers,
advocaat: mr. M.M.A. Bakker te Enschede,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden,
verder te noemen gedaagden,
advocaat: mr. J. van der Hel te Almelo.

1.De procedure

1.1
Eisers hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding. Partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.2
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 23 augustus 2013. Ter zitting zijn verschenen: [eiseres sub 1] en [betrokkene] vergezeld door mr. M.M.A. Bakker en gedaagden vergezeld door mr. J. van der Hel. De standpunten zijn toegelicht. Mr. J. van der Hel heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota.
1.3
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De vaststaande feiten

2.1
Eisers en gedaagden zijn familie van elkaar. Gedaagden zijn de ouders van
[eiseres sub 1]. [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] zijn de kinderen van [eiseres sub 1].
2.2
Gedaagden hebben op 16 oktober 2012 met [eiseres sub 1] een overeenkomst tot geldlening gesloten. [eiseres sub 1] heeft een bedrag van € 198.000,-- aan gedaagden geleend. Daarbij is overeengekomen dat de gehele lening inclusief alle verschuldigde rente per 1 november 2013 in zijn geheel zou worden afgelost.
2.3
Gedaagden hebben aan [eiseres sub 1] als zekerheid tot nakoming van hun financiële verplichtingen een eerste pandrecht gevestigd op de volgende schilderijen:
1. “Huis in de zon en twee meisjes eenden voerend” van W.J. Nuyen;
2. “Havenhoofd op kalme zee” van J.C. Schotel;
3. “Schepen op kalme zee” van W.J. Nuyen;
4. “Hond en paard met halster in stal” van W. Verschuur;
5. “Stilleven met appel in gele kom” van J. Sluyters.
2.4
Artikel 8 van de overeenkomst tot geldlening van 16 oktober 2012 luidt:
“Indien één of meerdere van de in onderpand gegeven schilderijen vervreemd word(en), zal over de bestemming van de opbrengst daarvan nader overleg plaatsvinden, doch in principe gebruikt worden ter aflossing van de lening”
2.5
Gedaagden hebben op 30 juni 2007 met [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] een overeenkomst tot geldlening gesloten. [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] hebben in totaal een bedrag van € 80.000,-- aan gedaagden geleend. Daarbij is overeengekomen dat de lening per 1 oktober 2017 in zijn geheel zal worden afgelost.
2.6
Gedaagden hebben aan [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] als zekerheid tot nakoming van hun financiële verplichtingen een eerste pandrecht gevestigd op de volgende schilderijen:
1. “Tak met peertjes op plint” van A.J. Haanen;
2. “Pioenrozen” van K. van Dongen.
2.7
Het schilderij “Pioenrozen” is door gedaagden aan een derde verkocht en geleverd. De opbrengst van dit schilderij is niet gebruikt ter aflossing van de lening. Ook is hierover geen overleg gevoerd met de pandhouders.

3.Standpunten van partijen

3.1
Kort gezegd vorderen eisers, na wijziging van eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad gedaagden te veroordelen om hun medewerking te verlenen aan de verplaatsing van de aan eisers verpande schilderijen. De schilderijen worden dan door
UTS Grijpma Verhuizingen B.V. verpakt, getransporteerd en opgeslagen in de speciaal voor de opslag van kunst ingerichte opslagloods van UTS Grijpma B.V. te Zwolle. Daarbij vorderen eisers dat gedaagden worden veroordeeld in de kosten die dit met zich brengt. Dit alles op straffe van een dwangsom. Tot slot vorderen eisers dat gedaagden worden veroordeeld in de kosten van dit geding en de eventuele nakosten.
3.2
Eisers stellen daartoe - kort samengevat - dat gedaagden de jegens hen geldende verplichtingen ten aanzien van de verpande schilderijen herhaaldelijk hebben geschonden. Ook stellen eisers dat zij hebben te vrezen dat gedaagden zullen tekortschieten in hun verplichtingen voortvloeiende uit de gevestigde pandrechten.
Gedaagden hebben hun verplichtingen jegens eisers geschonden nu de verpande schilderijen zich, anders dan overeengekomen, niet meer op het adres [adres] te [woonplaats] bevinden. Ook zijn deze verplichtingen geschonden nu gedaagden over voorgenomen verkoop van de verpande schilderijen niet met eisers hebben overlegd. Verder hebben gedaagden deze verplichtingen geschonden door de verkoopopbrengst van het schilderij “Pioenrozen” niet aan te wenden om de schulden aan eisers te voldoen.
Dat eisers hebben te vrezen dat gedaagden zullen tekortschieten in hun verplichtingen voortvloeiende uit de gevestigde pandrechten onderbouwen zij – kort gezegd – als volgt.
Gedaagden hebben bij herhaling gemeld in geldnood te verkeren. Ook hebben zij gesteld dat de door hen aan eisers verpande schilderijen zullen moeten worden verkocht om aan de betalingsverplichtingen ten aanzien van eisers te kunnen voldoen. Reeds twee door gedaagden aan eisers verpande schilderijen zijn door toedoen van gedaagden buiten de macht van partijen geraakt. Het schilderij “Stilleven met appel in gele kom” is door gedaagden via een handelaar te koop aangeboden op de PAN te Amsterdam en aldaar door één of meer partijen in beslag genomen. Het schilderij “Pioenrozen” is door gedaagden zonder voorafgaand overleg met en zonder instemming van [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] aan een derde verkocht en geleverd. De opbrengst van dit schilderij is niet gebruikt voor het aflossen van de schuld van gedaagden aan
[eiseres sub 2] en [eiser sub 3]. Over de besteding van dit geld is ook geen overleg gevoerd. Eisers menen dat er dan ook voldoende grond bestaat om te vrezen dat hun pandrechten zullen worden uitgehold, dan wel geheel illusoir worden, wanneer de aan hen verpande zaken in de macht van gedaagden blijven.
3.3
Gedaagden voeren verweer. Ter zake het verwijt dat de schilderijen zich niet meer op het adres [adres] te [woonplaats] bevinden, voeren gedaagden het volgende aan. Gedaagden hebben hun huis aan de [adres] te [woonplaats] moeten verkopen. Dit was bij eisers bekend. Gedaagden wonen nu in een appartement zonder alarm. De zus van [eiseres sub 1] heeft wel een alarm. De schilderijen zijn daarom bij deze zus ondergebracht. Dat de schilderijen hier staan is al geruime tijd bij [eiseres sub 1] bekend en zij is hiermee ook akkoord gegaan.
Met betrekking tot de verpanding die zij met [eiseres sub 1] zijn overeengekomen stellen zij - kort samengevat - dat zij in hun verplichtingen jegens de stille pandhouder
([eiseres sub 1]) niet zijn tekortgeschoten en er ook geen grond is om aan te nemen dat zulks zal geschieden. Daartoe voeren zij aan dat [eiseres sub 1] reeds op het moment van het vestigen van het pandrecht op het schilderij “Stil leven met appel in gele kom” op de hoogte was dat dit schilderij op een beurs te koop werd aangeboden. Ook was zij er toen al van op de hoogte dat de eigendom van dat schilderij werd betwist en is gecommuniceerd dat het schilderij in conservatoir beslag was genomen. Verder is deze geldlening op dit moment nog niet opeisbaar. In de overeenkomst staat als uiterste datum voor aflossing 1 november 2013 vermeld.
Ter zake de verpanding die gedaagden met [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] zijn overeengekomen stellen gedaagden - kort gezegd – dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat gedaagden hun verplichtingen jegens de pandhouders ([eiseres sub 2] en [eiser sub 3]) niet zullen nakomen. Verder is deze geldlening pas per 1 oktober 2017 opeisbaar. De redelijkheid en billijkheid brengt met zich dat het schilderij “Tak peertje op plint” niet gedurende een periode van ongeveer vier jaar in vuistpand blijft liggen in een opslagloods.

4.De beoordeling

4.1
Uit art. 3:237 lid 3 BW volgt dat de pandhouder bevoegd is te vorderen dat de verpande zaak in zijn macht of die van een derde wordt gebracht als de pandgever tekort schiet in zijn verplichtingen jegens de pandhouder of als de pandhouder goede grond heeft te vrezen dat in die verplichtingen tekort zal worden geschoten.
Schieten gedaagden tekort jegens [eiseres sub 1] als pandhouder?
4.2
Over de vraag of de gedaagden tekort zijn geschoten jegens [eiseres sub 1] doordat de schilderijen zich niet meer op het adres [adres] te [woonplaats] bevinden, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Nu gedaagden verhuisd zijn, kan niet meer verwacht worden dat de verpande schilderijen zich nog op het adres [adres] te [woonplaats] bevinden. Dit moet ook duidelijk zijn geweest voor eisers. Gezien de aanzienlijke waarde van de schilderijen is het ook begrijpelijk dat gedaagden hun schilderijen hebben ondergebracht in een huis met een alarm. Van een tekortschieten door de verplaatsing van de schilderijen naar het huis van de zus van [eiseres sub 1] is geen sprake.
4.3
Over de vraag of gedaagden tekort zijn geschoten jegens [eiseres sub 1] doordat het schilderij “Stilleven met appel in gele kom” door gedaagden via een handelaar te koop is aangeboden, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Uit de door gedaagden overgelegde mailwisseling blijkt dat [eiseres sub 1] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tot geldlening van 16 oktober 2012 er reeds van op de hoogte was dat dit schilderij op een beurs te koop werd aangeboden. Ook was zij op dat moment op de hoogte van het conservatoir beslag dat op dit schilderij gelegd was. Ondanks deze wetenschap wilde zij een pandrecht op dit schilderij gevestigd zien. Van een vervangend pandrecht heeft zij afgezien. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake van is dat gedaagden hun verplichtingen hebben geschonden doordat zij over de voorgenomen verkoop van het schilderij “Stilleven met appel in gele kom” niet met eisers hebben overlegd.
4.4
De voorzieningenrechter oordeelt dus dat gedaagden niet tekort zijn geschoten jegens [eiseres sub 1] als pandhouder.
Schieten gedaagden tekort jegens [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] als pandhouders?
4.5
Over de vraag of gedaagden tekort zijn geschoten jegens [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] doordat het schilderij “Pioenrozen” is verkocht, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Gedaagden hebben erkend dat dit schilderij is verkocht. Ook is vast komen te staan dat de opbrengst van dit schilderij niet is gebruikt ter aflossing van de lening. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagden hiermee tekort zijn geschoten in hun verplichtingen jegens de pandhouders ([eiseres sub 2] en [eiser sub 3]).
Hebben gedaagden aan eisers goede grond gegeven om te vrezen dat gedaagden in de
verplichtingen jegens hen als pandhouders tekort zullen gaan schieten?
4.6
Met betrekking tot [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] hebben gedaagden zonder voorafgaand overleg één van de twee aan hen verpande schilderijen verkocht. De opbrengst van dit schilderij is vervolgens niet gebruikt om de schuld aan [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] af te lossen. Ook is er over de besteding van deze opbrengst geen overleg gevoerd. Daar komt nog bij dat de waarde van het overgebleven verpande schilderij “Tak met peertjes op plint” minder is dan het bedrag dat [eiseres sub 2] en
[eiser sub 3] aan gedaagden hebben geleend. Dit alles in overweging nemende hebben gedaagden [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] goede grond gegeven om te vrezen dat gedaagden in hun verplichtingen tekort zullen gaan schieten.
4.7
Zoals hierboven is overwogen zijn gedaagden niet tekortgeschoten jegens
[eiseres sub 1] als pandhouder. Dan de vraag of [eiseres sub 1] goede grond heeft om te vrezen dat gedaagden in de verplichtingen jegens haar als pandhouder tekort zullen schieten. De voorzieningenrechter oordeelt dat nu gedaagden ten aanzien van de
[eiseres sub 2] en [eiser sub 3] reeds tekort zijn geschoten ook ten aanzien van de dochter goede grond bestaat om te vrezen dat in de verplichtingen tekort zal worden geschoten.
4.8
De voorzieningenrechter oordeelt dus dat gedaagden aan eisers goede grond hebben gegeven om te vrezen dat gedaagden in de verplichtingen jegens hen als pandhouders tekort zullen gaan schieten. Gedaagden zullen veroordeeld worden om hun medewerking aan de verplaatsing en de opslag van de schilderijen te verlenen. Daarbij ziet de voorzieningenrechter aanleiding een termijn van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis te verbinden.
Parate executie
4.9
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen blijkt dat gedaagden in principe niets tegen verplaatsing van de schilderijen naar een goed geoutilleerde bewaarder hebben. Wel zijn zij bevreesd dat eisers over zullen gaan tot parate executie. Gedaagden hebben de rente over de geleende bedragen altijd betaald. Er is overeengekomen dat de gehele lening van
[eiseres sub 1] aan gedaagden inclusief alle verschuldigde rente pas per 1 november 2013 in zijn geheel zal worden afgelost. In de overeenkomst tussen gedaagden en [eiseres sub 2] en [eiser sub 3] is afgesproken dat de lening per 1 oktober 2017 in zijn geheel zal worden afgelost. Vooralsnog ziet de voorzieningenrechter voor eisers geen grond om tot parate executie over te gaan. Om de mogelijkheid tot parate executie te voorkomen zullen gedaagden er wel voor moeten zorgen dat zij de door hun aangegane leningen respectievelijk per 1 november 2013 en 1 oktober 2017 aflossen. Dit hebben gedaagden dus in eigen hand. Mochten gedaagden vrezen dat [eiseres sub 1] na 1 november 2013 misbruik maakt van haar executiebevoegdheid door de verpande schilderijen haastig of voor een spotprijs te (laten) veilen, kunnen zij daartegen in een executiegeschil opkomen.
Kosten van opslag
4.1
Eisers vorderen voorts dat gedaagden worden veroordeeld in de kosten van verpakking, transport, opslag en verzekering. Eisers voeren daarvoor artikel 3:243 BW als grondslag aan.
4.11
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Het tweede lid van artikel 3:243 BW geeft enige regels omtrent de afrekening van eventueel door de pandhouder gemaakte kosten. Uit het tweede lid van dat artikel volgt dat de kosten tot behoud en onderhoud van het goed voor vergoeding door de pandgever in aanmerking komen. Vraag is of de kosten die gemaakt zullen worden door de schilderijen in bewaring te geven bij een professionele bewaarder redelijk zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit het geval is. Gedaagden hebben in hun correspondentie met gedaagden zelf geteld dat als de schilderijen opgeslagen worden dit moet gebeuren bij een professionele bewaarder die hiervoor goed geoutilleerd is. Daar komt bij dat de schilderijen een aanzienlijke waarde hebben en het dus begrijpelijk is dat deze veilig opgeslagen dienen te worden. Dat de schilderijen verzekerd zijn als ze bij UTS Grijpma B.V. te Zwolle opgeslagen worden, speelt daarbij een belangrijke rol. Ook ten aanzien van het schilderij “Tak peertje op plint” oordeelt de voorzieningenrechter dat het redelijk is dat dit schilderij bij een professionele bewaarder in bewaring wordt gesteld. De voorzieningenrechter zal de veroordeling tot vergoeding van de kosten door gedaagden voor opslag van de schilderijen toewijzen. Overigens kunnen gedaagden de periode dat de schilderijen (en met name het schilderij “Tak peertje op plint”) verkorten aangezien de overeenkomsten van geldlening bepalen dat vervroegde aflossing altijd boetevrij is geoorloofd.
Dwangsom
4.12
De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding om een maximum te verbinden aan de gevorderde dwangsom. De voorzieningenrechter acht een dwangsom van € 5.000,-- per dag waarop gedaagden nalatig mochten blijven medewerking te verlenen aan de verpakking, verplaatsing en opslag van de schilderijen, vanaf veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, met een maximum van € 50.000,-- redelijk.
Kosten van het geding en nakosten
4.13
In de omstandigheid dat partijen familie van elkaar zijn, ziet de voorzieningenrechter
aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. veroordeelt gedaagden binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis hun medewerking te verlenen aan het onder begeleiding van een gerechtsdeurwaarder aan UTS Grijpma Verhuizingen B.V. ter beschikking stellen van de verpande schilderijen, teneinde deze schilderijen door UTS Grijpma Verhuizingen B.V. te verpakken, transporteren en opslaan in de speciaal voor de opslag van kunst ingerichte opslagloods van UTS Grijpma B.V. te Zwolle;
II. veroordeelt gedaagden de aan onder I gerelateerde deurwaarderskosten en de kosten van UTS Grijpma B.V., uiterlijk binnen veertien dagen na het aanbieden van de desbetreffende facturen door eisers aan gedaagden, aan eisers te vergoeden;
III. veroordeelt gedaagden om aan eisers een dwangsom te betalen van € 5.000 per dag dat zij niet aan de onder I en II uitgesproken hoofdveroordelingen voldoen, zulks tot een maximum van € 50.000,--;
IV. compenseert de kosten van deze procedure aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
V. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.