ECLI:NL:RBOVE:2013:2201

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
16 september 2013
Zaaknummer
142688 KGZA 13-301
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis tot ontruiming van een caravan

In deze zaak heeft de vrouw, aangeduid als [opposante], verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 24 juli 2013, waarin zij werd veroordeeld om een caravan te ontruimen. De caravan werd gehuurd door de man, aangeduid als [geopposeerde], die sinds 2010 de caravan van de dochter van [opposante] huurde. De vrouw betwistte de eigendom en huurovereenkomst, en stelde dat zij de eigenaar was van de caravan. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 6 september 2013, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechter oordeelde dat het verstekvonnis in stand bleef, omdat niet aannemelijk was dat de vrouw eigenaar of medehuurder was van de caravan. De voorzieningenrechter concludeerde dat de man voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de caravan huurde en dat de vrouw niet had aangetoond dat zij de eigenaar was. De vordering van de vrouw werd afgewezen, en het verstekvonnis werd bekrachtigd. De vrouw werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 142688 KGZA 13-301
Uitspraak : 13 september 2013 (s.r.)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[opposante]
wonende te [woonplaats]
opposante, hierna ook wel [opposante] te noemen,
advocaat: mr. T. Geerdink te Borne
tegen
[geopposeerde]
wonende te [woonplaats]
geopposeerde, hierna ook wel [geopposeerde] te noemen,
advocaat: mr. D.J.H. Habers te Enschede.

1.De procedure

[opposante] heeft gevorderd als staat vermeld in de verzetdagvaarding van 28 augustus 2013.
De vordering is behandeld ter terechtzitting van 6 september 2013. Ter zitting zijn verschenen [opposante], vergezeld door mr. Geerdink en [geopposeerde], vergezeld door mr. Habers. De standpunten zijn toegelicht; mr. Habers heeft daarbij gebruik gemaakt van een pleitnota.
Beide partijen hebben voorafgaand aan en tijdens de behandeling ter zitting aanvullende stukken in het geding gebracht. De advocaten verzetten zich er niet tegen dat deze stukken worden meegenomen bij de beoordeling en de stukken zijn niet zodanig omvangrijk dat de te late verstrekking tot problemen leidt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

In deze zaak staat het volgende vast.
[geopposeerde] heeft [opposante] in kort geding gedagvaard tegen de terechtzitting van 24 juli 2013. Ter zitting is [opposante] niet verschenen, waarna tegen haar verstek is verleend. Bij vonnis van
24 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, team kanton en handelsrecht, locatie Almelo, [opposante] - kort gezegd - veroordeeld om de caravan, staande op de vaste standplaats no. 72 op camping de Twentse Es in Enschede, binnen 24 uur na betekening van het vonnis te verlaten en onder afgifte van sleutels ter beschikking te stellen aan [geopposeerde], onder veroordeling van [opposante] in de kosten.
Voornoemd vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De grosse van dit vonnis is niet aan [opposante] betekend, maar de inhoud van het vonnis is via de advocaat van [geopposeerde] bekend geworden aan [opposante]. De verzetdagvaarding is betekend op 22 augustus 2013; op 28 augustus 2013 is een hersteldagvaarding betekend.

3.De vordering van [opposante]

Bij verzetdagvaarding vordert [opposante] het vonnis van 24 juli 2013 met zaaknummer 141608 KG ZA 13/264 te vernietigen en de vorderingen als vermeld in de dagvaarding van 22 juli 2013 alsnog af te wijzen, met veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van de procedure.
[opposante] voert daartoe het volgende aan. Anders dan [geopposeerde] stelt, is het [opposante] die sinds februari 2010 eigenaar is van de onderhavige caravan; op dat moment heeft zij de caravan overgenomen van haar zoon en sinds die tijd is [opposante] de vaste gebruiker en bewoner geweest. Zolang [geopposeerde] en [opposante] een relatie hadden, verbleef [geopposeerde] ook in de caravan, maar de relatie is al sinds eind 2012 beëindigd, onder meer als gevolg van ernstig wangedrag van de zijde van [geopposeerde]. In het begin heeft [geopposeerde] ook wel de helft van de huur (het stageld) betaald, maar niet meer nadat de caravan eigendom is geworden van [opposante].
Omdat [opposante] in die periode zelf in de WSNP zat, heeft zij de caravan op naam van haar dochter gezet en alleen omdat [geopposeerde] voor verschillende instanties en wegens zijn uitkering een woonadres nodig had, is er een huurovereenkomst opgesteld tussen [geopposeerde] als huurder en de dochter van [opposante] als verhuurder.
[geopposeerde] verblijft inmiddels al sinds december 2012 elders en heeft geen belang meer bij de vorderingen; hij heeft deze slechts ingesteld om [opposante] dwars te zitten.

4.Het verweer van [geopposeerde]

betwist de stellingen van [opposante]. Partijen hadden vanaf begin 2009 een relatie. Omdat [geopposeerde] woonruimte nodig had, is overeengekomen dat hij de caravan zou gaan huren, die destijds toebehoorde aan de dochter van [opposante]. Dat deze dochter M. [opposante] als eigenaar mocht worden beschouwd, blijkt ook uit de nota van stageld voor 2010 van de camping op haar naam.
[opposante] verbleef ook vaak in de caravan bij [geopposeerde], maar had – en heeft tot op heden - daarnaast haar eigen woning aan de Berghuizenbrink te Enschede. Dat de huurovereenkomst tot doel had om een uitkering van [geopposeerde] veilig te stellen, is onzin; [geopposeerde] heeft in de onderhavige periode altijd gewerkt.
heeft steeds het overeengekomen stageld betaald aan de camping; ter onderbouwing heeft hij bankafschriften in het geding gebracht. Daarnaast heeft [geopposeerde] de caravan opgeknapt; hij heeft deze geschilderd, van een nieuwe vloer en keuken voorzien en heeft begin 2013 nog de badkamer gerenoveerd. Tevens is een nieuwe huurgeiser geplaatst, waarvoor [geopposeerde] de huur betaalde.
Dat [geopposeerde] al begin 2013 niet meer in de caravan verbleef, is niet juist. Hij is immers op 3 juli 2013 nog in de caravan aangehouden door de politie. [geopposeerde] betwist overigens dat hij veel overlast veroorzaakt; in ieder geval niet meer dan [opposante] zelf, zo blijkt uit een verklaring van de beheerder van de camping. [geopposeerde] heeft wel degelijk groot belang bij zijn vordering; de caravan is zijn woning waarvoor hij destijds een huurovereenkomst is aangegaan.

5.De beoordeling door de voorzieningenrechter

Tussen partijen is niet in geschil dat het vonnis van 24 juli 2013 niet aan [opposante] is betekend, maar dat de inhoud ervan via de advocaat van [geopposeerde] aan [opposante] bekend is geworden. Eveneens staat tussen partijen vast dat het verzet tijdig is ingesteld.
In deze kort geding procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vorderingen van [geopposeerde] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopen daarop nu gerechtvaardigd is. Cruciaal bij die beoordeling is of [geopposeerde] zijn stelling, dat hij de caravan sinds 2010 heeft gehuurd, voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
De voorzieningenrechter oordeelt dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Tussen partijen staat vast dat [geopposeerde] in februari 2010 op zoek was naar woonruimte en dat hij met de dochter van [opposante] een huurovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de caravan. [opposante] heeft zelf verklaard dat de caravan bij het aangaan van de huurovereenkomst formeel eigendom was van haar dochter. De voorzieningenrechter oordeelt in ieder geval dat [geopposeerde] heeft mogen begrijpen dat hij met de dochter van [opposante] een geldige huurovereenkomst had gesloten.
Duidelijk is evenwel dat [opposante] zelf ook van het aangaan van de huurovereenkomst op de hoogte was en er mee instemde. Zij heeft zelf verklaard dat zij in die periode [geopposeerde] wilde helpen zijn leven weer op de rails te krijgen.
Vervolgens hebben partijen jarenlang uitvoering gegeven aan de huurovereenkomst. [geopposeerde] heeft zijn intrek genomen in de caravan, heeft het adres van de camping als GBA-adres genomen, heeft onderhoud aan de caravan verricht en had geen ander verblijfadres. De betaling van huur heeft plaatsgevonden doordat [geopposeerde] maandelijks het stageld aan de campingbeheerder heeft betaald, en daarnaast huur voor een geiser.
Dat [opposante] ook regelmatig in de caravan verbleef, doet aan het feit dat alleen [geopposeerde] de caravan huurde, niet af. De stelling van [opposante], dat ook zij huurder was en sinds 2010 eigenaar, is op geen enkele wijze onderbouwd en bovendien strijdig met haar verklaring, dat de caravan in die periode op naam stond van haar dochter. Niet gesteld of gebleken is dat de huurovereenkomst ooit is opgezegd.
Er is weliswaar nog een aan [opposante] geadresseerde jaarnota van de camping voor 2010 in het geding gebracht, maar er is ook een op diezelfde dag aangemaakte jaarnota 2010 op naam van de dochter van [opposante], zodat geconcludeerd moet worden dat aan de tenaamstelling van deze nota’s geen conclusies kunnen worden verbonden.
Dat [geopposeerde] al ruim een half jaar niet meer in de caravan zou hebben verbleven, lijkt niet aannemelijk. [geopposeerde] betwist dat en wijst op een incident in juli 2013, waarbij de politie hem in de caravan aantrof, en verder blijkt uit de door [geopposeerde] in het geding gebrachte bankafschriften dat hij in 2013 maandelijks betalingen verrichtte aan de camping en voor de geiser.
Dat [geopposeerde] nog steeds belang heeft om wederom als huurder in de caravan te wonen, zal daarom in dit geding als onvoldoende gemotiveerd betwist en voldoende aannemelijk worden aangenomen. Voor een definitieve beslechting van dit geding is een bodemprocedure aangewezen, waarin eventueel bewijs kan worden geleverd.
Of [geopposeerde] op de camping voor overlast heeft gezorgd is in deze procedure niet relevant.
De vordering van [opposante] zal gezien het bovenstaande in deze verzetprocedure worden afgewezen, met bekrachtiging van het vonnis van 24 juli 2013 met nummer 141608 KG ZA 13/264.
[opposante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
Wijst de vordering in verzet af en bekrachtigt het verstekvonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 24 juli 2013 met nummer 141608 KG ZA 13/264 tussen [opposante] als gedaagde en [geopposeerde] als eiser gewezen.
Veroordeelt [opposante] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geopposeerde] begroot op nihil aan verschotten en € 527,00 aan salaris van de advocaat.
Verklaart onderdeel II van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. M.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.