ECLI:NL:RBOVE:2013:2215

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 september 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
139618 / KG ZA 13-181
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen eiseres en Construction Group B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagde, Construction Group B.V., waren gelegd. De beslagen waren gelegd ter verzekering van een door Construction gepretendeerde vordering van € 205.520,84. De eiseres stelde dat Construction geen recht had op de vordering en dat zij haar betalingsverplichtingen had opgeschort vanwege een tekortkoming van de gedaagde in de nakoming van hun overeenkomst. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de vordering van Construction ondeugdelijk was. De rechter benadrukte dat de beoordeling van de verplichtingen van beide partijen in het kader van de bodemprocedure diende plaats te vinden, en niet in dit kort geding. De voorzieningenrechter concludeerde dat Construction een gerechtvaardigd belang had bij het handhaven van de beslagen en dat er geen sprake was van misbruik van recht. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van Construction, die op € 1.405,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: 139618 / KG ZA 13-181
Vonnis in kort geding van 12 september 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
advocaat mr. A.B. Bouter te Houten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONSTRUCTION GROUP B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
gedaagde,
advocaat mr. S. Veenstra te Drachten.
Partijen zullen hierna ‘[eiseres]’ en ‘Construction’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van Construction.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [betrokkene] (hierna ook te noemen: [betrokkene]) hebben op 23 september 2011 een overeenkomst met elkaar gesloten, inhoudende het leveren en monteren van aluminium vliesgevels en toebehoren door [betrokkene] waarvoor [eiseres] [betrokkene] zou betalen.
2.2.
Er is tussen de hiervoor onder 2.1. genoemde partijen een geschil ontstaan over de (niet-) nakoming van de voor beide partijen over en weer uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.
2.3.
Op 8 januari 2013 heeft de rechtbank Noord-Nederland [betrokkene] in staat van faillissement verklaard.
2.4.
Bij akte van cessie van 18 april 2013 heeft Construction alle vorderingen die [betrokkene] heeft of mocht hebben op derden per datum faillissement, gekocht van de curator, hetgeen bij brief van 17 mei 2013 aan [eiseres] medegedeeld is.
2.5.
Construction heeft, na daartoe op 28 mei 2013 verkregen verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, op 31 mei 2013 conservatoire (derden)beslagen laten leggen ten laste van [eiseres].
2.6.
De beslagen zijn gelegd ter verzekering van verhaal van een door Construction op
[eiseres] gepretendeerde vordering van € 205.520,84, een en ander zoals nader omschreven in het verzoekschrift tot het leggen van conservatoire (derden)beslagen van
28 mei 2013.
2.7.
Er is sinds 24 juli 2013 een bodemprocedure tussen partijen aanhangig bij deze rechtbank. De zaak staat thans op de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van [eiseres].

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert  samengevat - opheffing van (een aantal van) de door Construction ten laste van haar op 31 mei 2013 gelegde (derden)beslagen zoals opgesomd in onderdeel 1. en 2. van de dagvaarding, dan wel indien de voorzieningenrechter oordeelt dat de beslagen niet worden opgeheven, begroting van de vordering van Construction op een lager bedrag dan het thans begrote bedrag, op straffe van een dwangsom.
3.2.
Construction voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
[eiseres] heeft ter zitting haar stellingen terzake het aan de Rabobank toekomende pandrecht op de door Construction gepretendeerde vordering niet langer gehandhaafd, zodat die stellingen geen (verdere) bespreking behoeven.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de vorderingen is er sprake van een spoedeisend belang.
[eiseres] is ontvankelijk in haar vorderingen.
4.2.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.3.
Ingevolge art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.4.
[eiseres] stelt in dat kader dat de beslagen moeten worden opgeheven omdat Construction geen vordering heeft op haar. Ten eerste omdat zij terecht gebruik heeft genaakt van haar opschortingsbevoegdheid. Omdat [betrokkene] in gebreke bleef met de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst (tijdige en conforme (op)levering) heeft [eiseres] haar betalingsverplichtingen jegens [betrokkene] opgeschort. Ten tweede heeft [eiseres] een tegenvordering op Construction, bestaande uit de schade die is ontstaan als gevolg van de aan [betrokkene] te wijten vertraging in het werk. [betrokkene] heeft, in afwijking van hetgeen partijen zijn overeengekomen en ondanks sommatie en ingebrekestelling daartoe, veertien weken te laat opgeleverd. De hoogte van de schade bedraagt € 145.467,60, aldus [eiseres]. Construction betwist het voorgaande en stelt dat zij gerechtigd is tot het doen leggen van de beslagen (waarvoor zij verlof heeft verkregen) omdat [eiseres] haar betalingsverplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen. Zij heeft het werk opgeleverd. De uitvoering is conform de overeenkomst. Er is geen tegenvordering en zo die er al zou zijn, dan kan deze niet verrekend worden met de vordering van Construction omdat de overeenkomst elke bevoegdheid tot verrekening uitsluit.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat [eiseres] met haar stellingen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door Construction gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Of en in hoeverre [eiseres] en Construction hun verplichtingen uit de overeenkomst zijn nagekomen, meer specifiek of de (op)leveringsverplichting uit de overeenkomst is geschonden door [betrokkene] en zo ja, of [eiseres] ten gevolge daarvan gerechtigd was tot opschorting van haar betalingsverplichting over te gaan en of [eiseres] daardoor tevens schade heeft geleden, ten gevolge waarvan zij een tegenvordering heeft op (thans) Construction (die zij al dan niet kan verrekenen), kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de uiteenlopende stellingen van partijen, in het bestek van dit kort geding niet worden beoordeeld. Daarvoor is de reeds aanhangige bodemprocedure, waar het geschil in volle omvang kan worden getoetst, de aangewezen weg. De voorzieningenrechter gaat daarom voorbij aan de stellingen van partijen die daarop betrekking hebben.
4.6.
[eiseres] stelt voorts dat het beslag moet worden opgeheven omdat Construction geen enkel belang bij het beslag heeft. De voorzieningenrechter constateert, mede gelet op hetgeen partijen daartoe ter zitting hebben verklaard, dat partijen van mening (blijven) verschillen over welke verhaalsmogelijkheden Construction beschikt. Reeds daarom heeft Construction voldoende belang bij handhaving van het gelegde beslag. [eiseres] heeft tot slot onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij op onevenredig zware wijze wordt getroffen door het beslag.
4.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Construction een gerechtvaardigd belang bij de gelegde beslagen en is zij gerechtigd de verhaalsmogelijkheden voor de gepretendeerde vordering op [eiseres] veilig te stellen.
Ter zitting is voorts gebleken dat er door [eiseres] vooralsnog geen vervangende zekerheid kan worden gesteld voor de door Construction gepretendeerde vordering.
Van misbruik van recht is geen sprake.
4.8.
Gelet op het voorgaande dient de vordering van [eiseres] tot opheffing van (een aantal van) de gelegde conservatoire (derden)beslagen te worden afgewezen. In de door [eiseres] gestelde omstandigheden ziet de voorzieningenrechter voorts geen aanleiding om de vordering waarvoor beslag is gelegd, te begroten op een lager bedrag dan waarvoor de voorzieningenrechter verlof heeft verleend. Ook die vordering wordt afgewezen.
4.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Construction worden begroot op:
- griffierecht €  589,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal €  1.405,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Construction tot op heden begroot op € 1.405,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op
12 september 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.