In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 19 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Paardensportcentrum Eehzerwold en het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland. Het college had op 2 augustus 2013 een last onder dwangsom opgelegd aan het paardensportcentrum, omdat het zou zijn betrokken bij overtredingen van het bestemmingsplan en de beheersverordening. Verzoeker, het paardensportcentrum, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 13 september 2013 is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de opgelegde last onder dwangsom aanzienlijke financiële gevolgen kan hebben. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de inhoud van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat niet vaststaat dat de geformuleerde lastgevingen als overtredingen moeten worden aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de activiteiten van verzoeker niet in strijd zijn met de voorschriften van de beheersverordening, aangezien de verblijfsaccommodatie niet als bedrijfswoning kan worden aangemerkt. Bovendien heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de eis van het college dat huurders een binding met de manege moeten hebben, niet is gebaseerd op enige wettelijke voorschriften. De voorzieningenrechter heeft daarom het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift van verzoeker, en het college is verplicht het griffierecht van € 318,- te vergoeden.