In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel, werd de bevoegdheid van de Nederlandse rechter onderzocht in een geschil tussen Agraplan Farmaca BV en [C] over de betaling van facturen en de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. Agraplan Farmaca BV, een groothandel in farmaceutische producten, vorderde dat de rechtbank bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, terwijl [C] betwistte dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had. De rechtbank beoordeelde de argumenten van beide partijen, waarbij [C] aanvoerde dat er geen contractuele of wettelijke basis was voor de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, en dat de plaats van levering in Duitsland was, wat de Duitse rechter bevoegd zou maken. Agraplan Farmaca BV stelde dat de dealerovereenkomst en de Algemene Voorwaarden de Nederlandse rechter bevoegd maakten. De rechtbank concludeerde dat de dealerovereenkomst was geëindigd en dat de verwijzingen naar de Algemene Voorwaarden niet voldoende waren om de bevoegdheid van de Nederlandse rechter te onderbouwen. De rechtbank hield de verdere beslissing aan en bepaalde dat de zaak opnieuw op de rol zou komen voor het nemen van een nadere akte door [C].