In deze zaak vorderde de besloten vennootschap JJ&G Finance B.V. dat de gedaagden, [A] en [B], zouden worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 51.925,22, vermeerderd met rente en kosten. De dagvaarding was op 15 november 2012 aan hen betekend. Voorafgaand aan de betekening was er op 5 september 2012 door de kantonrechter te Zwolle een bewind ingesteld over de goederen van [A] en [B], met H.A.L. van der Harst als bewindvoerder. JJ&G, niet op de hoogte van het bewind, verzocht de rechtbank om de bewindvoerder in het geding te roepen, aangezien zij meende dat de bewindvoerder de rechthebbenden vertegenwoordigt in juridische procedures.
De gedaagden voerden verweer en stelden dat de vordering van JJ&G niet op de juiste wijze was ingesteld. Zij betoogden dat het verzoek om de bewindvoerder in het geding te roepen niet kon worden toegewezen, omdat het geen zaak was die zowel hen als de bewindvoerder betrof. De rechtbank oordeelde echter dat JJ&G niet wist en redelijkerwijs niet kon weten dat er een beschermingsbewind was ingesteld, en dat herstel van de fout bij dagvaarding mogelijk was. De rechtbank stond toe dat de bewindvoerder in het geding werd opgeroepen, onder gelijktijdige buiten geding-plaatsing van [A] en [B].
De beslissing werd op 15 mei 2013 uitgesproken door mr. M.H.S. Lebens-de Mug. De rechtbank hield de beslissing omtrent de kosten van het incident aan en bepaalde dat de zaak op 12 juni 2013 weer op de rol zou komen voor oproeping van de bewindvoerder en voor conclusie van antwoord van zijn zijde.