ECLI:NL:RBOVE:2013:2439

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 oktober 2013
Publicatiedatum
11 oktober 2013
Zaaknummer
08/700055-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot twee jaren gevangenisstraf voor verkrachting met DNA-match

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De feiten dateren van 10 juli 1992, toen de verdachte, volgens de aangifte van het slachtoffer, met geweld en bedreiging haar heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder DNA-analyses die een match aangaven met de verdachte. De rechtbank heeft de alternatieve scenario's van de verdediging verworpen, omdat deze niet aannemelijk werden geacht. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaar geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn gewelddadige handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat leidde tot een trauma en angst. De rechtbank heeft ook de vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van €680,87, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/700055-12
Datum vonnis: 11 oktober 2013
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1962 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 november 2012, 25 januari 2013, 26 maart 2013 en 27 september 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. van Zwol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. F. Jakob, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 juli 1992 [slachtoffer] heeft verkracht, dan wel dat hij geprobeerd heeft haar te verkrachten.
Voluit luidt, na wijziging, de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 juli 1992 in de gemeente Enschede, in elk geval in Nederland,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gedrukt/gebracht/geduwd en/of bewogen, en/of
- de (al dan niet ontblote) borst(en) van die [slachtoffer] vastgepakt/betast/bevoeld en/of beknepen en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] onverhoeds heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer] in de nek heeft gepakt/geknepen/vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] in de berm heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht en/of
- op die [slachtoffer] is gevallen en/of
- die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij een mes bij zich had en/of dat zij zich stil moest houden en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- in de keel van die [slachtoffer] heeft geknepen
- de broek en onderbroek, althans de kleding, van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan/getrokken en/of
- en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 10 juli 1992, in de gemeente Enschede, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
- die [slachtoffer] onverhoeds heeft benaderd en/of
- die [slachtoffer] in de nek heeft gepakt/geknepen/vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] in de berm heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht en/of
- op die [slachtoffer] is gevallen en/of
- die [slachtoffer] heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij een mes bij zich had en/of dat zij zich stil moest houden en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- in de keel van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
- de broek en onderbroek, althans de kleding, van die [slachtoffer] naar beneden heeft gedaan/getrokken en/of
- de (al dan niet ontblote) borst(en) van die [slachtoffer] heeft vastgepakt/betast/bevoeld en/of beknepen en/of
- heeft getracht zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] te drukken en/of te brengen en/of te duwen en/of te bewegen,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd het primair tenlaste gelegde bewezen te verklaren en verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlaste gelegde feit bewezen verklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlaste gelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
5.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Volgens haar kan op grond van de aangifte, de DNA-match en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] het ten laste gelegde binnendringen van het lichaam bewezen worden. In de onderbroek van aangeefster is sperma van verdachte aangetroffen. Weliswaar heeft aangeefster in haar aangifte van 1992 verklaard dat de dader in haar vagina is geweest, maar in haar aangifte van 2011 heeft zij verklaard dat ‘het niet helemaal is gelukt’. De officier van justitie acht voldoende bewijs aanwezig dat verdachte in ieder geval tussen de schaamlippen van aangeefster is geweest, hetgeen eveneens te kenmerken is als binnendringen. Een onderbouwing voor het binnendringen volgt ook uit het rapport van Verilabs, aldus de officier van justitie.
5.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van de tenlaste gelegde feiten bepleit. Verdachte ontkent de ten laste gelegde verkrachting, dan wel poging tot verkrachting. Ter verklaring voor de DNA-match stelt de verdediging dat er twee alternatieve scenario’s zijn. In de eerste plaats dat verdachte en aangeefster op die dag een vrijwillig seksueel contact hebben gehad, waarvan verdachte zich, vanwege de wisselende seksuele contacten destijds, niets meer kan herinneren. Aangeefster zou mogelijk spijt hebben gekregen van het seksuele contact met verdachte en daarom aangifte tegen hem hebben gedaan. Zo wilde zij na de vermeende verkrachting niet direct naar de politie, en was het haar vriendin die op het doen van aangifte aandrong. Ook heeft aangeefster zich na de naar haar zeggen gewelddadige verkrachting niet onder medische behandeling van huisarts of psycholoog gesteld en evenmin zijn er in de vroege ochtend na de vermeende verkrachting sporen aangetroffen op de plaats delict.
In de tweede plaats stelt de verdediging dat de aangifte van aangeefster mogelijk niet vals is, maar dat zij, nadat zij een vrijwillig seksueel contact met verdachte had gehad, door een andere man is verkracht, temeer nu de omschrijving die aangeefster heeft gegeven van de man niet overeenkomst met het signalement van verdachte destijds.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte op 10 juli 1992 [slachtoffer] in Enschede heeft verkracht. De rechtbank baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] van 1992, alsmede die van 2011, de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en op de uitkomsten van het DNA onderzoek door het NFI en Verilabs. [slachtoffer] heeft zowel op 10 juli 1992 aangifte gedaan van de verkrachting als in 2011. De details in beide aangiftes komen nagenoeg overeen en worden ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1], vriendin van aangeefster, en de verklaring van getuige [getuige 2], dochter van aangeefster.
Het NFI heeft in 1992 reeds onderzoek gedaan naar een zedenkit, een onderbroek en maandverband van aangeefster. In de zedenkit is geen sperma aangetroffen. In de onderbroek en het maandverband zijn wel spermacellen aangetroffen, waaruit een DNA-profiel is gekomen. Bij onderzoek door het NFI in 2011 is van het in 1992 verkregen DNA-profiel een match verkregen met verdachte. De uitkomsten van dat onderzoek zijn door het NFI bevestigd in de uitkomsten van zowel nader door het NFI in juli 2012 gedaan onderzoek, als het door de verdediging verzochte onderzoek door Verilabs in augustus 2013. Ook Verilabs komt tot een match van het DNA van de spermasporen die gevonden zijn in de onderbroek en maandverband van aangeefster met het DNA van verdachte.
De verdediging heeft een alternatief scenario bepleit, inhoudende dat aangeefster op vrijwillige basis seksueel contact met verdachte zou hebben gehad. De rechtbank verwerpt dit verweer. Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank dat scenario volstrekt onaannemelijk. Verdachte noemt geen enkel detail over de ontmoeting en de omstandigheden waaronder die zou hebben plaatsgevonden die de lezing van vrijwillig seksueel contact zou kunnen ondersteunen. Verdachte en aangeefster kenden elkaar niet; nergens blijkt uit dat zij elkaar eerder ontmoet hebben. Evenmin acht de rechtbank ook maar enigszins aannemelijk dat aangeefster, na vrijwillig seksueel contact met verdachte te hebben gehad, door een andere man zou zijn verkracht. Aanwijzingen daarvoor, bijvoorbeeld uit het DNA-onderzoek, zijn niet voorhanden. Evenmin zijn er indicaties dat verdachte in de nacht van 9 op 10 juli 1992 niet op de plaats delict was.
De verdediging heeft de alternatieve scenario’s onderbouwd met het gegeven dat aangeefster kort na de verkrachting haar toevlucht heeft gezocht bij haar vriendin, maar niet direct aangifte heeft gedaan bij de politie, alsmede dat aangeefster ten overstaan van haar dochter nuchter was en zelfs grapjes maakte over het gebeurde. De rechtbank overweegt dat daarmee niet gesteld kan worden dat aangeefster een valse verklaring heeft afgelegd. Niet kan worden betoogd dat slachtoffers van zedendelicten op dezelfde wijze reageren én kennelijk moeten reageren. Het is niet onbegrijpelijk dat een moeder zich voor haar kind groot wil houden om het kind niet ongerust te maken en daardoor de zaken iets minder ernstig wil doen lijken dan ze daadwerkelijk zijn. De dochter heeft wel bevestigd dat haar moeder blauwe plekken of striemen had. Ook was een blauwe plek in haar hals goed zichtbaar. De vriendin - met wie aangeefster destijds een relatie had - heeft verklaard dat aangeefster, terwijl zij een sleutel had van de woning, die nacht aanbelde en op de voordeur bonsde, en dat, toen zij de deur opendeed, aangeefster naar binnen stuiterde en zei: "Ik ben aangerand, ik ben aangerand". Ook de vriendin had snel in de gaten dat er iets aan de hand was en zij zag dat één van aangeefsters borsten uit haar bh hing en dat zij overstuur was. Zij beschrijft aangeefster op dat moment zelfs als wild en kwaad.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 juli 1992 in de gemeente Enschede door geweld en bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn penis tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en
- de (al dan niet ontblote) borsten van die [slachtoffer] bevoeld en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] onverhoeds heeft benaderd en
- die [slachtoffer] in de nek heeft gepakt en
- die [slachtoffer] in de berm heeft geduwd en ten val heeft gebracht en
- op die [slachtoffer] is gevallen en
- die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij een mes bij zich had en dat zij zich stil moest houden en
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en
- in de keel van die [slachtoffer] heeft geknepen en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: verkrachting.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Voor verkrachting is door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden onvoorwaardelijk vastgesteld. De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met de persoon van de verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte is in de vroege nacht van 10 juli 1992 mevrouw [slachtoffer], die van een bezoek aan vrienden naar huis fietst, achterop komen fietsen, heeft haar in de nek gepakt en haar met haar fiets vervolgens in het gras geduwd waardoor beiden ten val komen. Verdachte zegt dan dat zij zich rustig moet houden, omdat hij haar anders met een mes zal steken en met beide handen drukt hij zelfs haar keel dicht. Verdachte betast haar borsten en trekt haar broek naar beneden, waarna hij haar verkracht. Uit het niets heeft hij zijn agressie en seksuele opwinding op haar gericht. Als er een andere fietser voorbij komt rijden, wordt verdachte in zijn daad gestoord en gaat hij er vandoor. Verdachte heeft door gebruik van geweld en dreiging met geweld op brute wijze mevrouw [slachtoffer] verkracht. Zij heeft in die nacht momenten van doodsangst gekend. Door zijn buitengewoon agressieve en gewelddadige handelwijze heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffer. Dat dit alles voor het slachtoffer een uitermate angstige, vernederende en traumatische ervaring is geweest, blijkt ook uit de ter terechtzitting door de voorzitter voorgelezen slachtofferverklaring van mevrouw [slachtoffer]. Zij heeft op een indrukwekkende en invoelbare wijze beschreven welke ingrijpende gevolgen de gebeurtenissen hebben gehad voor haarzelf en haar functioneren in het dagelijkse leven. Door zijn handelen heeft verdachte de vrijheid van mevrouw [slachtoffer], die zij eerder voelde, om op elk tijdstip overal naar toe te kunnen gaan op de fiets, ontnomen, zo beschrijft zij.
Verdachte is blijkens het strafblad, behoudens een op 9 oktober 1983 door de officier van justitie geseponeerd feit terzake de verdenking van een zedendelict, een first offender op het gebied van zedendelicten. Hoewel de raadsman ervoor heeft gepleit om, bij een bewezenverklaring, rekening te houden met het feit dat het bewezen verklaarde feit al meer dan twintig jaren geleden is gebeurd, ziet de rechtbank daarvoor geen gronden aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop niet strafverlagend mag werken. Verdachte had door zijn stilzwijgen te verbreken een einde kunnen maken aan de jarenlange onzekerheid waarin het slachtoffer heeft verkeerd, maar heeft ervoor gekozen om dat niet te doen. Gezien de aard en het onverhoedse karakter van de verkrachting zou er ook gekozen kunnen worden voor een significant hogere straf dan het oriëntatiepunt aangeeft, maar alles afwegende ziet de rechtbank daar geen aanleiding voor. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op grond van het hiervoor overwogene geen gronden aanwezig zijn om van de oriëntatiepunten af te wijken en zal zij derhalve aan verdachte, zoals geëist, een vrijheidsbenemende straf van twee jaren opleggen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
Mevrouw [slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres 1], heeft een ‘voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces’ gedateerd
27 november 2012 ingediend bij de officier van justitie. In dit formulier wordt een bedrag van fl. 1.500,00, thans € 680,87, terzake geleden schade gevorderd, alsmede de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Ook heeft zij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging heeft primair gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak van het ten laste gelegde. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat mevrouw [slachtoffer] in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de gestelde immateriële schade niet is onderbouwd. Bij toewijzing van de vordering heeft de verdediging verzocht om de vordering te matigen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het aan verdachte ten laste gelegde en in dit vonnis bewezen verklaarde feit is verkrachting gepleegd op 10 juli 1992. De huidige wetgeving met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij in het strafproces dateert van 23 december 1992 (Stb. 1993, 29). Ingevolge het overgangsrecht bij deze wet (art. IX) is de nieuwe wetgeving niet van toepassing op strafbare feiten die zijn begaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet. Hieruit vloeit voort dat in het onderhavige geval de vordering tot schadevergoeding van mevrouw [slachtoffer] niet moet worden beoordeeld naar de thans geldende “Terwee”-wetgeving, maar naar de wettelijke bepalingen die golden voor de datum van inwerkingtreding van die wetgeving.
Volgens het oude, hier van toepassing zijnde recht kon een zogenoemde beledigde partij, het slachtoffer, zich uitsluitend voegen door een opgave op de terechtzitting van de inhoud van de vordering uiterlijk voordat de officier van justitie de vordering ingevolge artikel 311 Sv over legt (art. 332, tweede lid (oud) Sv).
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 september 2013 blijkt dat mevrouw [slachtoffer] op de zitting aanwezig is geweest, maar dat zij desgevraagd niet de behoefte had om de vordering toe te lichten. Naar het oordeel van de rechtbank kan mevrouw [slachtoffer] geacht worden haar vordering persoonlijk ter terechtzitting te hebben ingediend, nu zij ter terechtzitting is verschenen en daar haar tevoren schriftelijk ingediende vordering niet heeft ingetrokken, terwijl die vordering wel is voorgehouden door de voorzitter.
De vordering beloopt het destijds geldende maximumbedrag van fl. 1.500,00. Naar het oordeel van de rechtbank is mevrouw [slachtoffer] in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank acht de opgevoerde schadeposten voldoende onderbouwd en ook aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom toewijzen en vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
Mevrouw [slachtoffer] heeft tevens gevorderd om de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak oplegging van de maatregel, gelet op het onder 9.1 overwogene, niet kan plaatsvinden, nu ook hiervoor geldt dat ingevolge het overgangsrecht de nieuwe wetgeving niet van toepassing is op strafbare feiten die zijn begaan vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlaste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres 1], van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bloebaum, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05KP 2011065717. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 22 november 2011 (blz. 27), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende.
V: Weet u waarom u hier bent?
A: Ja, in verband met een aanranding of verkrachting van [slachtoffer] in 1992.
Ik lag in bed toen [slachtoffer] belde en bonsde op de voordeur. Ik heb opengedaan en zij stuiterde naar binnen. Ze zei: "Ik ben aangerand, ik ben aangerand".
Ik had snel in de gaten dat er wel degelijk wat aan de hand was. Ik zag ook dat een van haar borsten uit haar bh hing. Ze was ook overstuur, wild en misschien ook wel kwaad.
Ze vertelde dat ze over het fietspad van de Kuipersdijk fietste en dat ze al een tijdje gemerkt heeft dat er iemand achter haar fietste.
Op het moment dat het fietspad een bocht naar rechts maakte, kwam de man naast haar rijden en hij heeft haar met fiets en al de berm ingedrukt.
[slachtoffer] heeft verteld dat de man haar bedreigd heeft met een mes.
Zij vertelde dat ze onder de man lag.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 29 november 2011 (blz. 30), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende.
V: Vraag
A: Antwoord
O: Opmerking verbalisant.
O: U heeft mij medegedeeld dat het gaat over de aangifte die mijn moeder bijna twintig jaar geleden heeft gedaan.
V: Wat kunt u daar over vertellen?
A: Ik weet dat mijn moeder naar een vriendin was geweest aan de [adres 2] op de fiets. Zij was op weg naar huis. Bij scholengemeenschap Zuid is zij van de fiets getrokken en verkracht door iemand.
Ik weet nog dat zij mij vertelde dat ze verkracht was en dat ze helemaal lam geslagen was.
Ik weet nog dat haar keel was dichtgeknepen en dat ze het gevoel had gehad dat ze geen lucht meer kreeg en dat zij het gevoel had dat als hij door zou gaan zij dit niet zou overleven.
V: Wat heeft uw moeder als eerste gedaan na de verkrachting?
A: Ik weet dat ze naar haar vriendin is gegaan, [getuige 1].
V: Wanneer heeft ze het u verteld?
A: (…) ik denk de dag er na of de dag daarna. (…)
V: Wat zag u aan haar?
A; Ze had in haar nek blauwe plekken of striemen. (…) Ze had een blauwe plek in haar hals wat goed zichtbaar was. Mijn moeder deed wel heel nuchter, maar het heeft op mij wel indruk gemaakt. Zij probeerde het minder erg te maken dan dat het was, maar je kon wel zien dat er flink geworsteld was.
3.
Het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 10 juli 1992, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende als verklaring van aangeefster.
Op 9 juli 1992 ben ik op bezoek geweest bij vrienden aan de [adres 3] te Enschede.
Ik ben daar gebleven tot vrijdagnacht omstreeks 00.30 uur. Op 10 juli 1992 omstreeks 00.30 uur ben ik op mijn fiets vanaf de [adres 3] via De Posten en de Broekheurnering naar de rotonde bij de KnaIhutteweg gereden.
Op een gegeven moment merkte ik dat er iemand achter mij reed. Dat was even na de afslag naar scholengemeenschap Zuid. Ik weet dat er dan een stukje fietspad komt dat aan beide zijden gelegen is tussen bosschages en bomen. Er is daar een vreemde bocht in het fietspad en het loopt een eindje van de hoofdweg af.
Ik voelde dat iemand een hand in mijn nek legde. Meteen daarop werd ik iets naar rechts geduwd en kwam ik met mijn fiets in het gras. Hij duwde mij als het ware van de fiets af. In de val is hij al op mij terecht gekomen.
Hij duwde met zijn linkerhand mijn gezicht opzij.
Hij zei toen dat ik mij rustig moest houden omdat hij mij anders met een mes zou steken. Ook heeft hij zijn beide handen om mijn keel gedaan en dichtgedrukt. Hij had zijn duimen op mijn strottenhoofd. Ik had nog een paar schrammen op mijn strottenhoofd.
Op een gegeven moment voelde ik dat hij met zijn hand onder mijn kleding zat en dat hij mijn borsten bevoelde.
Ik heb gemerkt dat hij mijn lange broek uittrok en mijn onderbroekje uitdeed. Ik voelde dat hij zijn geslachtsdeel in mijn geslachtsdeel deed.
4.
Het Forensisch DNA-rapport, contra-expertise DNA-onderzoek, van 22 augustus 2013 van dr. M.J. Blom en dr. M. Hidding, productspecialisten, inhoudende:
“In de opdracht van 10 juli 2013 verzocht de OvJ te Arnhem C. Zwol om het volgende:
- (…)
- Genereren van DNA-profielen vanuit het sporenmateriaal en deze onderling te vergelijken
- Vergelijkend DNA-onderzoek met opnieuw afgenomen referentiemateriaal van de verdachte ([nummer 1]) en het eerder gegenereerde SGM+ DNA-profiel [nummer 2]
(…)

5.Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek

[nummer 1]#BC01 Referentiemateriaal wangslijmvlies 3. [verdachte]
Het referentie [nummer 1]#BC01 is onderworpen aan een DNA-onderzoek met de NGM en de Powerplex ESI 17 Pro kit.
(…)
[nummer 3]#18 NFC#BC01 slip
Van het contra-extracten is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Hiervan is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. Dit DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] [nummer 1]#BC01. Het celmateriaal bevat dus voornamelijk DNA dat afkomstig kan zijn van [verdachte] met de referentie [nummer 1]#BC01.
De berekende frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-hoofdprofiel kleiner is dan één op één miljard.
(…)
[nummer 3]#12 SFC#BC01 maandverband
Van het contra-extract is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een man. De DNA-kenmerken in dit onvolledige DNA-profiel komen ook voor in het DNA-profiel van [verdachte] [nummer 1]#BC01. Het celmateriaal bevat dus DNA dat afkomstig kan zijn van
[verdachte] met de referentie [nummer 1]#BC01.
De berekende frequentie van het onvolledige DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dit betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
[nummer 4]#02 SFC#BC01 bemonstering cervix
[nummer 3]#01 NFC#BC01 bemonstering slip en maandverband [nummer 3]#07 NFC#BC01 maandverband
Van de contra-extracten zijn DNA-mengprofielen verkregen van minimaal twee personen, waaronder minimaal één man. Hoewel niet alle DNA-kenmerken van [verdachte] zichtbaar zijn in deze DNA-profielen kan [verdachte] met de referentie [nummer 1]#BC01 niet worden uitgesloten als één van de donoren van het celmateriaal.
(…)
[nummer 3]#08 NFC#BC01 maandverband [nummer 3]#09 NFC#BC01 maandverband [nummer 3]#10 NFC#BC01 maandverband
Van de contra-extracten zijn DNA-mengprofielen verkregen van minimaal twee personen, waaronder minimaal één man. Hoewel niet alle DNA-kenmerken van de onbekende vrouw S en [verdachte] zichtbaar zijn in deze DNA-profielen kunnen deze personen niet worden uitgesloten als donoren van het celmateriaal.
(…)”
5.
Het rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een zedenmisdrijf gepleegd in Enschede op 10 juli 1992, van dr. R.J. Bink, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, van 25 september 2013, inhoudende:
(…)
2 Eerder onderzocht materiaal
De DNA-profielen van het in tabel 2 vermelde materiaal zijn betrokken bij het
vergelijkend DNA-onderzoek.
Tabel 2 Overzicht eerder onderzocht materiaal
SIN Omschrijving
[nummer 4]#01, #02 en #03 drie bemonsteringen van de vagina van het slachtoffer
[slachtoffer]
[nummer 3]#01 t/m #20 twintig bemonsteringen van de slip en het maandverband van het slachtoffer [slachtoffer]
(…)
5.2
Resultaten, interpretatie en conclusie
Van het referentiemonster[nummer 5] van het slachtoffer [slachtoffer] is een
DNA-profiel verkregen.
In het deskundigenrapport van 6 juli 2012 is de aanname gedaan dat het DNA
profiel van het celmateriaal in de bemonsteringen [nummer 4]#01, #02 en #03
afkomstig is van het slachtoffer [slachtoffer] zelf. Uit het DNA-onderzoek aan
het referentiemonster[nummer 5]#01 van het slachtoffer [slachtoffer] blijkt
dat het DNA-profiel van dit referentiemonster matcht met de DNA-profielen van
deze drie bemonsteringen. Omdat dit bemonsteringen van het lichaam van het
slachtoffer betreft, wordt aangenomen dat [slachtoffer] donor van het
celmateriaal in deze bemonsteringen is.
Voor de volledigheid zijn de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek in deze
zaak samengevat in tabel 3. Dit betreft sporen die zijn onderworpen aan de
differentiële lysistechniek. Hierdoor is van alle bemonsteringen een stringente en
milde Iysisfractie (zie het kader ‘DNA-onderzoek van spermasporen’ in het
deskundigenrapport van 6 juli 2012).
In Tabel 3 staat vermeld van wie het celmateriaal in het onderzochte
sporenmateriaal op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek afkomstig kan zijn.
In de voorlaatste kolom staat vermeld wat de berekende frequentie of matchkans is
van het DNA-profiel van het celmateriaal in het desbetreffende sporenmateriaal.
Ofwel, wat de kans is dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon
matcht met dit DNA-profiel.
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
(…)
[nummer 4] Bemonsteringen vagina, cervix en vulva van het slachtoffer [slachtoffer]
[nummer 4]#01, #02, #03 milde + stringente lysisfracties / (onvolledig) DNA-profiel van een
Vrouw / toelichting 1, 2
[nummer 3] Maandverband en slip van het slachtoffer [slachtoffer]
ACB3401 tot en met #20 stringente lysisfracties / DNA-profiel van een man [verdachte]
[nummer 2] / kleiner dan 1 op 1 miljard / toelichting 3, 4
[nummer 3]#06, #10, #14 milde lysisfracties / DNA-profiel een man [verdachte]
[nummer 2] / kleiner dan 1 op 1 miljard / toelichting 2, 4
[nummer 3]#02, #04, #05, #07, #08, #18, #20 milde lysisfracties / DNA-(hoofd)profiel van een
man [verdachte] [nummer 2] / kleiner dan 1 op 1 miljard 4 / toelichting 4
DNA-nevenkenmerken
slachtoffer [slachtoffer] kan niet worden uitgesloten / toelichting 1, 3
[nummer 3]#03, #09, #13, #19 milde lysisfracties / (onvolledig) DNAmengprofiel van
minimaal twee personen [verdachte] [nummer 2] en slachtoffer [slachtoffer]
kunnen niet worden uitgesloten / niet berekend i.v.m. de overige resultaten van de stringente
lysisfracties / toelichting 1, 2, 4
(…)
ACB34ONL#01 milde lysisfractie / onvolledig DNA-profiel een man [verdachte]
[nummer 2] (…) / toelichting 4
Toelichtingen bij Tabel 3:
1. Omdat het een bemonstering van het lichaam, slip of maandverband van het slachtoffer
betreft en deze bemonsteringen een DNA-profiel geven van een vrouw, wordt aangenomen
dat [slachtoffer] zelf (één van de) donor(en) van het celmateriaal in (de betreffende
fractie van) deze bemonstering is.
2 In enkele van deze DNA-(meng)profielen zijn pieken zichtbaar waarvan niet of
onvoldoende duidelijk is of het zwak aanwezige DNA-kenmerken van minimaal één andere
persoon of technische artefacten zijn. Deze pieken zijn daarom niet betrokken bij het
vergelijkend DNA-onderzoek.
3 In enkele van deze DNA-profielen zijn enkele additionele DNA-(neven)kenmerken
zichtbaar van minimaal een andere persoon. Op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek
kan een geringe hoeveelheid celmateriaal van het slachtoffer [slachtoffer] zelf in deze
bemonsteringen niet worden uitgesloten (zie ook toelichting 1).
4 De match met het DNA-profiel van], [verdachte] [nummer 2] is gevonden via de
Nederlandse DNA-databank voor strafzaken (spoor [nummer 3]#01; zie het deskundigenrapport
van 6 juli 2012).
Samengevat wordt uit de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en het DNA-
onderzoek geconcludeerd dat de bemonsteringen [nummer 3]#01 tot en #20 (van maandverband
en slip) sperma bevatten dat afkomstig kan zijn van [verdachte] en dat er geen aanwijzingen
zijn verkregen voor de aanwezigheid van DNA van een tweede mannelijke persoon.