ECLI:NL:RBOVE:2013:2671
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- W.K.F. Hangelbroek
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ongedaanmaking van executie van uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in faillissementszaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de curator van een failliete vennootschap en de gedaagde partij. De curator, mr. [X], had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, een besloten vennootschap, met als doel de executie van een eerder vonnis van de Rechtbank Overijssel te laten stoppen. Dit eerdere vonnis, dat op 5 juni 2013 was gewezen, had de curator veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 50.000,-, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De curator stelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door het vonnis te executeren, terwijl er nog een hoger beroep aanhangig was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de executie van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis correct was uitgevoerd en dat de curator geen executiegeschil had opgeworpen voordat de executie was voltooid. De rechter benadrukte dat tegen een voltooide executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis niet in kort geding kan worden opgekomen met een vordering die materieel strekt tot ongedaanmaking van die executie. De curator had de mogelijkheid om de onrechtmatigheid van de executie aan te vechten in het kader van het hoger beroep tegen het oorspronkelijke vonnis.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de curator af en veroordeelde hem in de proceskosten. Dit vonnis is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de rechtsmiddelen in kort geding bij executie van vonnissen verduidelijkt.