ECLI:NL:RBOVE:2013:2674

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
8 november 2013
Zaaknummer
C/08/145808 / KG ZA 13-362
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over (niet-) nakoming van management- en consultancyovereenkomst met Belgisch recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, is een geschil ontstaan tussen de besloten vennootschap UNEX B.V. en de vennootschap naar Belgisch recht BVBA HEAT RESISTENT TECHNICAL CONCRETE (HTC) over de nakoming van een management- en consultancyovereenkomst. De partijen hebben op 1 oktober 2009 meerdere overeenkomsten gesloten, waaronder een management- en consultancyovereenkomst, waarop Belgisch recht van toepassing is. HTC heeft een Europees betalingsbevel aangevraagd bij de rechtbank van Koophandel in België voor een achterstallige managementvergoeding van € 43.554,54, en heeft daarnaast ontbinding van de managementovereenkomst en schadevergoeding gevorderd ter hoogte van € 572.916,67.

In het kort geding dat door Unex is aangespannen, vordert Unex de opheffing van conservatoire derdenbeslagen die HTC op 8 oktober 2013 heeft gelegd. De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en of de vorderingen van Unex ontvankelijk zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat Unex een spoedeisend belang heeft bij de opheffing van de beslagen, maar dat HTC rechtmatig beslag heeft gelegd op basis van de achterstallige managementvergoeding.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat HTC niet summierlijk heeft aangetoond dat de vordering uit hoofde van de toekomstige managementvergoeding ondeugdelijk is. De rechter heeft geoordeeld dat de beslagen die verband houden met de achterstallige managementvergoeding in stand blijven tot een bedrag van € 75.000,--, terwijl de overige beslagen worden opgeheven. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 25 oktober 2013 door mr. A.E. Zweers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/145808 / KG ZA 13-362
Vonnis in kort geding van 25 oktober 2013(lm)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNEX B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. F. Kolkman te Almelo,
tegen
de vennootschap naar Belgisch recht
BVBA HEAT RESISTENT TECHNICAL CONCRETE,
gevestigd te Genk,
gedaagde,
advocaat mr. M.M. de Jong te Goirle.
Partijen zullen hierna Unex en HTC genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Unex
  • de pleitnota van HTC.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op 31 oktober 2013, maar wordt vandaag bij vervroeging uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 1 oktober 2009 een viertal overeenkomsten met elkaar gesloten: ‘een overeenkomst tot overdracht van een handelsfonds’, ‘een management- en consultancyovereenkomst’, een ‘handelshuurovereenkomst’ en een ‘leningovereenkomst’.
2.2.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de (niet-) nakoming van de voor beide partijen over en weer uit de management- en consultancyovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Op de overeenkomst is Belgisch recht van toepassing.
2.3.
Over dit geschil heeft HTC een verzoek om een Europees betalingsbevel ingediend bij de rechtbank van Koophandel te Tongeren in België. HTC verzoekt in die procedure betaling van achterstallige managementvergoeding ter hoogte van € 43.554,54. Het verzoek is toegewezen. Unex heeft een verweerschrift tegen het verstrekte Europees betalingsbevel ingediend. HTC heeft vervolgens in de procedure bij de rechtbank van Koophandel -onder meer- geconcludeerd tot ontbinding van de management- en consultancyovereenkomst met bijkomende schadevergoeding ter hoogte van € 572.916,67. Die procedure staat thans op de rol voor pleidooi op 18 maart 2014.
2.4.
HTC heeft, na daartoe op 19 september 2013 verkregen verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, op 8 oktober 2013 conservatoire derdenbeslagen laten leggen ten laste van Unex.
2.5.
De beslagen zijn gelegd ter verzekering van verhaal van een door HTC op
Unex gepretendeerde vordering, begroot op € 650.000,=, een en ander zoals nader omschreven in het verzoekschrift van HTC tot het leggen van conservatoire derdenbeslagen van 18 september 2013.
2.6.
Unex heeft vervolgens op 14 oktober 2013 onderhavig kort geding ingeleid.

3.Het geschil

3.1.
Unex vordert  samengevat - opheffing van de door HTC ten laste van haar op
8 oktober 2013 gelegde derdenbeslagen zoals opgesomd in petitumonderdeel 1 van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom, alsmede een verbod om opnieuw tot beslaglegging over te gaan, met veroordeling van HTC in de kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
HTC voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
HTC is niet gevestigd in Nederland, maar in België. Daarom zal eerst moeten worden beoordeeld of de Nederlandse voorzieningenrechter rechtsmacht toekomt. Op grond van artikel 31 EEX-Verordening juncto artikel 705 RV is de Nederlandse voorzieningenrechter bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Onder voorlopige maatregelen of maatregelen tot bewaring van recht vallen immers niet alleen beslissingen tot het geven van verlof tot het leggen van beslag, maar ook beslissingen betreffende de opheffing van een gelegd beslag.
4.2.
Op de onderhavige vorderingen is het Nederlands recht van toepassing nu de gelegde beslagen in Nederland en naar het Nederlands recht zijn gelegd.
4.3.
Unex heeft, gelet op de aard van de vorderingen, waaronder opheffing van de gelegde beslagen, een spoedeisend belang bij haar vorderingen. Zij is ontvankelijk in haar vorderingen.
4.4.
Ingevolge artikel 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de kortgedingprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 25 november 2005, NJ 2006, 148). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
4.5.
Unex stelt dat de gelegde beslagen moeten worden opgeheven omdat HTC geen vordering heeft op Unex. De door HTV gevorderde managementvergoedingen voor de komende vijf jaar zijn, voor zover HTC daarop aanspraak zou kunnen maken, niet opeisbaar. Unex heeft bovendien een tegenvordering op HTV ter hoogte van
€ 76.605,00 wegens teveel betaalde managementvergoeding over 2012 en 2013. De gelegde beslagen zijn buitenproportioneel en zullen bovendien niet tot enig resultaat leiden, nu vorderingen van Unex jegens de derde beslagenen in kwestie, verpand zijn aan
ABN AMRO Bank. Reden waarom de beslagen onnodig zijn gelegd.
4.6.
HTC heeft aan de door haar gelegde beslagen ten grondslag gelegd dat zij met Unex is overeengekomen dat [betrokkene sub 1] en zijn echtgenote [betrokkene sub 2] werkzaamheden zouden verrichten tegen betaling van respectievelijk € 46,00 / uur met een maximum van
€ 80.000,00 per jaar en een minimum aantal uren van 1.720, en € 35,00 / uur met een maximum van € 30.000,00 per jaar en een minimum aantal uren van 860. [betrokkene sub 1] en [betrokkene sub 2] hebben hun werkzaamheden altijd conform de opdracht verricht en hebben daartoe facturen verzonden. De overeenkomst zou negen jaren duren. Vanaf februari 2013 zijn de facturen onbetaald gebleven. In de thans bij de rechtbank van Koophandel aanhangige procedure heeft HTC ontbinding van de managementovereenkomst verzocht met schadevergoeding bestaande uit het in de toekomst nog te betalen deel van de overeengekomen managementvergoedingen ter hoogte van € 572.916,67 (€ 80.000,00 +
€ 30.000,00) x 5 + (€ 110.000,00 x 5/12). De totale vordering waarvoor HTC beslag heeft verzocht bedraagt € € 49.331,63 (achterstallige vergoeding + € 572.916,67 (toekomstige vergoeding) + € 11.000,00 (begrote kosten) + € 15.000,00 (rente en (beslag)kosten) =
€ 648.248,30.
4.7.
Voor wat betreft de pretense vordering uit hoofde van achterstallige betaling van managementvergoeding, geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van die vordering. Of en in hoeverre partijen hun verplichtingen uit de overeenkomst zijn nagekomen - waarbij van belang is hoe de overeenkomst naar het daarop van toepassing zijnde Belgisch recht dient te worden uitgelegd - , meer specifiek of de verplichting tot het verrichten van werkzaamheden uit de overeenkomst is geschonden door HTC (in de persoon van [betrokkene sub 1] en [betrokkene sub 2]) en of Unex aan haar betalingsverplichting heeft voldaan, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gelet op de uiteenlopende stellingen van partijen, in het bestek van dit kort geding niet worden beoordeeld. Daarvoor is de reeds aanhangige (bodem)procedure in België, waar het geschil in volle omvang kan worden getoetst, de aangewezen weg. De voorzieningenrechter gaat daarom in zoverre voorbij aan de stellingen van partijen die daarop betrekking hebben. Nu naar het oordeel van de voorzieningenrechter de achterstallige termijnen waarvoor beslag is gelegd in tijd zijn verstreken en voorts onvoldoende gesteld of gebleken is dat de vermeende tegenvordering van Unex een kans van slagen heeft, dient het beslag voor zover dat is gebaseerd op de vordering uit hoofde van achterstallige betaling van managementvergoeding, te blijven liggen.
4.8.
Ten aanzien van de pretense vordering uit hoofde van de toekomstige managementvergoeding, is de voorzieningenrechter van oordeel dat Unex -binnen de kaders van dit kort geding- voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat die vordering ondeugdelijk is. Indien en voor zover het verzoek tot ontbinding al zou worden toegewezen, niet aannemelijk is geworden dat de verzochte schadevergoeding dan zal worden toegewezen, laat staan dat aannemelijk is geworden dat die zou bestaan uit een vergoeding ineens van de toekomstige termijnen. De vordering die HTC uit hoofde van de ontbinding stelt te hebben is thans derhalve niet opeisbaar en is afhankelijk van de uitkomst van de reeds in België gestarte procedure.
4.9.
Voor de geldigheid van een conservatoir beslag is niet vereist dat op het moment dat het beslag wordt gelegd de vordering, die aan het beslag ten grondslag ligt, reeds opeisbaar is. Het recht van een beslaglegger om ook voor niet-opeisbare vorderingen conservatoir beslag te leggen is echter niet onbegrensd. Dit recht vindt zijn beperking in de eisen van redelijkheid en billijkheid die de beslagleggende schuldeiser en de schuldenaar jegens elkaar in acht dienen te nemen (artikel 6:2 BW). Daarbij is van belang dat het leggen van een conservatoir beslag een ingrijpende maatregel is die slechts gerechtvaardigd is indien daarvoor voldoende aanleiding bestaat, terwijl tevens van belang is dat een conservatoir beslag bestemd is om op enig moment in een executoriaal beslag over te gaan. Dit brengt mee, dat op het moment dat het conservatoire beslag wordt gelegd in ieder geval met enige mate van waarschijnlijkheid moet kunnen worden aangenomen dat het beslag ooit zal overgaan in de executoriale fase. Op grond van dit alles kan van de beslaglegger worden gevergd dat hij summierlijk aannemelijk maakt dat voldoende aanleiding bestaat reeds vóór het opeisbaar worden van de vordering beslag te leggen. Daarin is HTC naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet geslaagd. Niet op voorhand kan worden aangenomen dat ontbinding van de management- en consultancyovereenkomst (naar Belgisch recht) kans van slagen heeft en dat in het verlengde daarvan HTC recht heeft op schadevergoeding bestaande uit betaling van de toekomstige managementvergoedingen ineens. In het beslagrekest zijn geen omstandigheden gesteld die dat aannemelijk zouden maken.
Het gaat kort gezegd om een vordering waarop mogelijk het nodige valt af te dingen en
- mede gelet op de omvang van de pretense vordering - een beslag met zeer ingrijpende gevolgen. Deze gevolgen staan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in verhouding tot de pretense vordering van HTC op dit punt.
4.10.
Onder de hiervóór geschetste omstandigheden dienen de door HTC ten laste van Unex gelegde conservatoire derdenbeslagen voorshands prematuur en onvoldoende gerechtvaardigd (vexatoir) te worden geacht voor zover zij zijn gebaseerd op de door HTC gestelde uit de ontbinding voortvloeiende schadevergoeding.
Ten aanzien van het gedeelte van de beslagen dat verband houdt met de achterstallige managementvergoeding heeft HTC naar het oordeel van de voorzieningenrechter rechtmatig beslag gelegd en kunnen deze beslagen blijven liggen. Rekening houdend met rente en kosten zal daarom worden bepaald dat de beslagen tot een bedrag ad € 75.000,-- in stand blijven. Voor het meerdere kunnen zij niet in stand blijven en zullen zij worden opgeheven.
4.11.
Hetgeen in dit geding door Unex is aangevoerd biedt onvoldoende grond om HTC de bevoegdheid te ontzeggen opnieuw conservatoir beslag ten laste van Unex te doen leggen. Uiteraard zal HTC, indien zij op enig moment mocht besluiten verlof te vragen voor het leggen van nader conservatoir derdenbeslag, de voorzieningenrechter dienen te informeren omtrent het thans gewezen vonnis in kort geding.
4.12.
In de omstandigheid dat partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk gesteld ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in dier voege, dat ieder partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op de conservatoire derdenbeslagen die HTC uit krachte van de beschikking van 19 september 2013 heeft doen leggen voor zover die beslagen betrekking hebben op een vordering die het bedrag ad € 75.000,-- te boven gaat.
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten in dier voege, dat ieder partij de eigen kosten draagt.
5.4. wijst af meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op
25 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: