ECLI:NL:RBOVE:2013:2795

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
R/11/1150-1151
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van schuldenaren met gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 2 september 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van twee schuldenaren, aangeduid als [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b]. De rechter-commissaris had op 7 juni 2013 voorgesteld om de schuldsanering tussentijds te beëindigen, omdat de schuldenaren hun inlichtingenplicht niet naar behoren waren nagekomen. Dit was mede te wijten aan ernstige gezondheidsproblemen van [schuldenaar sub a], die na een amputatie in revalidatie was. Tijdens de zitting op 12 augustus 2013 hebben de schuldenaren verklaard dat zij de benodigde informatie aan de bewindvoerder zouden verstrekken. De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek aangehouden en de schuldenaren de kans gegeven om binnen veertien dagen de benodigde informatie aan te leveren.

Op 23 augustus 2013 heeft de bewindvoerder aan de rechtbank gerapporteerd dat de schuldenaren de gevraagde informatie hadden aangeleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de schuldenaren geruime tijd niet aan hun inlichtingenplicht hadden voldaan, zij ter zitting voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij gedurende de resterende looptijd van de regeling wel aan deze verplichting zullen voldoen. De rechtbank heeft daarom besloten om de tussentijdse beëindiging van de schuldsanering af te wijzen en de termijn van de schuldsanering met negen maanden te verlengen, op grond van artikel 349a derde lid van de Faillissementswet.

De rechtbank heeft de schuldenaren erop gewezen dat zij voortaan spontaan alle relevante informatie aan de bewindvoerder moeten verstrekken, om een doeltreffende uitvoering van de schuldsanering te waarborgen. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenplicht in het kader van de schuldsanering, zelfs in situaties van gezondheidsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingplaats Almelo
insolventienummer: R/11/1150-1151
uitspraakdatum: 2 september 2013
Vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingplaats Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregelingen van:

[schuldenaar sub a],

en

[schuldenaar sub b],

beiden wonende te [adres], [woonplaats],
verder ook [schuldenaar sub a] en/of [schuldenaar sub b] te noemen.
In deze schuldsaneringsregeling is mevrouw I.C. Port, kantoorhoudende te Zwolle, tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

De rechter-commissaris heeft op 7 juni 2013 een voordracht gedaan de toepassing van de schuldsaneringsregelingen tussentijds te beëindigen.
De voordracht is behandeld ter zitting van 12 augustus 2013, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Ter zitting zijn [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] verschenen. Tevens is de bewindvoerder verschenen.
Naar aanleiding van deze zitting heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek aangehouden. [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] hebben de gelegenheid gekregen om binnen veertien dagen na de zitting van 12 augustus 2013 de benodigde informatie aan de bewindvoerder te verschaffen. De bewindvoerder is verzocht de rechtbank te informeren over het al dan niet verstrekken van de benodigde informatie.
Op 23 augustus 2013 is ter griffie van deze rechtbank een schrijven van de bewindvoerder binnengekomen.

De beoordeling

De voordracht van de rechter-commissaris:
De voordracht van de rechter-commissaris wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
De rechter-commissaris verzoekt tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregelingen, omdat [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] hun inlichtingenplicht niet naar behoren nakomen. Zij hebben niet voldaan aan het verzoek van de bewindvoerder om een aantal waardebepalingen van de auto over te leggen teneinde een standpunt in te nemen over de verkoop dan wel behoud van de auto. Tevens hebben zij nagelaten de bewindvoerder maandelijks te voorzien van informatie over inkomsten, uitgaven en andere relevante ontwikkelingen. Bovendien heeft de bewindvoerder telefonisch meegedeeld dat voorheen de beschermingsbewindvoerder haar van informatie voorzag, maar dat dit niet meer mogelijk is omdat [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] ook de beschermingsbewindvoerder niet meer van informatie voorzien. Gelet op het voorgaande is er een onwerkbare situatie ontstaan. Dat [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] te kampen hebben met gezondheidsproblemen maakt voorgaande niet anders.
De toelichting van [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b]:
[schuldenaar sub a] heeft erkend dat hij en zijn vrouw niet aan hun informatieplicht hebben voldaan. Na de amputatie van zijn voet en zijn onderbeen is hij continu in revalidatie geweest. Bovendien was er de vrees dat ook zijn bovenbeen geamputeerd moest worden. Hierdoor is hij teveel met zichzelf bezig geweest, en heeft zijn inlichtingenplicht verzaakt. Op dit moment gaat het stukken beter met hem en heeft hij alle papieren keurig geordend. Hij heeft de waardebepalingen van de auto bij zich. De twee inwonende zonen zijn bereid kostgeld te betalen.
De toelichting van de bewindvoerder:
De bewindvoerder heeft verklaard dat [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] veel tijd hebben gehad om haar van informatie te voorzien. Weliswaar heeft zij begrip voor hun gezondheidssituatie, maar in de informatieverstrekking en opstelling van [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] dient veel te wijzigen, wil deze schuldsaneringsregeling kans van slagen hebben.
Bij schrijven van 23 augustus 2013 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht dat [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] de gevraagde/benodigde informatie bij de bewindvoerder hebben aangeleverd, zodat zij verder uitvoering kan geven aan haar taak als bewindvoerder.
De motivering van de beslissing:
De rechtbank stelt vast dat [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] hun inlichtingenplicht geruime tijd niet naar behoren zijn nagekomen. Ter zitting heeft [schuldenaar sub a] verklaard dat hij zijn informatieplicht niet is nagekomen omdat hij problemen met zijn gezondheid heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is het hebben van gezondheidsproblemen geen excuus om niet aan de inlichtingenplicht te voldoen en zou het vorenstaande grond kunnen zijn deze schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. Gelet op het feit dat [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] ter zitting voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij gedurende de resterende looptijd van de regeling wel zullen voldoen aan hun inlichtingenplicht, en de bewindvoerder na afloop van de zitting binnen de door de rechtbank gestelde termijn alle benodigde informatie van [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] heeft ontvangen, zal de rechtbank [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] een allerlaatste kans geven de regeling met succes te volbrengen en zal zij de regeling nu niet tussentijds beëindigen. Ten overvloede wijst de rechtbank [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] er op dat zij de bewindvoerder spontaan alle informatie dienen te verstrekken waarvan zij weten of moeten kunnen begrijpen dat die voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling noodzakelijk is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de voordracht van de rechter-commissaris tot tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregelingen afwijzen.
Nu [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] hun verplichtingen gedurende een bepaalde periode niet naar behoren zijn nagekomen, ziet de rechtbank aanleiding om, op grond van artikel 349a derde lid Faillssementswet de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] te verlengen met negen maanden.

De beslissing

De rechtbank:
- weigert de tussentijdse beëindiging van deze schuldsaneringsregeling;
- verlengt de termijn gedurende welke de wettelijke schuldsaneringsregeling op [schuldenaar sub a] en [schuldenaar sub b] van toepassing is met negen maanden.
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2013 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen. (Art. 351 jo 361 Fw)