ECLI:NL:RBOVE:2013:2797

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 november 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
C/08/146393 / KG ZA 13-383
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot opheffing van executoriaal derdenbeslag op kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.P. Kant, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Estro Kinderopvang B.V., vertegenwoordigd door mr. G. Hilberink. Eiseres vorderde de opheffing van een executoriaal derdenbeslag dat door gedaagde was gelegd op haar kinderopvangtoeslag, na een eerdere veroordeling tot betaling van een bedrag van € 8.603,24 aan gedaagde. Eiseres stelde dat het beslag haar in acute financiële problemen zou brengen, waardoor zij haar werk niet meer zou kunnen uitoefenen en mogelijk in de schuldsanering zou belanden.

De voorzieningenrechter heeft op 12 november 2013 geoordeeld dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het beslag onrechtmatig was of dat er sprake was van misbruik van recht door gedaagde. De rechter oordeelde dat het belang van gedaagde bij het kunnen uitoefenen van haar executiebevoegdheid zwaarder weegt dan het belang van eiseres bij het ontvangen van de kinderopvangtoeslag. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van eiseres moesten worden afgewezen, en dat eiseres als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld.

De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat de vorderingen van eiseres worden afgewezen en dat zij de kosten van het geding, begroot op € 589,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de advocaat, moet betalen aan gedaagde. Het vonnis is uitgesproken in Almelo en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/146393 / KG ZA 13-383
datum vonnis: 12 november 2013 (fs )
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat: mr. D.P. Kant te Goor,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Estro Kinderopvang B.V.,
gevestigd te Hengelo,
gedaagde,
advocaat: mr. G. Hilberink te Apeldoorn.

1.Het procesverloop

1. Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 5 november 2013. Eiseres is niet ter zitting verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Kant. Gedaagde is evenmin verschenen, maar is ter zitting vertegenwoordigd door mr. Hilberink. De standpunten zijn toegelicht.
1.3
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staan voorshands vast de volgende feiten.
Bij vonnis van 23 juli 2013 van de kantonrechter van deze rechtbank zijn eiseres en haar toenmalige partner de heer [A] (hierna: [A]) hoofdelijk veroordeeld om aan gedaagde te betalen een bedrag van € 8.603,24, vermeerderd met de wettelijke rente,
de proceskosten en de nakosten. Het vonnis is, voor zover hier van belang – uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2
Op 27 september 2013 heeft gedaagde onder de ontvanger van de Belastingdienst/toeslagen ten laste van eiseres executoriaal beslag gelegd op de op grond van de Wet Kinderopvang aan eiseres verstrekte toeslag (hierna: de kinderopvangtoeslag). De belastingvrije voet is door de deurwaarder op € 0,00 vastgesteld, zodat de volledige toeslag wordt afgedragen aan gedaagde.
2.3
De zoon van eiseres werd voorheen door gedaagde, althans haar rechtsvoorgangster Catalpa Kinderopvang B.V. opgevangen. Inmiddels is eiseres een overeenkomst aangegaan met een ander kinderdagverblijf, te weten De Blokkendoos (hierna: De Blokkendoos), dat sindsdien de opvang van de zoon verzorgt.

3.Het geschil

3.1
Eiseres vordert - samengevat weergegeven - dat gedaagde wordt veroordeeld over te gaan tot de opheffing van het ten laste van eiseres onder de Belastingdienst/toeslagen gelegd executoriaal derdenbeslag, althans dat de voorzieningenrechter het beslag opheft en gedaagde veroordeelt om aan eiseres te voldoen al hetgeen gedaagde ten gevolge van het gelegde beslag van de Belastingdienst/toeslagen heeft ontvangen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Voorts vordert eiseres veroordeling van gedaagde in de proceskosten en de nakosten (inclusief BTW).
3.2
Eiseres stelt daartoe dat zij erkent dat gedaagde weliswaar een executoriale titel jegens haar heeft met betrekking tot de in het vonnis van 23 juli 2013 aan gedaagde ten laste van eiseres toegewezen vordering, maar dat eiseres door dat beslag in acute problemen komt. Zij zal niet meer in staat zijn om de toeslag aan te wenden ter bestrijding van de kosten die het kinderdagverblijf De Blokkendoos bij eiseres in rekening brengt in verband met de opvang van haar zoon. Daardoor zal eiseres niet meer in de gelegenheid zijn haar zoon bij De Blokkendoos onder te brengen, waardoor zij haar werk niet meer zal kunnen uitoefenen. Het gevolg daarvan zal zijn dat eiseres haar ontslag dient te nemen, dan wel zal worden ontslagen, met als gevolg dat zij geen, dan wel een aanzienlijk lager inkomen zal ontvangen, hetgeen er waarschijnlijk toe zal leiden dat eiseres failleert of een beroep dient te doen op de wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).
3.3
Door de executiemaatregelen die gedaagde thans ten laste van eiseres neemt en door haar weigering om het verzoek van eiseres om over te gaan tot opheffing van het beslag te honoreren, maakt zij misbruik van haar toekomende bevoegdheid om executoriale maatregelen jegens eiseres te nemen. Gedaagde dient volgens eiseres slechts die executoriale maatregelen te nemen die er niet toe leiden dat bij de geëxecuteerde een acute noodsituatie ontstaat, laat staan dat deze executiemaatregelen ten uitvoer mogen worden gelegd op gelden die niet behoren tot het vrij besteedbare vermogen van de geëxecuteerde.
3.4
In het onderhavige geval is de kinderopvangtoeslag in de visie van eiseres louter te bestemmen als vergoeding voor kosten die eiseres wordt verschuldigd terzake van het onderbrengen van haar zoon bij De Blokkendoos en die kosten wordt eiseres verschuldigd in verband met de uitoefening van haar dagelijkse werkzaamheden. Als eiseres niet genoodzaakt zou zijn haar zoon onder te brengen bij een kinderdagverblijf, zou eiseres ook geen beroep hoeven te doen op toekenning van de kinderopvangtoeslag en zou eiseres, gelet op de beslagvrije voet die in deze van toepassing is, niet gehouden zijn enig bedrag aan gedaagde te voldoen. In feite handelt gedaagde in strijd met de regels die van toepassing zijn bij het berekenen van de beslagvrije voet. Voortzetting van de door gedaagde in gang gezette executoriale maatregelen is derhalve onrechtmatig, hetgeen impliceert dat het beslag opgeheven dient te worden.
3.5
Gedaagde heeft de vorderingen van de eiseres gemotiveerd betwist en heeft geconcludeerd tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van eiseres in de kosten van deze procedure. In het navolgende zal de voorzieningenrechter voor zover nodig op dat verweer ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
4.2.
Het geschil tussen partijen is een executiegeschil. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter een executoriaal beslag slechts opheffen of de tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant – mede gelet op de belangen die aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging, zodat de executant, indien hij toch gebruik maakt van die bevoegdheid onrechtmatig handelt jegens de geëxecuteerde, dan wel misbruik maakt van recht. Hiervan kan onder meer sprake zijn indien de te executeren rechterlijke beslissing op een juridische of feitelijke misslag berust of indien na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten een noodtoestand doen ontstaan voor de eisende partij, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet aanvaardbaar is.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het vonnis van deze rechtbank van 23 juli 2013 niet berust op een juridische of feitelijke misslag en gedaagde op grond van voornoemd vonnis ook de bevoegdheid tot executie toekomt, zodat slechts nog de vraag dient te worden beantwoord of gedaagde door het leggen van het beslag onder de Belastingdienst/toeslagen onrechtmatig jegens eiseres handelt dan wel misbruik maakt van recht doordat ten gevolge van de executie aan de zijde van eiseres een noodtoestand ontstaat. De voorzieningenrechter begrijpt de stellingen van eiseres aldus dat zij door het gelegde beslag in een acute noodsituatie terecht komt. Zoals van de zijde van gedaagde terecht is opgemerkt heeft eiseres echter geen ‘na de titel voorgevallen of aan het licht gekomen feiten’ gesteld die de noodsituatie zouden veroorzaken. De beslaglegging zelf kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als zodanig worden aangemerkt. Van een noodsituatie ontstaan door nieuwe feiten in vorenbedoelde zin is derhalve geen sprake. Hierin kan dan ook geen reden zijn gelegen om de vorderingen toe te wijzen.
4.5
Hoewel duidelijk is dat het beslag op de kinderopvangtoeslag een financiële aderlating voor eiseres is, betekent dit niet dat gedaagde misbruik maakt van haar executiebevoegdheid. Mede gelet op het feit dat gedaagde een aanzienlijke vordering heeft op eiseres, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van gedaagde bij het kunnen uitoefenen van de executiebevoegdheid in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang dat eiseres heeft bij het uitgekeerd krijgen van de toeslag.
4.6
Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat het beslag is gelegd op de kinderopvangtoeslag, een toeslag in de zin van artikel 45 van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (AWIR). Voor zover van belang luidt artikel 45 AWIR als volgt:
1. Een tegemoetkoming is niet vatbaar voor (…) beslag (…), tenzij het betreft beslag wegens:
a. een vordering tot nakoming van een betalingsverplichting wegens een geleverde prestatie waarbij de betalingsverplichting ter zake van die prestatie de oorzaak is voor de tegemoetkoming; (…)
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de uitzondering van artikel 45 lid 1 onder a van toepassing is op de onderhavige situatie. Voor zover eiseres met haar stellingen heeft willen betogen dat gedaagde misbruik maakt van haar executiebevoegdheid omdat er geen beslag gelegd mag worden op de kinderopvangtoeslag, is voor die stelling derhalve geen wettelijke basis te vinden. Evenmin is een beletsel voor beslag dat het beslag is gelegd door eiseres, zijnde een ander kinderdagverblijf dan de Blokkendoos, waar de zoon van eiseres is ondergebracht.
4.7
De slotsom gedaagde met de beslaglegging niet onrechtmatig handelt jegens eiseres en dat de vorderingen van eiseres dienen te worden afgewezen. Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op € 589,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 589,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart dictumonderdeel II. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.