ECLI:NL:RBOVE:2013:2808

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
13/1141
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.F. Bijloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een vaarvergunning voor een botenverhuurbedrijf in Giethoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een vaarvergunning aan eiser, die een botenverhuurbedrijf wilde uitoefenen op het perceel Binnenpad 66 te Giethoorn. Eiser had eerder vergunningen ontvangen, maar deze waren ingetrokken na bezwaren van belanghebbenden. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland in stand moest blijven, omdat het gebruik van het perceel voor het verhuren en afmeren van boten in strijd was met het geldende bestemmingsplan "Giethoorn 1994". Eiser had zich beroepen op overgangsrecht en het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat zijn beroep niet kon slagen. De rechtbank stelde vast dat er eerder al wrakingsbrieven waren verzonden aan eiser, waarin werd gewezen op de onwettigheid van het gebruik van het perceel. De rechtbank concludeerde dat de weigering van de vergunning terecht was, omdat het gebruik van het perceel voor de peildatum was gewraakt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb zwo 13/1141

uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen

[naam 1],

wonende te Giethoorn, eiser,
gemachtigde: mr. G. Visser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
verweerder,
en
1.
[naam 2]en
[naam 3],
2.
[naam 4],
wonende te Giethoorn, derde-belanghebbenden.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2012 heeft verweerder aan eiser vergunning verleend voor het uitoefenen van een botenverhuurbedrijf met 19 verhuurboten ter hoogte van het Binnenpad 66 te Giethoorn, kadastraal bekend BDW 00 B335. Tegen dit besluit hebben belanghebbenden bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 23 mei 2013 heeft verweerder de bezwaren gegrond verklaard, het besluit van 10 december 2012 herroepen en de door eiser gevraagde vergunning alsnog geweigerd. Eiser heeft tegen het besluit van 23 mei 2013 (verder: bestreden besluit) beroep ingesteld.
Gelijktijdig met zijn beroep heeft eiser de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Bij uitspraak van 11 juli 2013 is dat verzoek afgewezen.
Het beroep is ter zitting van 9 september 2013 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.D. Lok en N. Kocic. Derde-belanghebbenden zijn niet verschenen.

Overwegingen

1.
In geschil is de vraag of het bestreden besluit in rechte in stand dient te worden gelaten.
2.
Bij de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 23 december 2008 heeft verweerder eiser, met een (tijdelijke) ontheffing van het bestemmingsplan “Giethoorn 1994”, een (tijdelijke) vaarvergunning verleend voor 18 verhuurboten op de locatie gelegen voor de percelen Binnenpad 105 en 111 te Giethoorn (thans kadastraal bekend gemeente BDW 00 B, nummers 238 en 239). Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 24 augustus 2009 heeft verweerder eiser een nieuwe (tijdelijke) vaarvergunning verleend waarbij zijn afmeermogelijkheid is verplaatst naar de locatie Binnenpad 66. Belanghebbenden hebben tegen deze nieuwe vaarvergunning bezwaar gemaakt, welk bezwaar gegrond is verklaard en als gevolg waarvan de gewijzigde vaarvergunning alsnog is geweigerd. Tegen die beslissing is geen beroep ingesteld.
Op 2 juli 2012 heeft verweerder eiser ambtshalve vergunning verleend voor de verhuur van boten geldend voor het perceel Binnenpad 105 en 111. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
Eiser heeft op 23 juni 2012 wederom een aanvraag bij verweerder ingediend voor wijziging van de aan hem verleende vaarvergunning. Eiser heeft zich daarbij beroepen op het overgangsrecht en het gelijkheidbeginsel. Eiser heeft daarbij stukken overgelegd met het doel om aan te tonen dat reeds vanaf 1960 c.q. vóór 1996 door zijn familie respectievelijk door hem boten werden afgemeerd ter hoogte van het Binnenpad 66 om te worden verhuurd. Eiser heeft daartoe een verklaring, ondertekend door 10 personen, overgelegd. Bij besluit van 15 oktober 2012 heeft verweerder geweigerd eiser een gewijzigde vaarvergunning te verlenen.
Bij brief van 17 oktober 2012 heeft eiser zich ter wijziging van die vergunning nogmaals beroepen op het overgangsrecht van voornoemd bestemmingsplan alsmede op het gelijkheidsbeginsel. Eiser heeft aangegeven het afmeren langs het Binnenpad 111 te willen laten vervallen, als Binnenpad 66 daarvoor in de plaats komt.
Bij besluit van 10 december 2012 heeft verweerder die aanvraag gehonoreerd en eiser vergunning verleend voor het afmeren van 19 verhuurboten op de wijze als aangegeven op de bijbehorende tekening.
De afmeermogelijkheid vóór het perceel Binnenpad 111 is komen te vervallen.
Belanghebbenden hebben tegen de vaarvergunning van 10 december 2012 bezwaar gemaakt en daarbij tegenbewijs geleverd in de vorm van schriftelijke verklaringen van omwonenden
.In bezwaar heeft eiser zijn handtekeningenlijst aangevuld en nadere verklaringen overgelegd.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op 11 maart 2013 over het bezwaar te worden gehoord door de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van de gemeente Steenwijkerland (verder: de commissie). De commissie heeft verweerder op 13 mei 2013 geadviseerd de bezwaren gegrond te verklaren, de vaarvergunning van 10 december 2012 te herroepen en de aanvraag van 17 oktober 2012 alsnog af te wijzen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dat advies onverkort gevolgd.
3.
In zijn beroepschrift voert eiser aan, dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) is genomen. Naar de stelling van eiser is met de door hem bij verweerder ingediende en mitsdien beschikbare en bekende bewijsstukken meer dan voldoende aangetoond dat hij met recht een beroep kan doen op het overgangsrecht, omdat er rond de peildatum boten lagen en in- en uit werd gestapt voor het perceel Binnendijk 66. Eiser stelt verder – onder verwijzing naar de door verweerder op grond van het overgangsrecht verleende vaarvergunningen voor de percelen Binnenpad 16, 42 en 141 alsmede Kerkweg 48 – dat verweerder met het bestreden besluit het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden.
De rechtbank beperkt zich hiertoe en oordeelt als volgt.
4.
Ingevolge artikel 2, tweede lid van de Vaarverordening is het verboden om zonder vergunning van het college een botenverhuurbedrijf uit te oefenen, teneinde met een verhuurboot vaarwegen te bevaren of te laten bevaren die is gelegen binnen de grenzen van de gemeente Steenwijkerland.
Ingevolge artikel 6, eerste lid onder a van de Vaarverordening wordt de eerder genoemde vergunning geweigerd indien de vestiging of de uitoefening van een botenverhuurbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Het perceel Binnenpad 66 te Giethoorn is gelegen in het gebied waarvoor het bestemmingsplan “Giethoorn 1994” vigeert. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 11 november 1995 en is op 24 december 1995 in werking getreden.
Artikel 37, onder A, van dit bestemmingsplan bepaalt dat het verboden is gronden of opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan gegeven bestemming.
Uit hetgeen partijen in beroep hebben aangevoerd leidt de rechtbank af dat tussen hen niet in geschil is, dat de uitoefening van een botenverhuurbedrijf op de locatie Binnendijk 66 in strijd is met de aldaar geldende bestemming. De rechtbank gaat daarom van dat gegeven uit.
In artikel 37, onder E, van dit bestemmingsplan is bepaald dat het gebruik van gronden en opstallen, strijdig met het plan op het tijdstip van het van rechtskracht worden daarvan, mag worden gehandhaafd.
Eiser beroept zich daar op, omdat zijn boten voor de peildatum van het geldende bestemmingsplan reeds bij de locatie Binnendijk 66 lagen en dat die locatie ook voor in- en uitstappen werd gebruikt.
Naar vaste jurisprudentie kan niet met succes een beroep op het overgangsrecht worden gedaan als het gebruik voor de peildatum is gewraakt en ook rechtens kon worden gewraakt. Van die situatie acht de rechtbank in het onderhavige geval sprake. Bij brieven van 8 december 1993 en 8 mei 1995 heeft verweerders rechtsvoorganger eiser er immers nadrukkelijk op gewezen dat het verhuren en afmeren van verhuurboten bij het perceel Binnenpad 66 niet is toegestaan.
De rechtbank volgt eiser voorts niet in zijn stelling dat verweerder hem op grond van het gelijkheidsbeginsel niettemin een gewijzigde vaarvergunning dient te verlenen. Weliswaar volgt uit de door eiser overgelegde stukken dat verweerder aan anderen op andere locaties aan het Binnenpad en de Kerkweg te Giethoorn voor vergelijkbare verhuuractiviteiten – ondanks aan hen gestuurde wrakingsbrieven – (tijdelijke) vergunningen heeft verleend, doch die vergelijking kan eiser niet baten. De betreffende wrakingen hebben immers niet, zoals bij eiser wel het geval is, plaatsgevonden voor de peildatum van het bestemmingsplan “Giethoorn 1994”, zodat van gelijke gevallen geen sprake is. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel kan dan ook niet slagen.
Verweerder heeft dan ook terecht geweigerd om eiser vergunning te verlenen voor het uitoefenen van een botenverhuurbedrijf bij de locatie Binnenpad 66 te Giethoorn.
5.
Het beroep is daarom ongegrond.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, en door hem en R.K. Witteveen als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op: 18 oktober 2013
Afschrift verzonden op: 18 oktober 2013

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep