In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de vraag of er een erfdienstbaarheid van overpad is ontstaan door verjaring. De rechtbank heeft eerder op 7 augustus 2013 een tussenvonnis gewezen waarin een comparitie ter plaatse is bevolen, die op 14 oktober 2013 heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat erfdienstbaarheden kunnen ontstaan door vestiging of verjaring, en dat de beoordeling van de vraag of een erfdienstbaarheid is ontstaan, afhankelijk is van de regels van het oude en nieuwe Burgerlijk Wetboek (BW).
De rechtbank concludeert dat er onder het oude BW geen erfdienstbaarheid van overpad door verjaring kan zijn ontstaan, omdat niet is voldaan aan de eis van 'voortdurendheid'. Het gebruik van de doorgang door [eiseres] en haar rechtsvoorgangers is niet aangemerkt als een voortdurende onrechtmatige toestand. Onder het nieuwe BW kan een erfdienstbaarheid door verjaring worden verkregen door een bezitter te goeder trouw, maar [eiseres] heeft niet aangetoond dat zij of haar rechtsvoorgangers goede trouw hadden.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep op bevrijdende verjaring afgewezen, omdat het bezit van de erfdienstbaarheid niet eerder dan op 1 januari 2012 kan zijn ontstaan, en de verjaringstermijn van 20 jaar niet is voltooid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen buurweg is ontstaan, omdat er geen bestemmingshandeling van de eigena(a)ren van het perceel is aangetoond. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de kosten van het geding.