Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiseres],
1.de procedure
- een door ProRail op 7 juni 2013 overgelegde productie;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 20 juni 2013;
- een akte na comparitie van de zijde van ProRail, met de producties 15 tot en met 27;
- een akte uitlating producties van de zijde van [eiser].
2.het geschil
3.de beoordeling
ten behoeve waarvandestijds een spoorwegovergang is gecreëerd, waarop een (vermeend, waarover hierna meer) recht van erfdienstbaarheid is gevestigd. Dat [eiser] geen eigenaar zou zijn van die percelen, is door ProRail niet gesteld. Voor zover zij dat wel bedoelde te stellen, is de rechtbank van oordeel dat het aan haar was om die stelling te onderbouwen, bijvoorbeeld door aan te tonen dat de percelen van een ander zijn. Dat geldt temeer nu ProRail zich juist altijd (impliciet) op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] rechthebbende was. Die onderbouwing is echter niet gegeven. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [eiser] rechthebbende is op de percelen waarvan een deel in 1864 is overgedragen aan de Spoorwegmaatschappij Almelo-Salzbergen NV en ten behoeve waarvan de overweg is aangebracht.
Dat er destijds al sprake was van een openbare weg, blijkt nergens uit en ligt ook niet voor de hand. In de akte van 1864 staat immers dat de overweg zal worden “daargesteld” bij piket no. 1438. Als er al een weg had gelegen, zou het logischer zijn in de akte op te nemen dat de overweg zal worden “daargesteld” ter hoogte van de [straatnaam].
daarmeeschadeplichtig is geworden, is echter niet gesteld en is de rechtbank ook niet ambtshalve gebleken.