In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalige ambtenaar, en de Staatssecretaris van Financiën. Eiseres had een WIA-uitkering ontvangen, maar deze werd door de Staatssecretaris verrekend met haar bezoldiging na haar ontslag. Eiseres was werkzaam als groepsfunctionaris I bij de Belastingdienst en was in oktober 2001 uitgevallen wegens ziekte. Na een periode van gedeeltelijke hervatting, was zij vanaf september 2003 volledig arbeidsongeschikt. De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of de beslissing van de Staatssecretaris om de WIA-uitkering te verrekenen met de bezoldiging in stand kon blijven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris op 20 januari 2012 had besloten om de WIA-uitkering van eiseres te verrekenen met haar bezoldiging, en dat dit besluit bij de beslissing op bezwaar van 17 januari 2013 werd gehandhaafd. Eiseres voerde aan dat de wettelijke samenloopbepaling in artikel 45 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) niet op haar situatie van toepassing was. De rechtbank oordeelde echter dat de grondslag voor de aanspraak op doorbetaling van de bezoldiging van eiseres tot haar ontslag op 1 december 2012 onveranderd artikel 37 van het ARAR was gebleven.
De rechtbank concludeerde dat de beslissing van de Staatssecretaris om de WIA-uitkering te verrekenen met de bezoldiging van eiseres rechtmatig was. Eiseres had geen recht op doorbetaling van de bezoldiging op basis van arbeidsongeschiktheid, omdat de rechtbank oordeelde dat de arbeidsongeschiktheid niet de oorzaak was van het niet verrichten van haar werkzaamheden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.