Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
vermeldt [A] onder meer:
(…)
Overige vorderingenEr staat een vordering nettolonen in de balans van € 74.169,00. Dit lijkt niet goed en de heer [naam 1] gaat dit uitzoeken en komt hierop terug.
(…)
U hebt ons opdracht gegeven tot samenstelling van de jaarrekeningen van B.V. Holding S.W.V.B.. Bouwbasic en Vereniging Samenwerkingsverband Praktijkopleiding Bouw regio Deventer, Raalte, Zutphen over het boekjaar 2006/2007. Voor de goede orde leggen wij voorwaarden voor de doelstelling van ons onderzoek hieronder schriftelijk vast alsmede de aard en de beperkingen van onze werkzaamheden.
(…)
(…)
Overige vorderingen € 282.919Onder de overige vorderingen is begrepen de lening verstrekt aan de heer [naam 1] ad € 97.676 inclusief rente. In eerste instantie was het saldo van de rekening netto lonen ultimo boekjaar ad € 23.423 door de heer [naam 2] in mindering gebracht op de lening van de heer [naam 1]. Het saldo van de rekening netto lonen ontstaat doordat de lonen per 4 weken worden verwerkt en de jaarafsluiting op een kalendermaand afgesloten wordt. Hierdoor ontstaat er een creditsaldo op netto lonen omdat de loonbetaling aan het eind van de 4 wekenperiode geschiedt. (…)
Bijgesloten treft u aan de concept-jaarrekening (…)
Onze werkzaamheden met betrekking tot het samenstellen zijn nog niet volledig afgerond. Normaliter bespreken wij de concept-jaarrekening met de heer [naam 1], maar daar is gezien de drukke periode nog geen gelegenheid voor geweest.
(…)
5. Is er een onderbouwing van de reiskostenvergoeding van de heer [naam 1] ad € 11.734? Onbelast mag slechts € 0,19 per kilometer uitbetaald worden.
(…)
7. Aan de heer [naam 1] is voor € 8.515,24 teveel netto loon uitbetaald. Wij hebben de lening met dit bedrag verhoogd. Het tantième ad € 4.000 is zowel in 2008 als in 2009 uitbetaald. Is dit correct?
(…)
10. Onder de overige vorderingen is begrepen de lening van de heer [naam 1] ad € 87.781. Wij hadden vorig jaar begrepen dat deze lening door middel van een tweetal tantième-uitkeringen afgelost zou gaan worden. Waarom is dit niet gebeurd?
(…)
Tijdens deze bijeenkomst is een aantal zaken aan het licht gekomen, welke hieronder weergegeven worden.
1. De brief met bevindingen welke wij jaarlijks bij de concept jaarrekeningen voegen, heeft het bestuur nooit bereikt. De distributie verloopt via de heer [naam 1].
(…)
4. Het bestuur was niet op de hoogte van het feit dat de heer [naam 1] een lening van de Bouwbasic heeft welke ultimo boekjaar 2007/2008 € 87.781 bedraagt. (…) Wij hebben uitgelegd hoe deze post ontstaan is. Vanaf 2001 heeft de heer [naam 1] te veel netto loon aan zichzelf overgemaakt. Dit bedrag, verhoogd met rente, is verwerkt als een lening. Ons is door de heer [naam 1] verteld dat het bestuur hiervan op de hoogte is. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Een leningsovereenkomst is niet opgesteld omdat de lening afgelost zou gaan worden middels een tantième in één of twee jaar.
Daarnaast geniet de heer [naam 1] salaris vanuit de B.V. Holding S.W.V.B. Het netto loon zou als aflossing worden verwerkt op de lening van de heer [naam 1]. Ook van deze regeling was het bestuur niet op de hoogte.
2.11. [naam 1] is op 1 maart 2010, tijdens een Buitengewone Algemene Ledenvergadering van Aandeelhouders van Bouwbasic, op staande voet ontslagen.
(Paragraaf 13): tenzij elders in deze Richtlijn vereist, wordt in het algemeen van de accountant niet verwacht:
5.TenslotteSamenvattend zijn wij van mening dat een professionele uitvoering van een samenstellingsopdracht in dit geval met zich mee had gebracht dat de accountant reeds bij het eerste signaal, dus reeds in 2002, rechtstreeks de voorzitter van het bestuur van Bouwbasic had moeten inlichten, en verder onderzoek naar de declaraties van de heer [naam 1] had moeten instellen.
(…)
In het kader van het onderzoek naar frauduleus handelen van onze voormalig directeur bekijken wij ook of u of uw organisatie blaam treft in deze zaak en of wij een schadeclaim bij u in zullen dienen. (…)
Bij de jaarrekening 2004-2005 zijn vragen gesteld ten aanzien van de balanspost netto salaris. Wat bleek was dat vanaf 2001 tot en met 2004 aan [naam 1] netto betalingen zijn verricht die zijn gebruikelijke vier weken-salaris overstegen en die ook niet als loon zijn aangegeven in de loonbelastingaangiftes. Naar ik begreep ging het hier om een bedrag van circa € 75.000,-- derhalve netto salaris niet aangegeven bij de Belastingdienst. Het bestuur was hiervan op de hoogte. Er zijn vervolgens verschillende opties besproken om dit te herstellen. Uiteindelijk is overeengekomen dat met [naam 1] een overeenkomst is gesloten op grond waarvan [naam 1] dit bedrag diende terug te betalen. Afgesproken werd voorts dat die terugbetaling zou plaatsvinden uit het salaris dat [naam 1] sinds 2002 ontving van de Holding. Met deze constructie werd voorkomen dat er alsnog in één keer over het netto betaalde bedrag loonbelasting diende te worden afgerekend met de belastingdienst.
Bouwbasic stelt dat aan, dan wel door [naam 1] (aan zichzelf), over een reeks van jaren (vanaf 2001) zonder medeweten, laat staan met toestemming van Bouwbasic, althans van de Holding als diens aandeelhouder en derhalve van het bestuur van de vereniging veelvuldig gelden, bestaande uit extra of teveel nettoloon, zijn betaald ten laste van Bouwbasic. Nadat die gedragingen waren geconstateerd heeft de toenmalige bestuursvoorzitter van de vereniging de daarmee gepaard gaande schuld zijdens Bouwbasic op diens klemmende verzoek omgezet in een overeenkomst van geldlening. Het betreft een onderhandse geldlening die niet op schrift is gesteld, maar wel is opgenomen in de administratie van Bouwbasic. Het gaat daarbij om de jaren 2000 tot en met 2008, ter zake waarvan [naam 1] ultimo 2009 een bedrag van € 99.270,00 verschuldigd was.
betwist dat op zijn klemmende verzoek de voorzitter van het bestuur heeft ingestemd met een overeenkomst van geldlening. Voor zover Bouwbasic (bedoeld lijkt te zijn [naam 1], rechtbank) zich weet te herinneren is er vanaf 2001 over een gedeelte van de beloning van Bouwbasic geen loonbelasting afgedragen. Hiermee geconfronteerd, is door de bestuursvoorzitter [naam 5] destijds besloten om het hiermee uitbetaalde loon ad ongeveer € 74.000,00 om te zetten in een overeenkomst van geldlening. Op deze overeenkomst van geldlening heeft [naam 1] afgelost door middel van zijn salaris uit de holding. Hierdoor heeft Bouwbasic zich een naheffingsaanslag loonbelasting met verhoging en boetes bespaard.(…)”
3.Het geschil
in conventie
Ten aanzien van de kilometervergoedingen geldt dat in 2002 het enige aandachtspunt was dat de onderbouwing ten aanzien van de kilometervergoedingen ontbrak. [A] wijst iedere aansprakelijkheid af.
4.De beoordeling
in conventie en reconventie
Bouwbasic c.s. heeft het rapport van het IFO in het geding gebracht ter onderbouwing van haar stelling dat [A] niet aan deze eis heeft voldaan.
Met het IFO is de rechtbank voorts van oordeel dat een redelijk handelend accountant die een samenstellingsopdracht heeft en daarbij constateert dat een bestuurder zichzelf ten laste van de bestuurde organisatie lijkt te bevoordelen, niet uitsluitend op het woord van die bestuurder behoort af te gaan, maar rechtstreeks in contact dient te treden met tenminste één van de overige bestuursleden. De accountant dient er absoluut zeker van de te zijn dat het bestuur op de hoogte is van mogelijk onaanvaardbare handelingen van een medebestuurder.
Juist in geval van functievermenging zoals ten aanzien van [naam 1] aan de orde was, kon [A] niet volstaan met het zonder toelichting opnemen van de lening op de balans per 31 juli 2005. De jaarlijkse begeleidende brief bij de jaarstukken kon niet dienen als mededeling aan het bestuur nu deze brief, evenals de concept-jaarrekeningen, steeds werd overhandigd aan [naam 1]. Overigens heeft [A] niet aangevoerd dat zij in deze begeleidende brieven heeft vermeld dat sprake was van dubbele loonbetalingen door [naam 1] aan zichzelf en kan dit ook niet worden afgeleid uit de overgelegde brief van 19 september 2006. Geconcludeerd moet worden dat gesteld noch gebleken is dat [A] enige adequate actie richting het bestuur heeft ondernomen, terwijl dit onder de gegeven omstandigheden wel van haar had mogen worden verwacht.
Aangezien Bouwbasic c.s. de stelling heeft ingenomen dat zij schade heeft geleden doordat [A] haar niet heeft gewaarschuwd zodat zij [naam 1] niet tijdig heeft kunnen stoppen, behoeft de handelwijze van [A] in de periode na 2005 geen nadere bespreking.
Gelet op de schriftelijke verklaringen van toenmalig bestuursleden die Bouwbasic c.s. in het geding heeft gebracht, acht de rechtbank voorshands aannemelijk dat het bestuur van Bouwbasic c.s. in 2005 niet op de hoogte was van voormelde loonbetalingen. De rechtbank zal [A] in de gelegenheid stellen tegenbewijs te leveren door voormeld vermoeden van de rechtbank te ontzenuwen, als nader in het dictum vermeld.
4.9. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
Met Bouwbasic c.s. is de rechtbank van oordeel dat gelet op recente jurisprudentie (HR 8 februari 2013) bij de beantwoording van de vraag of is voldaan aan de in artikel 6:89 BW besloten liggende onderzoeks- en klachtplicht, acht dient te worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de aard en de inhoud van de prestatie en de aard van het gestelde gebrek. Gelet op de specifieke deskundigheid die nodig is om de handelwijze van [A] te beoordelen wordt geoordeeld dat op Bouwbasic c.s. eerst een onderzoeksplicht rustte op het moment dat zij gerede aanleiding had te veronderstellen dat [A] in de nakoming van de verplichtingen uit overeenkomst tekortgeschoten was. Dat Bouwbasic c.s. vervolgens onderzoek door het IFO heeft laten verrichten, alvorens zich tot [A] c.s. te wenden kan haar niet worden tegengeworpen. Daar komt bij dat [A] door het tijdsverloop niet in haar bewijspositie is benadeeld dan wel sprake is geweest van een aantasting van haar mogelijkheden de gevolgen van tekortkoming te beperken.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Uit hetgeen in reconventie is overwogen volgt dat [A] eerst in 2005 een verwijt kan worden gemaakt. Afhankelijk van de vraag of Bouwbasic in 2005 al kennis had van voormelde handelwijze van [naam 1], is al dan niet aannemelijk dat Bouwbasic vervolgens aan [A] opdracht zou hebben gegeven tot onderzoek naar facturen die betrekking hebben op de kalenderjaren 2002/2005. De beslissing zal worden aangehouden in afwachting van de bewijslevering in reconventie.
Bouwbasic c.s. kan niet worden gevolgd in haar stelling dat ook andere posten ten bedrage van totaal € 6.307,10 mogelijk betrekking hebben op het onderzoek naar [naam 1]. Na de specificatie door [A] van dit bedrag bij conclusie van repliek heeft Bouwbasic c.s. haar verweer niet nader onderbouwd, zodat dit zal worden gepasseerd.
Hoewel voor het inroepen van een opschortingsrecht niet noodzakelijk is dat de omvang van de geleden schade vaststaat, dient de vordering wel opeisbaar te zijn. Dit is het geval vanaf het moment dat de schade is geleden en aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid is voldaan. Om het beroep op opschorting te beoordelen zal moeten worden onderzocht of de tegenvordering bestaat en of de omvang daarvan voldoende is om het beroep op een opschortingsrecht te kunnen rechtvaardigen.
Deze beslissing zal, evenals de beslissing met betrekking tot het beroep op verrekening, worden aangehouden in afwachting van de beslissing in reconventie.
5.De beslissing
27 november 2013voor uitlating door [A] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,