In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 oktober 2013 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregelingen van twee schuldenaren. De rechter-commissaris had op 23 augustus 2013 voorgedragen om de schuldsaneringsregelingen te beëindigen, omdat de schuldenaren een bovenmatige nieuwe schuld van € 3.581,00 hadden laten ontstaan door zeven boetes opgelegd door het CJIB. Daarnaast was er sprake van een schending van de informatieplicht, aangezien de schuldenaren, ondanks herhaalde verzoeken, geen financiële gegevens en aangiften inkomstenbelasting hadden overgelegd aan de bewindvoerder. Tijdens de zitting op 14 oktober 2013 verklaarde schuldenaar 1 dat hij moeite had gedaan om een auto af te melden, maar dat hij niet op de hoogte was van de openstaande boetes.
De curator bevestigde dat hij het verhaal van schuldenaar 1 kon onderschrijven, maar gaf aan dat hij niet wist of de nieuwe schuld voor het einde van de looptijd van de schuldsaneringsregeling kon worden betaald. De bewindvoerder meldde dat er sinds juni 2013 geen financiële gegevens meer waren ontvangen, wat het toezicht op de schuldsaneringsregelingen bemoeilijkte. De rechtbank concludeerde dat de schuldenaren niet naar behoren hadden voldaan aan de informatieplicht en dat de nieuwe schuld als bovenmatig moest worden aangemerkt.
De rechtbank besloot de schuldsaneringsregelingen tussentijds te beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder d van de Faillissementswet. Tevens werd vastgesteld dat de schuldenaren in staat van faillissement zouden verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde was gegaan. De rechtbank benoemde mr. M.M. Verhoeven tot rechter-commissaris in het faillissement en stelde het salaris van de bewindvoerder vast op € 1.208,00, exclusief omzetbelasting. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Bosch en uitgesproken ter openbare terechtzitting.