De kantonrechter stelt voorop dat met betrekking tot de aansprakelijkheid voor arbeidsongevallen de werkgever ingevolge artikel 7:658 lid 1 BW verplicht is voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
De omvang van deze verplichting is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de mate waarin de werkgever zeggenschap heeft over de plaats waar de werkzaamheden worden verricht, de kenbaarheid van het gevaar, de te verwachten oplettendheid van de werknemer en de bezwaarlijkheid van de te treffen maatregelen, waarbij opgemerkt wordt dat de werkgever er rekening mee moet houden dat het zich dagelijks bevinden in een bepaalde werksituatie tot een vermindering van de ter voorkoming van ongevallen raadzame voorzichtigheid leidt. Artikel 7:658 BW vergt een hoog veiligheidniveau van de betrokken werkomgeving, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de werkzaamheden en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies. Voorts dient de werkgever, indien inherent aan het werk is dat daaraan gevaar is verbonden, algemene maatregelen tot beveiliging van de werknemers te treffen, daarover voorlichting te geven en toezicht te houden op de naleving daarvan. Daarnaast dient de werkgever specifieke maatregelen te treffen en instructies te geven die zijn vereist ter beveiliging van de werknemers (zie o.m. HR 11 november 2011, LJN: BR5223).
De zorgplicht van de werkgever moet dan ook in beginsel ruim worden uitgelegd, zodat van hem een hoge mate van zorg wordt verwacht, ook voor onoplettendheid van de werknemer, doch niet zo ruim dat er een absolute waarborg moet bestaan tegen voormeld gevaar.
Gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor de door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade (zie o.m. HR 12 december 2009, LJN: BD3129).
De werkgever dient te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij al die (adequate) maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.