In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 12 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de alimentatieverplichtingen na hun echtscheiding. De man verzocht de rechtbank te verklaren dat hij geen betalingsverplichtingen meer had jegens de vrouw uit hoofde van de partneralimentatie. Hij stelde dat de vrouw nooit om indexering van de alimentatie had gevraagd en dat de verjaringstermijn van vijf jaar was verstreken. De vrouw daarentegen voerde aan dat de man de alimentatie nooit had geïndexeerd, zoals wettelijk vereist, en dat zij recht had op de achterstallige bedragen.
De rechtbank oordeelde dat de man zijn verzoek tot beëindiging van de onderhoudsverplichting moest afwijzen. De rechtbank stelde vast dat de wettelijke indexering van de alimentatie van rechtswege geldt en dat de vrouw niet hoefde te verzoeken om deze indexering. De rechtbank concludeerde dat de vrouw haar recht op indexering niet had verwerkt, ondanks het feit dat zij in het verleden geen verzoek had gedaan om de alimentatie te verhogen. De rechtbank oordeelde dat de man de achterstallige indexering over de periode van 18 april 2007 tot november 2011 aan de vrouw moest voldoen.
De rechtbank stelde de achterstallige partneralimentatie vast op € 9.597,20 en de achterstallige kinderalimentatie op € 452,40. De man werd verplicht om deze bedragen in termijnen van € 350,- per maand af te lossen, te beginnen op 1 juli 2013. De rechtbank wees ook het verzoek van de vrouw om wettelijke rente af, omdat de man had aangeboden om in termijnen te betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in Almelo.