RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer: C/08/136353 / KG ZA 13-65
datum vonnis: 10 april 2013
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiseres],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter
[X] (verder: [X])
beiden wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder ook te noemen de moeder,
advocaat: mr. A. Gerards te Oldenzaal,
[Gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder ook te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. I. Mercanoglu te Enschede.
1.1 Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
1.2 De zaak is behandeld ter terechtzitting van 3 april 2013. Ter zitting zijn verschenen eiseres en haar dochter [X], bijgestaan door mr. A. Gerards. Tevens is verschenen gedaagde, bijgestaan door mr. I. Mercanoglu.
1.3 De standpunten van partijen zijn toegelicht aan de hand van pleitnota’s en (van te voren aan de wederpartij en aan de voorzieningenrechter toegezonden) producties.
1.4 Het vonnis is bepaald op 17 april 2013, maar wordt heden bij vervroeging uitgesproken.
2. De feiten
2.1 [X] en [gedaagde] hebben een relatie gehad. De relatie is begin februari 2013 verbroken. Op 9 februari 2013 heeft er zich een incident voorgedaan, toen [gedaagde] bij [X] aan de deur is geweest. Op 4 maart 2013 heeft [X] aangifte van stalking gedaan, waarbij zij onder meer melding heeft gemaakt van het incident op 9 februari 2013.
3. Het geschil
3.1 Bij de dagvaarding vordert eiseres - kort gezegd - een contact- en straatverbod, waarbij [gedaagde] wordt gelast zich te onthouden van het telefonisch lastigvallen van [X] en wordt gelast zich te onthouden van het zich bevinden binnen een straal van 500 meter van de woning en de school van [X], Radar Jongerenwerk te Hengelo en de woningen van twee vrienden van [X], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,-- voor elke overtreding, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2 Eiseres stelt daartoe - samengevat weergegeven - dat [gedaagde] na het verbreken van de relatie met [X] meerdere keren heeft geprobeerd contact met haar te leggen en daarbij vervelend en angstaanjagend gedrag heeft vertoond. Zo heeft [gedaagde] in de carnavalsnacht van 9 februari 2013 tegen de deur van [X]’s huis getrapt, heeft hij geschreeuwd en geroepen dat hij kinderen van [X] wilde en heeft hij voor de deur staan huilen. De moeder heeft de politie gebeld die [gedaagde] uiteindelijk heeft meegenomen omdat hij dronken was. Op 19 februari 2013 is [gedaagde] weer in beschonken toestand en al huilend en schreeuwend bij de woning verschenen. [Gedaagde] heeft toen aangegeven dat hij zal blijven terugkomen, al wordt er twintig keer de politie gebeld. Ook dit keer is de politie ter plaatse geweest. Er is een tweetal getuigenverklaringen van buren overgelegd, die de door [X] beschreven gebeurtenissen op 9 en 19 februari 2013 onderschrijven. Op 26 februari 2013 heeft [gedaagde] [X] bij Radar verhinderd op de fiets te stappen en te vertrekken. De politie is erbij geroepen, die [gedaagde] heeft gefouilleerd en vervolgens heeft weggestuurd. Daarop heeft [X] op 4 maart 2013 aangifte gedaan van stalking. Desondanks is [gedaagde] op 9 en 19 maart 2013 weer bij de woning van [X] verschenen en heeft hij tegen de deur geschopt. Op 2 april 2013 heeft [gedaagde] [X] in het centrum van Hengelo dingen toegeroepen en geprobeerd haar van de fiets te trekken.
3.3 [Gedaagde] verweert zich en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van eiseres in de proceskosten. Kort en zakelijk weergegeven stelt [gedaagde] dat er geen rechtsgronden bestaan die tot toewijzing van de vorderingen van eiseres kunnen leiden. Het gevorderde contact- en straatverbod beperkt [gedaagde] in zijn sociale en maatschappelijke leven en maken een ontoelaatbare inbreuk op het in verdragen en wetten vastgelegde (grond)recht van [gedaagde] om zich vrijelijk te bewegen. Na het incident van 9 februari 2013, dat gezien moet worden in het licht van de toen net verbroken relatie en de hevige emoties die daarmee gepaard gaan, heeft [gedaagde] geen contact meer met [X] gezocht. [Gedaagde] betwist dat hij zich op 9 februari 2013 bedreigend en onrechtmatig zou hebben uitgelaten tegenover [X] en haar moeder. Dat er omwonenden zijn die getuige zijn geweest van de gedragingen van [gedaagde], maakt zijn gedragingen nog niet onrechtmatig. Indien sprake was geweest van onrechtmatige gedragingen, zou de politie proces-verbaal tegen [gedaagde] hebben opgemaakt, hetgeen niet is gebeurd. Op 26 februari 2013 werd [gedaagde] bij Radar geconfronteerd met de politie. Van de politie begreep [gedaagde] dat [X] zich bedreigd voelde. Het is [gedaagde] niet duidelijk op welke wijze hij zich bedreigend zou hebben geuit. [Gedaagde] betwist dat de overige door [X] beschreven incidenten hebben plaatsgevonden. [Gedaagde] spreekt tegen dat hij [X] op 2 april 2013 in het centrum van Hengelo is tegengekomen, laat staan dat hij haar heeft lastig gevallen. [Gedaagde] stelt die dag al vanaf 9.00 uur aanwezig te zijn geweest op zijn werk, waar hij is geweest tot 15.45 uur. Daarna is hij naar de coffeeshop, de supermarkt en vervolgens naar huis gelopen.
3.4 Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1 Voorshands moet ervan worden uitgegaan dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen ernstig zijn verstoord. [Gedaagde] en [X] lijken niet meer in staat om op een behoorlijke manier te communiceren, hetgeen tot escalaties leidt. Daarmee is het spoedeisend belang bij het gevorderde reeds gegeven. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling.
4.2. Een straatverbod en, als afgeleide daarvan, een contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.3. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft eiseres thans (nog) onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] op een dusdanige stelselmatige en ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt hebben op de persoonlijke levenssfeer van [X] dat het opleggen van een contact- en/of straatverbod is gerechtvaardigd. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.4. [Gedaagde] erkent dat hij in de carnavalsnacht van 9 februari 2013 bij [X] aan de deur is geweest en dat hij zich heeft gedragen zoals door [X] beschreven, maar betwist dat hij zich daardoor onrechtmatig heeft gedragen. [Gedaagde] betwist dat hij op 19 februari 2013 weer bij de woning van [X] is geweest en hij daar heeft geschreeuwd en gehuild. Nu de stelling van [X] waarin zij het tegendeel betoogt wordt gesteund door een getuigenverklaring, gaat de voorzieningenrechter voorbij aan de ongemotiveerde betwisting van [gedaagde] hieromtrent. Met betrekking tot het voorval op 26 februari 2013 bij Radar geven [X] en [gedaagde] ieder een andere lezing van het voorval. De voorzieningenrechter heeft onvoldoende onderbouwing aangetroffen om te kunnen oordelen welke partij gelijk heeft waar het gaat om dit incident. Nu [gedaagde] heeft betwist dat zich op 9 en 19 maart 2013 de door [X] beschreven incidenten hebben voorgedaan en [X] haar stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd, is niet komen vast te staan dat haar lezing de juiste is. Tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] is de enkele stelling van [X] dat zich op 2 april 2013 het door haar beschreven incident zou hebben voorgedaan, onvoldoende.
4.5 Voorshands oordelend concludeert de voorzieningenrechter dat enkel kan worden aangenomen dat [gedaagde] op 9 en 19 februari 2013 bij de woning van [X] uiting heeft gegeven aan zijn liefdesverdriet door, in een poging om [X] te spreken te krijgen, op de deur te bonzen, te schreeuwen en te huilen. Nu [gedaagde] te kennen heeft gegeven dat hij in februari 2013 al ‘klaar was’ met de relatie en er, gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen, vooralsnog van moet worden uitgegaan dat er zich na 19 februari 2013 geen (ernstige) incidenten meer hebben voorgedaan, heeft [X] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] op een dusdanig ontoelaatbare wijze inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer, dat het opleggen van het gevorderde verstrekkende contact- en straatverbod gerechtvaardigd is. De slotsom dient dan ook te zijn dat de vorderingen van eiseres dienen te worden afgewezen.
4.6 Ten slotte overweegt de voorzieningenrechter het volgende. [gedaagde] mag de onderhavige beslissing niet opvatten als een vrijbrief om [X] tegen haar wil op te zoeken of haar anderszins tegen haar wil te benaderen. Het is voor alle partijen van belang dat er rust komt. Als [X] geen contact meer wil heeft [gedaagde] zich daaraan te houden.
4.7 In de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
I. Wijst de vorderingen af.
II. Compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. G.G. Vermeulen, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.