ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ7745

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
08/700056-09
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Rechtbank Overijssel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op onderzoekswensen in strafzaak tegen Twentse neuroloog

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 april 2013 een beslissing genomen op de onderzoekswensen van de verdediging in een strafzaak tegen een neuroloog uit Twente. De verdediging had verzocht om het horen van getuigen en het benoemen van deskundigen. Tijdens de zitting op 3 april 2013 heeft de raadsman zijn verzoeken toegelicht en aangepast. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging per onderdeel besproken, waarbij de statusvoering door de verdachte, de diagnosestelling en behandeling, en de vraag of eerder en beter ingrijpen mogelijk was aan de orde kwamen. De rechtbank heeft enkele verzoeken van de verdediging toegewezen, zoals het horen van bepaalde getuigen en deskundigen, maar heeft ook verzoeken afgewezen, onder andere omdat de verdediging onvoldoende onderbouwd had waarom deze getuigen gehoord moesten worden. De rechtbank benadrukte het belang van een eerlijk proces en de noodzaak voor de verdediging om voldoende tijd te krijgen om de zaak voor te bereiden. De rechtbank heeft de zaak doorverwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van de getuigen en deskundigen, en heeft een pro forma-zitting bepaald binnen drie maanden om de voortgang van de zaak te bewaken. De rechtbank streeft ernaar de inhoudelijke behandeling van de strafzaak in november 2013 te laten aanvangen.

Uitspraak

Beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op de onderzoekswensen van de verdediging in de zaak van [verdachte], gedaan ter zitting van 3 april 2013.
Bij brief van 19 maart 2013 heeft de raadsman onderzoekswensen ingediend en verzocht om het horen van getuigen en het benoemen van deskundigen. Ter zitting van 3 april 2013 heeft de raadsman de lijst met verzochte getuigen aangepast en toegelicht zoals weergegeven in dit proces-verbaal.
Vooropgesteld overweegt de rechtbank dat zij het van groot belang vindt dat het verloop van deze strafzaak met voortvarendheid plaatsvindt.
Uit het dossier blijkt dat de zaak op 26 januari 2009 een aanvang heeft genomen door de schriftelijke aangifte van Drost B.V. namens een aantal ex-patiënten van verdachte en de opening van het gerechtelijk vooronderzoek op 9 februari 2009. Eerst in de maand september 2012 is het eindproces-verbaal door het Openbaar Ministerie ter hand gesteld aan de rechtbank en aan de verdediging. De exacte omschrijving van de verdenking volgde op
25 oktober 2012 door het uitbrengen van de dagvaarding.
De rechtbank heeft de zaak voor het eerst behandeld op 28 november 2012, dat wil zeggen twee maanden na binnenkomst van het proces-verbaal en één maand na het uitbrengen van de dagvaarding.
Gelet op de korte tijdspanne tussen het ter beschikking stellen door het Openbaar Ministerie van het proces-verbaal en de exacte verdenking was het, gelet op de omvang en complexiteit van deze zaak, voor de verdediging niet mogelijk de zitting van 28 november 2012 te benutten als regiezitting. Om de verdediging de mogelijkheid te geven de zaak te bestuderen is die zitting toen aangehouden tot 3 april 2013 voor het doen van onderzoekswensen.
Alhoewel de rechtbank begrijpt dat het voor alle betrokkenen in deze zaak van groot belang is dat de zaak zo spoedig mogelijk inhoudelijk wordt behandeld, kan de rechtbank zich bij de beslissingen op de onderzoekswensen niet alleen door het tijdsverloop laten leiden. Ook de verdachte moet in het kader van zijn recht op een eerlijk proces een redelijke termijn krijgen de zaak te bestuderen en zijn onderzoekswensen te formuleren en waar nodig te laten uitvoeren. De politie en het Openbaar Ministerie hebben ruim de tijd gehad voor het onderzoek in deze zaak en het uitbrengen van de dagvaarding. Dat behoort niet ten koste te gaan van de redelijke voorbereidingstijd van de verdediging.
Hoezeer het ook gewenst is deze zaak spoedig inhoudelijk te behandelen, dient met deze omstandigheid rekening gehouden te worden.
De verdediging wenst de getuigen te bevragen over drie onderwerpen, te weten:
1. de statusvoering door verdachte inclusief de schoning c.q. ordening van dossiers door anderen;
2. de diagnosestelling en de behandeling, en
3. de vraag of eerder en beter ingrijpen mogelijk was.
Daarnaast (4.) heeft de verdediging verzocht om twee getuige-deskundigen te benoemen.
De rechtbank zal de verzoeken van de raadsman per onderdeel bespreken.
1. De statusvoering door verdachte inclusief de schoning c.q. ordening van dossiers door anderen
De raadsman heeft ten aanzien van dit onderdeel verzocht om
- [getuige sub 1],
- [getuige sub 2],
- [getuige sub 3],
- [getuige sub 4],
- [getuige sub 5],
- [getuige sub 6],
- [getuige sub 7],
- [getuige sub 8],
- [getuige sub 9],
- [getuige sub 10],
- [getuige sub 11],
- [getuige sub 12] en
- [getuige sub 13]
als getuige te horen.
Ook verzoekt de raadsman toevoeging aan het dossier van een ordner die in het bezit zou zijn van dhr. dr. [V]. Indien [V] de ordner niet meer in zijn bezit heeft, verzoekt de raadsman ook hem als getuige te horen.
De raadsman heeft verzocht om het horen van [getuige sub 3] en [getuige sub 4]. Uit het dossier volgt echter dat dit één en dezelfde persoon betreft.
De verdediging heeft de verzoeken onderbouwd met de stellingen dat:
- door getuigen is verklaard dat de dossiervorming door verdachte te wensen overliet, terwijl verdachte zich op het standpunt stelt dat alle benodigde gegevens voorhanden waren;
- collega-neurologen de dossiers van verdachte “werkbaar” hebben gemaakt door stukken te verwijderen;
- de geluiden steeds sterker zijn geworden dat de medische dossiers van het MST incompleet waren.
De verdediging wil zelf controleren of er stukken met een medische meerwaarde uit de patiëntendossiers zijn verwijderd.
Gelet op de onderbouwing door de raadsman begrijpt de rechtbank het verzoek van de raadsman aldus dat de verdediging de verzochte getuigen niet wenst te horen over de wijze waarop verdachte invulling gaf aan de statusvoering, maar over de vraag of en zo ja welke stukken er uit de patiëntendossiers zijn verwijderd.
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd tegen de verzoeken op dit onderdeel verzet.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ter terechtzitting is door de raadsman desgevraagd meegedeeld dat de verdediging door het horen van getuigen wil onderzoeken of er sprake is geweest van meer dan schoning van de patiëntendossiers, te weten het verwijderen van medisch relevante stukken.
De getuigen [getuige sub 6] en [getuige sub 7] hebben verklaard dat de patiëntendossiers van verdachte werkbaar zijn gemaakt, in die zin dat briefjes en notities die naar het oordeel van die collega-neurologen niet van belang waren voor de patiëntendossiers, uit die dossiers zijn verwijderd.
Verdachte beschikt sinds oktober 2012 over de patiëntendossiers van de tenlastegelegde ex-patiënten. In de zaak van [Z] beschikt verdachte al langer over het patiëntendossier. Ondanks het feit dat verdachte dus al maanden beschikt over die dossiers, heeft de verdediging niet concreet naar voren gebracht welke medische informatie uit die dossiers gemist wordt. Ook nadat de raadsman daar ter terechtzitting meer keren naar gevraagd is, wordt geen enkel ontbrekend document genoemd, terwijl dat ter onderbouwing van het verzoek van de verdediging om op dit punt getuigen te bevragen wel op de weg van de verdediging ligt. Dit klemt temeer nu de collega-neurologen enkel hebben gesproken over schoning van het dossier en niet over vernietiging van medisch relevante stukken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdediging gelet hierop onvoldoende concreet gesteld dat en op welke onderdelen de getuigen meer of anders kunnen verklaren dan zij hebben verklaard, zodat verdachte door afwijzing van het verzoek niet in zijn verdediging wordt geschaad.
De rechtbank wijst de verzoeken van de raadsman tot het horen van getuigen over dit onderwerp af.
Het verzoek tot toevoeging aan het dossier van de door de raadsman genoemde ordner waarin verdachte volgens zijn raadsman informatie over patiënten heeft bewaard en die nu in het bezit zou zijn van [V] wordt eveneens afgewezen.
De verdediging heeft onvoldoende concreet gesteld
- welke stukken deze ordner bevat
- of het daarbij gaat om kopieën van stukken die zich reeds in de patiëntendossiers bevinden of dat het ook -andere- originele medische stukken betreft
- dat die stukken van belang kunnen zijn voor de statusvoering en door verdachte gestelde diagnoses en
- dat die eventuele stukken betrekking hebben op de tenlastegelegde ex-patiënten.
2. De diagnosestelling en de behandeling
De raadsman heeft ten aanzien van dit onderdeel verzocht om:
- [getuige sub 7],
- [getuige sub 14],
- [getuige sub 28],
- dhr. prof. dr. P. Scheltens,
- dhr. prof. dr. E.Ch. Wolters,
- dhr. prof. dr. C.H. Polman,
- dhr. prof. dr. J.W. Snoek,
- [getuige sub 15],
- [getuige sub 16],
- [getuige sub 17],
- [Z],
- [getuige sub 18] en
- mevr. Y.
als getuige te horen.
De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen het horen van [getuige sub 28], Scheltens, Wolters, Polman en Snoek, maar verzet zich gemotiveerd tegen het horen van de overige verzochte getuigen. Voor wat betreft de ex-patiënten die op de tenlastelegging voorkomen is door de officier van justitie nog aangevoerd dat voor het geval de rechtbank zal bepalen dat zij als getuigen dienen te worden gehoord, in overweging genomen dient te worden of die verhoren in de thuissituatie van die ex-patiënten kunnen plaatsvinden gelet op de veelal fysieke en psychische beperkingen van de getuigen.
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman tot het horen van [getuige sub 7], [getuige sub 14] en [getuige sub 28] toe, met bepaling dat deze getuigen door de rechter-commissaris zullen worden gehoord. Eveneens wijst de rechtbank het verzoek tot het horen van de deskundigen Scheltens, Wolters, Polman en Snoek toe, in die zin dat zij als getuige-deskundige op de nog nader te bepalen zitting, waar de inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden, zullen worden gehoord.
Het verzoek tot het horen van [getuige sub 15], [getuige sub 16], [getuige sub 17], [Z] en [getuige sub 18] wijst de rechtbank eveneens toe, nu de verdediging deze getuigen wil bevragen over de psychische en/of fysieke klachten die zouden zijn ontstaan door de vermeende foutieve diagnoses en de behandeling door verdachte. De rechtbank zal ambtshalve de vraag of en zo ja, in hoeverre de revisie lichamelijke en/of psychische gevolgen bij de getuigen teweeg heeft gebracht bij deze verhoren betrekken. Ook deze getuigen zullen worden gehoord door de rechter-commissaris.
Met betrekking tot het verzoek van de officier van justitie om de verhoren van deze getuigen in hun thuissituatie te laten plaatsvinden overweegt de rechtbank dat de belangenafweging als bedoeld in artikel 288, eerste lid onder b Sv eerst aan de orde komt wanneer een getuige na oproeping voor het verhoor niet verschijnt. Het is derhalve aan de rechter-commissaris om een belangenafweging maken tussen het belang van de verdediging en de belangen van de getuige, indien een getuige na oproeping niet verschijnt met een beroep op dit artikel.
Het verzoek tot het horen van Y wijst de rechtbank af, omdat de vragen die de verdediging haar wenst te stellen betrekking hebben op de conclusies van de psychiater en de klinisch psycholoog in het rapport van 3 december 2012 dat is opgemaakt naar aanleiding van het multidisciplinair onderzoek van Y.
De rechtbank zal daarom bevelen dat de deskundigen mevr. dr. J.R. Douglas Broers, psychiater, en dhr. drs. B. van Giessen, klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het NIFP, als deskundigen zullen worden gehoord door de rechter-commissaris.
3. Ten aanzien van de vraag of eerder en beter ingrijpen mogelijk was
De raadsman heeft verzocht
- [getuige sub 19],
- [getuige sub 20],
- [getuige sub 21],
- [getuige sub 7],
- [getuige sub 14],
- [getuige sub 22],
- [getuige sub 23],
- [getuige sub 24],
- [getuige sub 25],
- [getuige sub 26] en
- [getuige sub 27]
als getuige te horen over de vraag of er eerder ingegrepen had kunnen en moeten worden door de vakgroep Neurologie, de raad van bestuur van het MST, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en/of Openbaar Ministerie.
Indien sprake is van disfunctioneren en strafrechtelijk verwijtbaar handelen van verdachte, kan volgens de raadsman voor de uiteindelijke strafoplegging van belang zijn of anderen hun verantwoordelijkheid hebben genomen.
De officier van justitie heeft zich gemotiveerd verzet tegen dit verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek om [getuige sub 27] te horen af, nu [getuige sub 27] op verzoek van de verdediging (gedaan bij brief van 10 april 2009 aan de rechter-commissaris) reeds door de rechter-commissaris is gehoord, de raadsman daarbij aanwezig was en vragen heeft kunnen stellen en er door de raadsman concrete vragen zijn gesteld over het onderhavige onderwerp. Gelet op deze omstandigheden blijkt niet van de noodzakelijkheid tot het opnieuw horen van deze getuige.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging voor het overige, gelet op de onderbouwing terzake toe, met bepaling dat deze getuigen zullen worden gehoord door de rechter-commissaris.
4. Ten aanzien van het verzoek om contra-expertise
De raadsman heeft verzocht om dhr. prof. dr. M. Vermeulen te benoemen tot getuige-deskundige om een tegenonderzoek uit te laten voeren van de dossiers van de op de tenlastelegging vermelde ex-patiënten.
Daarnaast is verzocht om dhr. prof. dr. A.J.M. Loonen te benoemen tot getuige-deskundige om in de zaak van [A] duidelijkheid te krijgen over het verband tussen de voorgeschreven medicatie en de depressieve- en/of stemmingsstoornis, alsmede over de invloed van het medicijngebruik van verdachte op zijn medisch handelen. De officier van justitie heeft zich gemotiveerd tegen deze verzoeken verzet.
Voor wat betreft het verzochte tegenonderzoek door Vermeulen overweegt de rechtbank als volgt. Door de benoeming van Snoek heeft de verdediging al een tegenonderzoek laten uitvoeren. Het verzoek om een tweede tegenonderzoek zal daarom worden beoordeeld aan de hand van het noodzaakscriterium.
De eis van een eerlijke procesvoering kan meebrengen dat een verzoek om tegenonderzoek moet worden ingewilligd. Dat is afhankelijk van onder meer, voor zover hier van belang, de gronden waarop het verzoek steunt en het belang van het tegenonderzoek in het licht van de aanwezigheid van ander bewijsmateriaal of de overtuigende kracht van het bestreden onderzoeksmateriaal (o.m. Hoge Raad 8 februari 2005, LJN AR7228). De verdediging dient aldus te stellen om welke redenen zij het doen verrichten van een tegenonderzoek aangewezen acht, in die zin dat zij dient aan te geven om welke redenen zij meent dat de verrichte onderzoeken niet de juiste conclusies bevat.
De verdediging heeft aangevoerd dat er vragen gesteld kunnen worden bij de onafhankelijkheid en onbevangenheid van Scheltens, dat de geraadpleegde deskundigen niet zo uitgebreid hun bevindingen hebben beargumenteerd en dat er discrepanties zijn te vinden in de bevindingen van de deskundigen. De verdediging heeft evenwel niet gesteld om welke redenen de conclusies van de geraadpleegde deskundigen niet de juiste zijn. In zoverre is het verzoek van de verdediging ontoereikend gemotiveerd.
Voorts is in het vooronderzoek reeds een tegenonderzoek uitgevoerd door Snoek, terwijl de verdediging geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan een tweede tegenonderzoek dient plaats te vinden.
Snoek zal bovendien naast de deskundigen Scheltens, Wolters en Polman bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak aanwezig zijn en over zijn bevindingen en die van de andere deskundigen kunnen worden bevraagd. De rechtbank wijst het verzoek om deze redenen af.
Het verzoek tot het benoemen van Loonen als deskundige wijst de rechtbank toe.
Het door de officier van justitie aangevoerde bezwaar dat Loonen niet als onafhankelijk en onpartijdig deskundige kan worden gezien, omdat hij wetenschappelijke artikelen heeft gepubliceerd in samenwerking met psychiater mevr. dr. P. Kölling gedurende de periode dat verdachte bij die psychiater onder behandeling was, treft geen doel. Uit de enkele omstandigheid dat Loonen wetenschappelijke artikelen heeft gepubliceerd samen met een psychiater bij wie verdachte onder behandeling zou zijn geweest, volgt niet dat Loonen niet als onafhankelijk en onpartijdig deskundige kan optreden. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris voor het benoemen van Loonen als deskundige teneinde hem te laten rapporteren in de zaak van [A] over de vragen van de verdediging zoals die zijn vermeld in de aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities en over de vragen van de verdediging die zien op het medicijngebruik van verdachte en de invloed daarvan op zijn medisch handelen.
Resumerend:
gelet op het vorenstaande verwijst de rechtbank de zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank voor het horen van de getuigen:
- [getuige sub 7],
- [getuige sub 19],
- [getuige sub 20],
- [getuige sub 21],
- [getuige sub 14],
- [getuige sub 28],
- [getuige sub 22],
- [getuige sub 23],
- [getuige sub 24],
- [getuige sub 25],
- [getuige sub 26],
- [getuige sub 15].
- [getuige sub 16],
- [getuige sub 17],
- [getuige sub 18],
- [Z],
en van de deskundigen:
- mevr. dr. J.R. Douglas Broers,
- dhr. drs. B. van Giessen.
De rechtbank stelt daartoe de stukken in handen van de rechter-commissaris. Voor de aan de getuigen te stellen vragen verwijst de rechtbank naar de in de pleitnotities van de raadsman vermelde vragen en met inachtneming van hetgeen daarover in dit proces-verbaal is vermeld.
Tevens verwijst de rechtbank de zaak naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank voor de benoeming van prof. dr. A.J.M. Loonen tot deskundige. Het onderzoek dient ertoe de vragen van de raadsman zoals weergegeven in diens pleitnotities te beantwoorden. De rechtbank stelt hiertoe het dossier in handen van de rechter-commissaris.
De rechtbank beveelt de oproeping van:
- prof. dr. P. Scheltens,
- prof. dr. E.Ch. Wolters,
- prof. dr. C.H. Polman en
- prof. dr. J.W. Snoek
als getuige-deskundige voor de nader te bepalen zitting waarop de inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden.
De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van de officier van justitie een pro forma-zitting bepalen binnen drie maanden na heden om de voortgang van de zaak te bewaken. Het moment van deze zitting zal in overleg met het Openbaar Ministerie en de verdediging plaatsvinden. Op deze zitting zal de stand van het onderzoek tot dat moment worden besproken. De rechtbank streeft er naar om de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak te laten aanvangen in de maand november 2013.